Menu

Premium

Preekschets 1 Korintiërs 1:30

1 Korintiërs 1:30

…die voor ons van God is geworden wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing.

Schriftlezingen: Jes. 48:12-22; Mat. 5:20-24; 1 Kor. 1:18-2:5

Het eigene van de zondag

Algemeen
Vierde zondag na Trinitatis

Specifiek

Traditioneel is dit de zondag ‘der overvloedige gerechtigheid’, daar de oud-Romeinse traditie op deze zondag Matteüs 5:20-24 leest. Te overwegen is, bovengenoemde epistellezing vergezeld te laten gaan de perikoop uit Matteüs als evangelielezing. Profetenlezing: Jesaja 48:12-22. Jezus’ eis van overvloedige gerechtigheid in Matteüs stelt de woorden van Paulus in een specifiek licht: de kruisdood van Jezus was de dood van een leidende rechtvaardige die tot het eind tot vasthield aan de wil van God. Het zingen van Psalm 82 voegt daaraan het thema toe: hoe richt God de aarde? Het antwoord daarop is gelegen in de perikoop van Paulus.

Uitleg

Paulus schrijft aan een danig verdeelde gemeente. Hij heeft bericht gekregen uit Korinte, dat de gemeente die hij heeft achtergelaten ten onder dreigt te gaan aan partijschappen. Het punt van discussie is, dat diverse groepen in de gemeente zich op een van de voorgangers beroepen. Er is een groep aanhangers van Apollos, een groep aanhangers van Paulus en een groep die het met Petrus houdt. Onduidelijk is, of 1:12 (‘En ík van Christus!’) wijst op het bestaan van een zogenaamde ‘Christus-partij’ of dat het gaat om een uitroep van Paulus tegen de genoemde partijschappen. Op grond van 3:22 is dit laatste echter het meest waarschijnlijk.

Heel 1 Korintiërs is gericht op weerlegging van de verdeeldheid. De perikoop van vandaag is het eerste deel van Paulus’ openingszet (1:18-3:23): hij wijst alle menselijke wijsheid van de hand en verwerpt alles wat bij de mens in aanzien staat. Niets daarvan brengt de mens dichter bij God. Het enige aanknopingspunt waardoor de mens tot God komt, is Christus. Het contact gaat van God uit, niet van de mens. Om die reden kan Paulus aangeven hoe alleen God in Christus ertoe doet bij het leven van de gemeente. De gemeente moet niet bouwen op mensen als Apollos, Paulus en Petrus, maar op God (3:21-23).

Vers 18 noemt twee categorieën mensen: ‘hen, die verloren gaan’ en ‘ons, die behouden worden’. Hieruit spreekt Paulus’ apocalyptische visie op redding: hij verwachtte binnen korte tijd het oordeel van Godswege en daarbij zouden alleen wie ‘de naam van de Heer (= Christus) aanroepen’ gered worden (Rom. 10:13; vgl. 1 Kor. 1:2). Voor deze laatste groep is het woord van het kruis een dynamis van God: een haast zelfstandig werkende kracht waarmee God redding brengt.

In vers 19 citeert Paulus als begin van zijn betoog uit Jesaja (29:14). Aan het eind (3:22-23) besluit hij met vergelijkbare citaten uit Job 5:13 en Psalm 94:11. De bedoeling van deze citaten is, aan te geven hoe weinig de mens heeft aan zijn eigen rede, zijn eigen verstand: niemand bij zijn volle verstand offert zich op door vrijwillig te sterven aan een kruis. En het is al helemaal ondenkbaar, dat God zichzelf juist op deze wijze laat kennen.

Daarom stelt Paulus vanaf vers 20 in een dialectisch spel met begrippen de menselijke en goddelijke wijsheid en dwaasheid tegenover elkaar. Het is de mens niet gelukt om vanuit zijn eigen wijsheid tot God te komen (vs 21) en om die reden grijpt God in door een prediking die voor de mensen dwaasheid is. Het is als op een schaal: de allerhoogste wijsheid van de mens is dwazer dan de dwaasheid van God.

In vers 22 introduceert Paulus de twee groepen waaruit de gemeente van Korinte is samengesteld: joden en Grieken. Hij stelt dat joden een teken wensen te zien, terwijl Grieken wijsheid verlangen. In Paulus’ optiek heeft God hun geantwoord door hun waarden om te keren. Hij heeft de joden geantwoord met het teken van de gekruisigde Christus, die als wijsheid van God tevens een antwoord is op de vraag van de Grieken (vs 23-24). Gods openbaring in Christus – want daarom gaat het hier – is voor de joden een ergernis en voor de Grieken dwaasheid. Paulus’ joodse geloofsgenoten kunnen het niet plaatsen, dat God zich laat kennen in een gezant die niet als een politieke Messias de bezetter uit het land verdrijft, maar zichzelf verlaagt tot aan het kruis toe. En de Grieken, zij kennen allerlei manieren waarop hun goden ingrijpen, maar dat gebeurt nooit door af te zien van macht en door zelfopoffering.

Vers 26 is het begin van een nieuw argument. In het voorgaande ging het erom, dat God in de gekruisigde Christus de wijsheid van de mens tot dwaasheid verklaard heeft. Nu gaat Paulus een stap verder door te wijzen op de lage sociale status van de gemeente. De ekklesia van Korinte is samengesteld uit mensen van weinig aanzien, geld en macht. Dat God juist deze mensen heeft uitgekozen om tot zijn uitverkorenen te behoren (vgl. de terminologie in vs 18), is voor Paulus het bewijs dat Gods wijsheid voor de mens niet na te volgen is.

De verzen 28-31 benadrukken nog eens hoe weinig de mensen tot wie Paulus schrijft hun ‘uitverkiezing’ aan zichzelf te danken hebben. Zij hebben het niet aan hun wijsheid te danken en evenmin aan hun sociale status. Paulus beschrijft de oorsprong van de gemeente als een proces dat van God uitgaat. God heeft de ‘heiligen’ geroepen in Christus. Deze is door zijn volharden tot aan het kruis het ijkpunt geworden van ‘wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing’.

In vers 2:1 neemt Paulus het derde argument ter hand: het geloof van de Korintiërs is evenmin veroorzaakt door de schitterende retorica of het vertoon van wijsheid waarmee Paulus het evangelie heeft verkondigd. Hij deed dit namelijk ‘in zwakheid’ (vs -1). Het doel van zijn wijze van prediken was, dat het geloof dat eruit zou voortkomen, niet zou rusten in menselijke wijsheid, maar in God zelf (vs 5).

Aanwijzingen voor de prediking

  • Het gemeentebegrip van Paulus. Paulus is een apocalypticus. Hij schrijft in de veronderstelling dat God spoedig zal ingrijpen in de wereldgeschiedenis en de zaken definitief naar zijn hand zal zetten. De christenen zijn voor Paulus nu al gezet in de nieuwheid van het leven dat dan zal aanbreken. Zij zijn een ‘nieuwe schepping’, zij vormen het ‘lichaam van Christus’ en leven ‘in Christus’. De consequentie is voor Paulus, dat de christenen een hechte eenheid zouden moeten zijn. Twisten en splitsingen zijn uit den boze, letterlijk. Ook al delen wij het apocalyptische wereldbeeld niet met Paulus, toch kunnen wij ons veel voorstellen bij zijn nadruk op de eenheid van de gemeente. Hoe moeizaam verloopt het proces van hereniging respectievelijk vereniging van kerken wel niet vergeleken bij de pijnlijke eenvoud waarmee scheuringen tot stand komen? Het is moeilijker als gemeente een levende, organische eenheid te vormen, dan uiteen te vallen. Omdat het probleem waarmee Paulus te maken had, ook ons probleem is, kunnen wij ook met zijn oplossing aan het werk: alleen God, in Christus, is een goed fundament voor de gemeente.

  • God maakt zichzelf dus kenbaar, stelt zichzelf present in de gekruisigde Christus. Opmerkelijk is, hoe weinig moeite Paulus zich getroost om het bijzondere daarvan duidelijk te maken. Klaarblijkelijk is alleen de combinatie van deze twee woorden al een mirakel: gekruisigd en gezalfd. Hoe kan de gezalfde Gods nu een gekruisigde zijn?! Dit is een omkering van alle menselijke verwachtingen en wensen. Jezus, die wij uit de evangeliën kennen als degene die de weg van de gerechtigheid ging tot het einde, belandde aan het kruis. En juist die specifieke weg als lijdende rechtvaardige maakt hem tot de gekruisigde gezalfde.

  • Onze menselijke verwachtingen en wensen worden door Paulus samengevat als de joodse hang naar tekenen en de Griekse drang naar wijsheid. Beide zaken zijn ook moderne mensen niet vreemd. Een teken zou geweldig zijn! Geloven alleen op grond van het ‘woord van het kruis’, dus: alleen op hetgeen gezegd wordt, is een groot risico. Het is ontastbaar. Een zichtbaar teken dat de dood is overwon-nen is veel plezieriger. Het zou het leven veel leefbaarder maken. Maar: het is er niet. Evenzo zou het veel plezieriger zijn, wanneer wij God zouden kunnen begrijpen, narekenen. Maar helaas lukt ook dat niet. God, en zeker zijn bekendmaking van zichzelf in de gekruisigde Christus, valt niet na te rekenen, te begrijpen. Hij is niet de God van de filosofen, maar de God van Abraham, Isaak en Jakob (vgl. Pascal).

  • Hoe moet dat dan concreet in de gemeente? Het is de vraag naar de navolging van Christus. Daarbij speelt ‘gerechtigheid’ een belangrijke rol. Christus is degene die wij uit het evangelie kennen als de rechtvaardige die tot de dood toe naar de wil van God leefde en daarmee God present stelde. Navolging is dan meer dan alleen een voorbeeld nemen aal Jezus, het is zijn weg gaan door ‘in Christus’ steeds Gods wil voorop te stellen. Leven met het oog op de wil van God is een gezond christelijk leven. Dit heeft grote consequenties voor het persoonlijke leven, maar ook voor het leven van de gemeente. De belangrijkste is, dat we ons telkens moeten afvragen of onze drijfveren zuiver zijn of niet: gaat het ons om God of om onszelf?

Liturgische aanwijzingen

  • Psalm 82

  • Gezang 105 (LB)

  • Gezang 192 (LB)

  • Gezang 481 (LB)

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken