Menu

Premium

Preekschets 1 Petrus 3:15

1 Petrus 3:15

Cantate

Erken Christus als Heer en eer hem met heel uw hart. Vraagt iemand u waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om u te verantwoorden.

Schriftlezing: 1 Petrus 3:13-22

Het eigene van de zondag

De paasjubel van de vorige week, zondag Jubilate (‘Jubelt’), wordt iets bescheidener van toon in de naam van deze zondag Cantate (‘Zingt’). De naam is ontleend aan Psalm 98. Het is echter nog volop paastijd en dat zal in de liedkeuze zeker tot uiting kunnen komen.

In veel gemeenten wordt, op aanbeveling van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, op de zondag die het dichtst bij 4 en 5 mei is, dit jaar dus op deze zondag, aandacht besteed aan deze nationale gedenkdagen: herdenking van de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog en daarna, en de viering van de bevrijding, bevrijdingsdag. In een aantal gevallen gebeurt dit in oecumenisch verband.

Uitleg

De aanname dat 1 Petrus doopliturgie is of elementen van een doopliturgie bevat, is voornamelijk gebaseerd op dit gedeelte en dan op 3:18-22 in het bijzonder. De gehele perikoop sluit aan bij de bijdrage van vorige week. In dit gedeelte wordt wel meer de nadruk gelegd op het feit van gezegend zijn, meer dan op de mogelijkheid van het lijden. Petrus gebruikt hier halve citaten van Jesaja en ook haalt hij Jezus aan, zoals we verderop zullen zien. De wijze van citeren is echter aangepast aan zijn eigen betoog. Petrus gebruikt het apocalyptische materiaal voor zijn eigen visie op de toekomst en de laatste dingen. De bevestigingen in vers 13, 14 en 15 zijn afkomstig uit de wijsheidstraditie, maar hebben hier een eschatologisch doel. Als het aankomt op de dag van het oordeel komen zij die zich inzetten voor het goede (vs. 13), lijden omwille van de gerechtigheid (vs. 14) of Christus als Heer erkennen (vs. 15) er beslist beter van af.

In vers 13 is sprake van zèlootai (‘zeloten’, ‘ijveraars’). De zeloten waren een joodse groepering, waarvan het nog maar de vraag is hoe deze groep ten tijde van Petrus in de hellenistische context functioneerde. De zeloten als groep staan voor bepaalde morele standaarden, zoals moed, waarheid en vroomheid. Algemeen wordt aangenomen dat hier niet de religieuze groep bedoeld wordt, maar het werkwoord zèloöo (‘ijveren’ of ‘nastreven’).

Het woord alla aan het begin van vers 14 versterkt opnieuw de verzekering dat het goed komt met de goeden. De inhoud van dit vers klinkt als de zaligspreking uit Matteüs 5:10, maar dan toch net anders. De zaligspreking luidt: ‘Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.’ Gaat de zaligspreking meer uit van de constatering dat er sprake is van vervolging, Petrus accentueert het lijden vanwege de gerechtigheid. Het is een nuanceverschil, maar dit past beter bij de werkelijkheid van de hoorders. Ook de werkwoordsvorm, een optativus, geeft een aansporing aan, alsook de bemoediging van het uithouden.

De tweede helft van dit vers is een aanpassing van Jesaja 8:12: wees niet bang voor wat hun angst aanjaagt, heb er geen ontzag voor. De combinatie fobon fobèthète laat de originele Hebreeuwse constructie zien.

In vers 15 gaat Petrus verder met het citaat uit Jesaja 8:13, waarbij hij ‘Christus’ en ‘Heer’ verwisselt. Hij identificeert Christus nog niet als Heer, maar werkt er wel degelijk naar toe. Het woord hagiasate (‘erken’, NBV; hagiazoo, ‘wijden’, ‘heilig achten’, ‘heiligen’) verklaart dat iets heilig is. De bede uit het Onze Vader: ‘uw naam worde geheiligd’ is daar een goed voorbeeld van. De aanduiding van iets wat heilig is, is belangrijk in de joodse context. Immers, Gods heiligheid wordt door Israël aan de volkeren bekendgemaakt. Analoog geldt voor de heiligheid van Christus dat deze door de christenen bekendgemaakt moet worden. De uiteindelijke erkenning van de heiligheid van Christus vindt in de harten van de mensen plaats. Dit is tevens een hulpmiddel voor de volgelingen van Jezus: zij kunnen in hun hart antwoorden als zij voor het tribunaal gebracht worden.

Petrus introduceert hier het begrip ‘klaarstaan’. Dat geldt voor het hier en nu, en is een bereidheid in de eschatologische context. De houding van de leerlingen moet erop gericht zijn altijd gereed te staan voor de komst van de Zoon des mensen. Iedereen moet op elk moment klaarstaan om verantwoording af te leggen, niet alleen ten overstaan van de overheid, maar aan iedereen die daar om vraagt.

