Menu

Premium

Preekschets 1 Petrus 1:3-5 – Pasen

1 Petrus 1:3-5

Pasen

Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop. Er wacht u, die door Gods kracht wordt beschermd omdat u gelooft, in de hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis die nooit verwelkt. U ziet de redding tegemoet, die aan het einde van de tijd zeker geopenbaard zal worden.

Schriftlezing: Matteüs 28:1-7; 1 Petrus 1:1-12

Het eigene van de zondag

Pasen is het ultieme feest bij uitstek. Als ergens de lofzang op zijn plaats is, dan bij dit feest. De tekstkeus wil die lofzang verbinden aan het nieuwe leven in Christus.

Uitleg

De inzet van Petrus’ brief is fors en praktisch tegelijk. In een krachtige verwijzing naar Pasen zet hij zonder omwegen de opstanding van Christus centraal. Maar de opstanding wordt in haar betekenis rechtstreeks op de huid van de gemeente geschreven. Voor een gemeente in de verstrooiing (1 Petr. 1:1) een hoopvolle boodschap die uitzicht biedt. Christus is niet alleen voor zichzelf opgestaan.

Het meest opvallend is overigens de toonzetting die Petrus kiest. Hij bespreekt niet wat er met Pasen is gebeurd, maar bezingt het als de definitieve perspectiefwisseling. Vanaf nu ziet de werkelijkheid er anders uit. Het evocatieve gehalte van zijn taalgebruik geeft aan heel de passage, zeker tot en met vers 12, een hooggestemd karakter. Vaak wordt in dit verband gewezen op de analogie met de lofzeggingen aan het einde van de diverse boeken der Psalmen en het zogenoemde Achttiengebed. Het verrassende van Petrus’ formulering is nu dat de God van die lofprijzing de Vader van Jezus Christus blijkt te zijn.

Rond het ‘opnieuw geboren’ is exegetisch (en theologisch!) een brede discussie ontstaan. Selwyn maakt vanuit het bestaande woordgebruik aannemelijk dat hier een nieuw stadium bedoeld is (dat ook echt aangebroken is), zowel op te vatten in wereldhistorisch opzicht als in het leven van de bekeerden.

De vertaling ‘levende hoop’ (zo nbg) verdient aanbeveling boven de nbv. Zo is het een krachtige (haast tautologische) aanduiding van het eigene van christelijke hoop (vgl. Rom. 12:12) tegenover hen die geen hoop hebben (1 Tess. 4:13).

In de erfenis die Petrus ter sprake brengt, klinkt bekend spraakgebruik uit het Oude Testament door. Het erfdeel (in het beloofde land) vormde een tastbaar bewijs dat God doet wat Hij belooft. Maar het was een erfenis die je verspelen kon. Dat zet die tijd en het beloofde land in het licht van de kwetsbaarheid. De formuleringen van Petrus beloven een erfdeel dat daar in alle opzichten boven verheven is: onaangetast, onverwoestbaar en onvergankelijk. ‘Gods belofte is een hemels deposito, bestand tegen de moker van de dood, het bederf van de zonde en de tand van de tijd’ (Van Houwelingen).

Bij het proeven van de gebruikte termen valt op dat de dood als het ware in spiegelbeeld aanwezig is in de drie aanduidingen. De variatie daarin laat zien hoezeer het bederf (de dood) zowel van binnenuit als van buitenaf kan komen.

De ‘oplevering’ van de erfenis zal plaatsvinden aan het einde van de tijd. Daarmee is het letterlijk een eschatologisch uitzicht dat Petrus tekent. Toch betekent dat niet dat de aandacht daarmee exclusief op dat einde gericht wordt. Van de ene kant wordt de erfenis ter sprake gebracht vanuit de kracht van de hoop. Van de andere kant worden de erfgenamen ervan verzekerd dat zij onderweg bewaard worden, zodat ze hun deel straks niet zullen missen. Daarmee ligt in dit gedeelte de aandacht bij de weg naar de erfenis.

Met de erfenis wordt dus ook meer aangeduid dan pure verwachting. In wezen is het toegezegd bezit (vgl. Hebr. 11:7). ‘Wij staan in het testament, wij zijn erfgenamen, wij hebben al een echte betrekking op de rijkdom, die voor ons is weggelegd’ (Van Ruler).

Aanwijzingen voor de prediking

  • De preek vraagt om een toonzetting in majeur. De lofzang (‘geprezen’) moet als een rode draad door alles heen lopen. Dat zou eventueel zelfs als een refrein aangebracht kunnen worden, bijvoorbeeld in deze trant: ‘Halleluja, Pasen is Gods nieuwe begin met ons.’ De preek kan dan structureel uitgewerkt worden als variaties op dat thema, zoals bij een muzikaal rondo. Het feestelijke van de Paasviering kan zo tastbaar worden (als er gelegenheid is voor de bediening van de doop zelfs feest in het kwadraat). In de preek kan dat ook als een levensrefrein aangereikt worden: dit vieren we dus elke zondag.

  • Het ‘opnieuw geboren’ moet de grote verrassing zijn in de verkondiging. Liever dan een uiteenzetting over wedergeboorte die verrassing midden in het leven zetten. De preek zou kunnen inzetten met het vastlopende leven. In het klein: als je vastloopt in een gesprek. In het groot: als partners uit elkaar groeien. Nog groter: als volken en zelfs rassen tegenover elkaar staan. Wie maakt er dan een nieuw begin? Wij krijgen geen vinger achter het kwaad. Maar God wel. Dat is de opstanding van Christus. Er is een nieuw begin gegeven.

  • Er ligt een geheim in dat nieuwe begin. Hier uitgedrukt in het woord ‘hoop’. In onze wereld groeit hoop uit een gemis of tekort. Dat geeft tegelijkertijd een diepe onzekerheid aan hoop. Zullen we ooit terreur uitbannen? Zal het lukken om vrede in het Midden-Oosten te krijgen? Gaan we het redden om de euro te handhaven? Daartegenover: de hoop van Pasen is levend. Het geheim van de christelijke hoop ligt in Christus die leeft. Dat is meer dan een individueel opengebroken horizon. Er is een nieuw tijdperk aangebroken.

  • Als we nu al zouden zien waarop we hopen, zou het geen hoop meer zijn (Rom. 8:24). Daarom hoort bij Pasen dat je leeft in verwachting. Hier ingetekend op weg naar de erfenis die wacht. De hoorders zijn ermee gediend als dat niet exclusief eschatologisch gevuld wordt. Anders wordt het gemakkelijk een onbereikbaar ideaal dat buiten de werkelijkheid staat. Het gaat om een blikrichting waarmee je op weg gaat. Onderweg naar die erfenis kun je, geconfronteerd met een wereld die vecht met bederf en ontbinding, in essentie de kracht van de hoop ervaren. Het is goed om dit te concretiseren in herkenbare christelijke praktijken: diaconaal, missionair, enzovoort.

  • De tekening van het einde mag aan het eind van de preek weer naar het begin leiden. De gemeente die de wereld weer in gezonden wordt, vindt in de concrete werkelijkheid geen ongerept leven terug. Maar ze mag leven vanuit het begin van de opstanding. Daarmee heeft ze de draad van de lofzang in handen.

Liturgische aanwijzingen

In de lezingen mag het Paasverhaal zelf niet ontbreken. In aansluiting op beide vorige schetsen is daarom de versie van Matteüs voorgesteld. In de liederen moet de lofzang domineren. In aansluiting op de vorige diensten is Psalm 118 een goede keus. De klassieke Paasgezangen hebben doorgaans de toonhoogte van de lofzang. Lvdk Gezang 200, 203, 205. Het is ook goed om een lied rond de erfenis in de dienst op te nemen: Lvdk Gezang 288, 290, 294.

Geraadpleegde literatuur

A.A. van Ruler, Het leven een feest. Meditaties over de kerkelijke feesten, Nijkerk, 1972; E.G. Selwyn, The first Epistle of St. Peter. The Greek Text, with Introduction, Notes and Essays, Londen, 1974; P.H.R. van Houwelingen, 1 Petrus. Rondzendbrief uit Babylon, Kampen, 1991.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken