< Terug

Preekschets 1 Samuël 6:20

1 Samuël 6:20

De burgers van Bet-Semes vroegen zich af: ‘Wie kan de aanwezigheid van de Heer, die heilige God, verdragen? Bij wie kunnen we de ark kwijt?

Schriftlezing: 1 Samuël 6

Het eigene van de zondag

Vakantie is voor veel mensen even zwerven, voor menigeen zonder te weten waar hij komen zal. Maar altijd weer in het vertrouwen dat men thuis komen. Een mooie metafoor voor ons als gelovigen. We zijn onderweg. God is dat ook.

Uitleg

Vers 1. De ark is nog in Filistijns gebied, zeven maanden lang inmiddels. Vers 2. Na het besluit de ark terug te sturen, is de vraag nu: hoe? De Filistijn kent de Schriften niet, maar heeft respect voor de macht van jhwh. Onder anderen waarzeggers moeten het antwoord geven.

Vers 3. Men denkt dan aan een schadeloosstelling om de toorn van jhwh af te kopen. Een zoengeschenk waarin de erkenning van schuld ligt opgesloten. Zo neemt de ark de rijkdom van Filistea mee naar Israël. Dit roept herinneringen op aan de uittocht uit Egypte.

Vers 4. De schadeloosstelling moet bestaan uit beelden van de gezwellen. Het zou wat banaal zijn om hier van aambeien te spreken. Maar die spot zit er natuurlijk wel in. Ook de stadsvorsten hebben eraan geleden. Er wordt een verband gelegd tussen schuld en ziekte. Hun kwalen interpreteren zij als een straf van jhwh. Daarmee erkennen zij zijn macht. In het zoengeschenk zit een ‘stomme bede’ (Goslinga) opgesloten.

Vers 5. Blijkbaar is er ook een muizenplaag geweest. Maar waar het om gaat, is de Kabod: ‘om zo eer te bewijzen aan de God van Israël’. De God van Israël krijgt zijn eer en glorie terug. De Filistijnen weten hoe je met God omgaat.

Vers 6. Zij refereren rechtstreeks aan de lotgevallen van farao wiens verzet ook nutteloos was. jhwh heeft bij de volkeren rondom zijn Naam en eer gevestigd. Talal hifal betekent: ergens de spot mee drijven. ‘Toen Hij wonderlijk met hen gehandeld had’, vertaalt de sv. Zie ook Jeremia 38:19. Zo gaat jhwh met de vreemde machten om. Wie zich tegen de Kabod verzet, vernedert zich.

Vers 7. Een nieuwe wagen: als iets door mensen is gebruikt, is het geprofaniseerd (De Vaux, II 314 e.v.). Hetzelfde geldt voor de koeien: zij mogen nog geen dienst voor een mens gedaan hebben en moeten volledig vrij zijn voor jhwh. Daarom worden de kalveren weggehaald.

Vers 8. Zonder menselijke begeleider weten zij, geleid door de ark, hun weg te vinden. Merkwaardig dat de koeien dan regelrecht naar hun doel lopen en niet naar hun kalveren in de stal. Koeien gaan mensen voor in de dienst aan de Heer. jhwh kent de weg die Hij wil gaan – de eigen weg.

Vers 9-12. Bet-Semes betekent huis van de zon. Door de koeien wordt duidelijk dat jhwh aan het werk is en geweest is. De Heer handelt tegen de natuur in. De natuur gehoorzaamt Hem. Ook hierin zit humor verborgen. De priesters van beide kanten gingen de verkeerde weg met de ark omdat zij Hem niet gehoorzaamden: koeien gehoorzamen Hem wel (Jes. 1:3). Ze loeiden wel, maar bogen niet af naar links of rechts. De wil van de Heer te doen weegt zwaarder dan het gemis van hun kalveren.

Vers 14. Bijzonder is ook dat de wagen in Bet-Semes tot stilstand komt. De koeien en de wagen worden geofferd, ze hebben hun dienst gedaan en bereiken nu hun bestemming als aan jhwh gewijde offerande.

Vers 19. Maar de bevolking van Bet-Semes werd gestraft, omdat ze naar de ark van de Heer hadden gekeken. Men met de sv vertalen dat zij in de ark gezien hadden. Waarschijnlijk is men uit nieuwsgierigheid zo dicht genaderd dat men de heiligheid van de ark uit het oog verloren heeft. Men wilde haar met de ogen in bezit nemen. Eigenlijk de zonde waarom de ark uit Israël weggegaan is. Men wil beschikken over jhwh.

Aanwijzingen voor de prediking

Beschikken willen over God, is dat niet de oerzonde van de mens? Heeft de mens niet om die reden het paradijs verloren en Israël de ark en de tempel? Ook de Filistijnen verliezen Hem, evenals de inwoners van Bet-Semes. Waar is God veilig? Waar jhwh de Heer zijn? Waar Hij wonen? Thuis zijn?

Heeft God een plaats in onze wereld? Waar wil men Hem niet van zijn eer beroven?

Zo zwerft de ark zonder onderkomen. jhwh zoekt een plaats. Die zal Hij kiezen in Jeruzalem. Daarheen is de ark, op een wagen getrokken door twee koeien, op weg, opdat vanuit Jeruzalem geregeerd zal worden. Pas als God in veiligheid woont, zal ook Israël kunnen wonen en als Israël wonen, zal ook de mensheid kunnen wonen.

De Filistijnen onderwerpen zich noodgedwongen. Vernederd laten zij de ark met hun rijkdom gaan. Egypte is hun ten voorbeeld. jhwh is niet tegen te houden. Hij baant een weg: ‘Laat die wagen zijn eigen weg gaan.’ De weg van de Heer is een wonderlijke in deze wereld. Zijn majesteit is een wagen, getrokken door twee loeiende koeien. Zijn eigen weg. Waar is de Kabod? Wie ziet hier jhwh?

Ook de Israëliet ziet Hem niet, juist hij die te dichtbij komt, ziet Hem niet. Hij sterft. Geen mens kan over Hem beschikken, maar hoe vaak proberen wij dat met ons willen begrijpen, onze verwachtingen, gebeden, dogma’s, ‘bezitterige en nieuwsgierige blikken’?

De heiligheid van God vraagt afstand. ‘De inwoning van de Eeuwige bezorgt ons geen gemak’ (Barnard). Houden wij genoeg afstand in onze woorden, eredienst, manier van kerk-zijn? Is eerbied onze grondhouding? Of mag Hij er gezellig bij komen en ook meedoen? Het is niet eenvoudig de sfeer van dit gedeelte te tekenen, maar er zit iets in van een zwervende God die eenzaam onderweg is omdat niemand waardig gevonden wordt in zijn nabijheid te verkeren. De afstand tussen Hem en de mens roept vrees op. Kennen wij die vrees? Kunnen we ons daar nog iets bij indenken? En zo niet, is dat dan niet Ikabod? Is Hij als zodanig niet verdwenen uit ons midden, maar zoekt Hij terug te komen?

‘Wie kan de aanwezigheid van de Heer, die heilige God, verdragen? Bij wie kunnen we de ark kwijt?’

Hijzelf zal de weg wel vinden. Daar is geen mens bij nodig. (Stomme) koeien doen zijn wil, Hij regeert en Hem behoort alles toe, de koeien worden geofferd als ze zijn wil gedaan hebben.

Waar kan Hij wonen? Waarheen is de ark onderweg? Terug naar Silo kan niet. Dat is verwoest. Er is een openheid in dit gedeelte. Laat de koeien de wagen trekken. Laat de weg aan Hem over. Waarheen richten wij onze blik? Op de toekomst of de restauratie van het verleden?

Waar kan Hij wonen? Waarheen is de ark onderweg? Daarheen waar de Mensenzoon bereid is jhwh’s eigen weg te gaan en ‘het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht’ (Fil. 2). Daar wordt de eer van God niet gestolen. Aan een kruis wordt Hij tot het uiterste gehoorzaamd, daar is zijn Kabod verborgen in het offer. ‘Hier ben Ik, o God, om uw wil te doen.’ Daar wil de mens niet over God beschikken, maar beschikt God over de mens. Daar zijn God en mens verzoend. De Mensenzoon staat op uit de doden zoals de ark terugkeert uit Filistea, Israël uit Egypte, Babel en Auschwitz. De ark van jhwh, zijn Kabod, is onderweg naar het nieuwe Jeruzalem.

Liturgische aanwijzingen

Het is de zesde zondag van de zomer, de achtste na Trinitatis. Als nieuwtestamentische lezing kan men denken aan Filippenzen 2:5-11. Liederen waaruit een keuze gemaakt kan worden: Psalm 25:7; 33:7, 8; 86:4. Gezang 3; 34; 35; 150; 151; 158; 218; 223; 446; 465:4, 5.

< Terug