Het woord alla (maar) in vers 16 geeft nogmaals een versterking aan van het hart dat op God gericht moet zijn, wat tot uiting komt in iemands gedrag naar anderen toe.

De verzen 18-22 worden vaak als losstaand gezien, maar het begin, hoti kai Christos (ook Christus immers), is identiek met 2:21-25. Dit gedeelte is ook te lezen met alle accent op Jezus als eerste en sublieme voorbeeld van het goede gedrag dat Petrus van zijn hoorders vraagt. Als tweede punt is van belang dat Jezus iemand is die door zijn werk dit gedrag ook mogelijk maakt. In deze verzen is het voorbeeld van Jezus groter dan in hoofdstuk 2, bijvoorbeeld dat het om meer dan lijden vanwege het goed doen gaat. Mogelijk is ook hier Jesaja 53 voor Petrus een inspiratiebron geweest. Een vroegchristelijke hymne is ook een optie, maar het blijft speculatie.

Aanwijzingen voor de prediking

We vinden de kern van de eerste Petrusbrief in de perikoop van vandaag. Petrus houdt zijn gehoor voor dat lijden voor Christus glorieuze gebeurtenissen tot gevolg heeft. Deze glorieuze gebeurtenissen werkt hij verder uit in de overwinning van Christus op de dood, de reis van Christus naar de hemel en de instelling van een universele heerschappij over alle denkbare machten. Zo samengevat zal dit echter geen plaats in een preek kunnen krijgen en ver van de belevingswereld van de hoorder af staan.

Het gekozen vers kan waarschijnlijk dichter bij de hoorders van nu gebracht worden als de prediker de vraag waar mensen voor gaan in het midden legt. Wat heeft hun passie? Wat is hun drive om zich in te zetten? Deze inzet kan op het gebied van werk zijn, maar ook vele terreinen van vrijwilligerswerk drijven op mensen die gepassioneerd hun bijdrage geven. Als deze passie herkend wordt, zou deze gedrevenheid dan ook van het geloof in Christus kunnen gelden? Om nog maar niet te spreken over hartstocht voor de kerk van Christus.

In de preek kan de vraag naar voren komen of je bereid bent verantwoording af te leggen van je geloof. Zo zou je ook een rolmodel voor andere gelovigen kunnen zijn, zonder dat hier overigens direct een ideaalbeeld aan gehangen hoeft te worden. Volgeling van Christus zijn is in zijn spoor gaan. De levensstijl van Jezus staat model voor het leven in de gemeente, zonder 100% garantie op succes.

Petrus vraagt een totale inzet. Je hele bestaan moet gericht zijn op het eren van Christus. Wie de evangelielezing uit Matteüs 22 kiest, zal deze totaliteit ook daar terugvinden. God liefhebben met hart, ziel en verstand en nog helemaal ook. Het lijkt erop dat het christelijke geloof een totaalinzet eist. Kun je dat van mensen vragen? Waarom is er dan ook een verschil in passie voor het geloof en voor andere zaken te vinden? Wat maakt het verschil? Op deze zondag die traditiegetrouw de naam Cantate (‘Zingt’) draagt – en als er iets is wat met verve gedaan wordt, is dat zingen – is dit verband wel te noemen.

Wie een samenhang met de nationale feestdagen van 4 en 5 mei wil aangeven, kan mogelijk in literatuur of film zoeken naar identificatiefiguren die, ongeacht de omstandigheden, in hun optreden volgeling van Christus zijn gebleven. Door het gebruik van moderne kunstuitingsvormen naast de eerste Petrusbrief kan de inhoud dichter bij de hedendaagse hoorder worden gebracht.

Liturgische aanwijzingen

Als evangelielezing is Matteüs 22:36-40 over het grote gebod een mogelijkheid. De evangeliegedeelten over de doop van Jezus, bijvoorbeeld Lucas 3, sluiten aan bij de verwijzingen naar de doop. De erkenning van Jezus door Petrus (Matt. 16:13-20) zou ook gelezen kunnen worden. In de liederen bij deze perikoop wordt het accent op de doop en de doopgedachtenis gelegd: LvdK 337, 338; ZG II/70 en II/118; Tt 164. Gezang 211 (LvdK) is een passend paaslied. Zingen is naast dubbel bidden ook zeker een uitingsvorm waarin mensen getuigen van de hoop waarop men zich baseert. Liederen waarin dit tot uiting komt, zijn bijvoorbeeld Psalm 98 en Gezang 225 (LvdK). Gezang 235 (LvdK) hoort traditioneel bij de zondag na Hemelvaart, waar de leerlingen als wezen achterblijven, maar geeft ook mooi de gezochte eenheid in Christus aan. Uit de bundel Hoop van alle volken zijn lied 82 en 86 een mooie keuze.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken