Menu

Premium

Preekschets 1 Korinthiers 1:5a – openbare geloofsbelijdenis

Openbare geloofsbelijdenis

1 Korintiërs 1:5a

Door hem bent u in elk opzicht rijk geworden.

Schriftlezing: 1 Korintiërs 1:1-9

Het eigene van de zondag

In de openbare geloofsbelijdenis komen veel lijnen bij elkaar. Er is de persoonlijke geloofsontwikkeling van nieuwe christenen (meestal jongeren), die zich al dan niet in groepsverband op dit moment hebben voorbereid. Daarnaast ligt er een kerkelijke lijn: degenen die in het openbaar belijdenis doen worden vanaf dat moment belijdende leden van de gemeente en worden in veel gevallen vanaf dat moment ook toegelaten tot het avondmaal. De visie op geloof, catechese, sacramenten, gemeenschap en kerkkeuze resoneert mee, met alle verschillende posities die daarin ingenomen worden. Hierdoor wordt het moment van openbare geloofsbelijdenis in diverse gemeenten nogal verschillend getaxeerd en uitgevoerd. In deze schets wordt uitgegaan van een feestelijke zondag ergens in het voorjaar, waarin een groep jongeren van ongeveer achttien tot twintig jaar openbare geloofsbelijdenis doet, na een jaar lang belijdeniscatechisatie te hebben gevolgd.

Uitleg

De tekst staat in een waarderende inleiding van de brief waarin Paulus woorden geeft aan zijn respect en dankbaarheid voor de gemeente. In de inleidende hoofdstukken 1-4 legt Paulus de geestelijke basis voor zijn brief. (Voor de prediking van Paulus in Korinte: zie Handelingen 18.)

Uit de brief blijkt dat er veel aan de hand is in de gemeente: misstanden rond avondmaal, geestesgaven, relaties, liturgie, seksualiteit, offerdienst, juridische conflicten, onderling wantrouwen en zelfs ontkenning van de opstanding. Belangrijke thema’s waar in de christelijke wereld en in plaatselijke gemeenten nog steeds verschil van mening of conflicten over zijn. Voorwaar een pittig kippenhok, die gemeente van Korinte!

Des te meer is het bijzonder om te lezen op welke toonhoogte Paulus de gemeente benadert. Hij noemt de gemeenteleden ‘heiligen’ en begint met een dankgebed voor de gemeente. Dat is geen algemeen fatsoen, maar respect voor het werk van Christus, en het creëert een fundamentele verbondenheid met de gemeente. God danken voor een ander is een prachtige manier om onderlinge verbondenheid uit te drukken. Door de gemeenteleden te herinneren aan hun rijkdom, maakt Paulus ruimte om hen aan te spreken op de bijbehorende verantwoordelijkheid.

In dit dankgebed (1:4-9) vormt de uitspraak ‘u bent in elk opzicht rijk geworden’ een centrale gedachte. De rijkdom is ‘bewijs’ voor Gods genade in de gemeente (1:4) en wordt uitgewerkt in 1:6-7, waarna Paulus in 1:8-9 de introductie afsluit met een zegenbede en lofprijzing.

De rijkdom van de gemeente in Korinte is een opvallende lijn in de brieven van Paulus. Hij herinnert de gemeenteleden in 1:26 aan hun arme afkomst, die kennelijk passé is. Bijna sarcastisch schrijft hij in 4:7-10 over de zelfwaardering van de gemeente, in 5:6 over de zelfvoldaanheid, in 11:21-22 over de verachting van de armen. In een positievere toon schrijft Paulus over de rijkdom aan gaven in 12:4-11 en 13:1-3 en over de financiële mogelijkheden van de gemeente in 16:1-3.

Ook in de tweede brief aan de Korintiërs komt het element van de rijkdom van de gemeente een aantal keren voor. Kennelijk is de rijkdom van de Korintische gemeente beroemd. In 2 Korintiërs 8:7 schrijft Paulus over de rijkdom van de gemeente in geloof, kennis, welsprekendheid, energie en liefde. In 2 Korintiërs 9:11 wijst de apostel de gemeenteleden erop dat deze rijkdom een doel heeft. Hij spoort hen aan om vrijgevig om te gaan met Gods gaven, inclusief de financiële middelen die de gemeente heeft ontvangen.

In het introducerende dankgebed wordt de rijkdom van de gemeente kort benoemd in rijkdom in spreken (‘alles wat u zegt’), in kennis, in verwachting en in genadegaven. Deze uitwerking laat zich goed vullen vanuit het geheel van de brief (zie bovengenoemde verwijzingen).

Belangrijke notie is de verankering van deze rijkdom. Paulus betrekt het nadrukkelijk op de genade van God (1:4) en het getuigenis over Jezus Christus (1:6). Het woord bebaioô (verankeren) komt in deze korte tekst een tweede keer voor (zekerheid geven) en ziet dan opnieuw op het getuigenis van Jezus Christus, maar dan op de toekomst.

Wat breder in het bijbels onderwijs doet de formulering denken aan de uitspraken van Jezus over rijk zijn in God (Lucas 12:21, Openbaring 2:9; 3:17). Paulus speelt ook in andere brieven met de betekenissen van rijkdom: Efeziërs 2:7, 1 Timoteüs 6:18.

Aanwijzingen voor de prediking

Over rijk zijn valt veel te zeggen. In het christelijk geloof krijgt rijkdom een heel eigen klank. De uitdrukking ‘geestelijke rijkdom’ roept wellicht verlangen op, maar mogelijk ook weerstand, omdat er in de kerk soms veel vergeestelijkt wordt. Daardoor blijft de verbinding met de concrete werkelijkheid vaag. Het vergt geen ingewikkelde hermeneutische route om de opmerking van Paulus door te vertalen naar de gemeente nu, ook al zijn plaats, tijd en cultuur verschillend. Het rijk zijn kan – in het kader van de openbare geloofsbelijdenis – zowel tegen als over de nieuwe belijdende leden worden uitgesproken: ‘jullie zijn rijk’ en ‘wij zijn rijk met jullie’. Het is goed om je rijkdom te kennen, zodat je ervan leert genieten, deze leert gebruiken en ervan leert delen.

De rijkdom waar Paulus voor dankt, is in de eerste plaats een gezamenlijke schat van de gemeente. Bij rijkdom in spreken is te denken aan de vele talen die in Korinte worden gesproken, inclusief de extra taal die ze in de gemeente kenden, ‘klanktaal’. Rijkdom aan kennis zal te maken hebben met de denkkracht in de gemeente, inclusief de belangstelling voor wijsbegeerte en mystiek. De rijkdom aan verwachting was zo groot dat Paulus in hoofdstuk 15 moet oproepen om het gewone dagelijkse werk niet te vergeten. En de Korintische rijkdom aan geestesgaven is spreekwoordelijk geworden, hoeveel vragen er rond de zogenoemde bijzondere geestesgaven ook nog leven. De gemeente is in haar veelkleurigheid rijk. Die rijkdom is een gezamenlijke schat (ook al stelt die ons regelmatig voor ‘uitdagingen’). Als het lukt om in de preek ook iets van de rijkdom van de eigen gemeente te benoemen, wordt het concreet. Daarmee krijgt openbare geloofsbelijdenis in de gemeente ook profiel, omdat belijdend lid worden impliceert dat je deelt in de rijkdom van de gemeente en op jouw beurt ook bijdraagt aan die rijkdom.

In een belijdenisdienst kan aandacht voor de persoonlijke geloofskeuze niet ontbreken. Die ligt ook besloten in de bijbeltekst: in de verbinding met Jezus Christus. Daarin is Gods genade gegeven. Onder het gemeenschappelijke geloof ligt daarom de individuele blijdschap in Christus. Vanuit het tekstgedeelte is die in te vullen met de redding door Christus, de komst van onze Heer, de roeping om één te zijn met Hem en de trouw van God. De betekenis van Jezus Christus staat in alle tradities centraal in de belijdenisvragen en kan daarom in de preek niet ontbreken. De persoonlijke verbinding met de Heer motiveert om deel uit te maken van zijn kerk en van de plaatselijke gemeente.

Die persoonlijke kant krijgt extra profiel als we letten op de passieve vormen in de tekst: u bent rijk geworden, genade is u geschonken, het getuigenis is verankerd. Dat roept de vraag op naar het subject: God is bezig, Hij is de eerste. Het positioneert de mens als een ontvankelijk wezen. Met het oog op persoonlijke geloofsbelijdenis is aandacht voor Gods directe en indirecte handelen van belang. Dat geeft ook woorden aan het karakter van het geloof waarvan belijdenis wordt afgelegd.

Ten slotte geeft de plek van het dankgebed aan het begin van de brief aanleiding om te benadrukken dat openbare geloofsbelijdenis een begin is: de start van het leven als belijdend christen. In de brief komen veel onderwerpen aan de orde, die alles te maken hebben met levensstijl en strijd. Maar de brief begint met dankzegging. Daarmee staat het christelijk leven, zowel het persoonlijke als het gezamenlijke, vanaf het begin in het teken van de dankbaarheid, lofprijzing en zegenbede. Een mooie start voor levenslange groei in geloof en geestelijke rijkdom.

Liturgische aanwijzingen

Voor een belijdenisdienst geeft de inbreng van de belijdeniscatechisanten meerwaarde. Een voorbereidend gesprek bij de bijbeltekst biedt een kans om in de preek ook (gepast) persoonlijk te worden. Bovendien leven onder de jongeren ook ideeën over liturgie, liedkeuze en symboliek. Als ze zelf actief kunnen worden in de kerkdienst door iets voor te lezen of iets van zichzelf te laten zien, wordt de verkondiging over veelkleurigheid daadwerkelijk geïllustreerd.

In de symboliek kan het thema ‘veelkleurigheid’ of ‘rijkdom’ tot creatieve ideeën leiden. Rond de openbare geloofsbelijdenis zelf zijn er verschillende rituelen in omloop: een witte roos in het doopvont, knielen en een persoonlijke zegen, een persoonlijk getuigenis, toezingen door de gemeente. Het is passend om in de liturgie bij het Credo een vorm te zoeken waarin de persoonlijke geloofsbelijdenis wordt opgenomen.

Psalmsuggesties voor liedkeuze rond ‘rijkdom’: Psalm 19, 49, 111, 119, 150.

Geraadpleegde literatuur

Geen.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Blijf in mijn liefde’

De zesde zondag na Pasen, de laatste voor Hemelvaartsdag: in de ‘oude bedeling’ (waar zijn al die mooie, veelzeggende Latijnse zondagsnamen toch gebleven?) heet deze zondag Rogate, bidt! Willem Barnard schreef ooit: ‘Na Pasen gaat het van jubelen, Jubilate, via zingen, Cantate, naar bidden, Rogate.’ Zo is het en niet andersom: van expressie naar impressie, van de uitbundige jubel om zijn daden naar het ingekeerde gebed om Gods nabijheid… juist wanneer afscheid nadert.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Nieuwe boeken