Menu

Premium

Preekschets 2 Koningen 4:1-2

Een preekschets voor de zomertijd

Op een keer riep de vrouw van een van de profeten Elisa’s hulp in: ‘Mijn man, uw dienaar, die zoals u weet altijd groot ontzag had voor de HEER, is gestorven. Nu zal mijn schuldeiser komen en mijn twee kinderen als slaven meenemen.’

  • Bijbelgedeelte: 2 Koningen 4:1-7
  • Preektekst: 2 Koningen 4:1-2
  • Thema: Overvloed in waanzinnige tijden

Liturgisch kader

Wanneer we de verhalen van Elisa en Elia bekijken, dan zien we telkens weer het spel van macht en tegenmacht. Denk aan het woordspel Belialszonen (letterlijk: nietsnut) – Izebel (letterlijk: dorheid) – Baäl in 1 Koningen 21. Terecht verwijst Van Nieuwpoort ook naar de Redder, die in het Tweede Testament op vals getuigenis werd omgebracht. Macht en tegenmacht: de Ene tegenover de Baäls en de Astartes, het land dat de Ene toebehoort tegenover diegene die zich het land toe-eigent, de machtige vorst tegenover de vluchtende profeet. Er zijn nogal wat overeenkomsten met Elia en de vrouw uit Sarfat in 1 Koningen 17 en het verhaal van Elisa in 2 Koningen 4.

Laten we beide verhalen uit 1 en 2 Koningen naast elkaar leggen:

1 Koningen 17

Weduwe uit Sarfat
Honger
Een beetje olie en meel
Olie en meel raken niet op

2 Koningen 4

Weduwe van profeet uit Israël
Schuldeiser
Een Zalfflesje olie
Olie vermenigvuldigt zich

Het verhaal van 2 Koningen lijkt verdacht veel op wat ook nu nog in veel wereldstreken gebruikelijk is: bij schulden worden de kinderen toegewezen als (kind) slaven aan de schuldeiser; niet zelden eindigen die dan in de prostitutie of als kindsoldaat. In die tijd waren natuurlijke beschermers nodig om te kunnen overleven en die beschermer was nu juist overleden. Ahazia, de nieuwe koning over Israël en opvolger van Achab, was in dezelfde lijn als Achab doorgegaan, tégen de geest van de Thora: dus opeenstapeling van afgoderij en onrecht. Aan de Thora kwam men niet toe: deze geschiedenis speelt zich af in Israël, al is plaats en persoon anoniem gebleven. Elisa ben Sjafat (De Heer redt + Hij die richt) is profeet geworden in de plaats van Elia (de Heer is God). Het gaat dus niet om wonderdaden, maar om geducht werk van de Heer.

Uitleg

Vers 1 zet in met een (anonieme) vrouw, die echtgenote is van een van de profetenzonen (met daarin de woordstam ‘neviim’). ‘Profetenzonen’ moet niet al te letterlijk worden verstaan als een biologische zoon van de profeet, maar eerder als iemand die school heeft gemaakt onder de profeten, mogelijk Elia of Elisa zelf. Wat méér is, de overledene was iemand die ontzag heeft voor de Heer. Elisa heeft met die profetengemeenschap contact gehad.

Onder het verhaal zit dus de Thora. De weduwe pleit op het feit dat haar man een trouw dienstknecht was van de Eeuwige. Krachtig laat de Hebreeuwse tekst dan ook zien dat de weduwe Elisa letterlijk toeschreeuwt. De werkwoordsvorm die hier wordt gebruikt, is de sterkst mogelijke uiting van wanhoop en er klinkt zelfs een ondertoon in van verwijt naar Elisa en JHWH. De Naardense Bijbel heeft: ’heeft Elisja toegeschreeuwd’, en dat komt heel dicht in de buurt van de oorspronkelijke betekenis en geeft veel helderder de verwijtende en wanhopige kreet weer dan de NBV weergeeft: ‘riep om hulp’. De vrouw roept niet om hulp, maar om recht vanuit Thora! Van Gelderen: ‘Geen van de bepalingen (in de Thora) geeft aan dat een schuldeiser het recht heeft om datgene te doen, wat de moeder van deze tekst vreest: zichzelf betaling te verschaffen door mensen mee te nemen in slavernij, zonder minnelijke schikking. Dat is nu precies tegen de geest van Thora en plaatst de schuldeiser in de lijn van Achab an Ahazia! Daarmee is de setting niet een armoedige, meelijwekkende weduwe, maar de inzet is Thora, en daar is de eer van de Heer mee gemoeid.’

Vers 2: Opvallend is dat Elisa eerst vraagt wat (Hebr.: mah) de weduwe nog in huis heeft: ‘een kruikje olie’, een zalfflesje olijfolie. Dat is te weinig: niet eens voldoende om nog wat mee te bakken voor haar gezin, of, minstens even belangrijk, net voldoende om gasten te verzorgen. Het Hebreeuws hanteert bij de vraag van Elisa aan de weduwe een vorm van het werkwoord ‘dabar’, een kernwoord dat ook wordt gebruikt voor het spreken en handelen van de Heer ineen. ‘Zég me’ draagt de notie mee van ‘doen’: het gaat om wat er nog is en wat ze zelf nog kan doen. ‘Melden’ is daarom een goede vertaling. Daar wordt zowel een appel gedaan op Gods mogelijkheid tot handelen als op wat die vrouw zelf nog kan doen. ‘Wilde ze geholpen kunnen worden, dan moest zij in ieder geval nog iets in huis hebben.’ Het is geen magie: vergelijk ook 1 Koningen 17. Tegenover de magie van het huis van Achab staat het koningschap van de Heer, die als het ware samenwerkt met de mogelijkheden van mensen. Zo moet (vers 3) zij ook de buurt inschakelen en alle vaten en flessen die ze te pakken kan krijgen.

Vers 4: Magie vindt plaats in het openbaar, voor iedereen te zien; God doet daartegenover zijn tekenen in het verborgene. De vrouw moet de deur sluiten. Hier wordt de aandacht van Elisa weggeschoven naar het handelen van Jahweh, niet voor de buitenwacht te zien. Die mag zich achteraf verwonderen. Het gaat om het geheim van het geloof aan het profetische Woord. En dat is tegengesteld aan de krachtpatserij van Achab en in zijn voetspoor Ahazia.

Vers 5: De Hebreeuwse tekst brengt heel duidelijk tot uitdrukking dat het proces ál maar doorging, van vat tot vat, ze bleef maar doorgieten, het kruikje raakte niet op. Er staat een participium ‘meyatsequet’, ze bleef maar doorgaan met uitgieten; meest letterlijk: gietende en gietende… Haar zonen brachten de vaten, en daar staat een werkwoordsvorm die ook de herhaling van de handeling heel goed weergeeft, prachtig vertaald door Oussoren in de Naardense Bijbel: ‘dan reiken ze haar aan en zij giet maar door’. Ook hier weer het verborgene. Het gaat niet over het mirakel, al hebben die zoons vast wel stomverbaasd gekeken wat daar gebeurde. Het feit dat daar helemaal niets over wordt gezegd, toont al aan dat het om Thora gaat: die vrouw wordt recht gedaan en in de vrijheid geplaatst, weg van de slavernij vandaan. In profetie gaat het om bevrijding en bevrijdend handelt de Heer.

Vers 6 en 7 laten zien dat het proces doorgaat, totdat alle vaten vol zijn. Zij mag haar schulden aflossen en er is voldoende om van te leven, voor haar en haar zoons: zij is met de slavernij voor ogen uitgeleid en haar gezin ook. Het gaat hier niet alleen om onvoorwaardelijk geloof in de profeet Elisa, maar ook om dat de Heer de naam van Elisa waarmaakt: de Heer redt. In die zin toont de Heer zich als Bevrijder en wordt er een verbinding gelegd met gehoorzaamheid en Gods uitredding. Vergelijk ook Psalm 112.

Aanwijzingen voor de prediking

Voor de prediking is het van belang om uit te leggen dat het hier niet gaat om wonderen, maar om recht. Ook is het van belang te zien dat er een verbinding is met wat die vrouw zelf in huis heeft en hoe zij samenwerking zoekt met anderen op gezag van de profeet van JHWH, Elisa. Dat sluit een wonderteken zeker niet uit van Godswege, maar het draait altijd om meer, namelijk dat de Heer een teken stelt, dat ook verklaart hoe en waar Hij aanwezig is. Verder kan er rustig een verband worden gelegd met kindslavernij (waaronder prostitutie en kindsoldaten!), zoals die ook nu nog voorkomt in veel Arabische landen, en de koehandel in vluchtelingen. Iemand hoeft geen politieke prediking toe te passen om te zien dat het hier gaat om macht (die van de schuldeiser) tegenover de Heer, die recht verschaft. Ten slotte is het van belang om uiteen te zetten dat recht altijd vertaald wordt in handelingen van Godsvertrouwen en recht doen aan de naaste. Zo wordt de Heer geëerd.

Liederen

  • Psalm 112 en 117
  • Nieuwe liedboek 818, 825: 1, 5, 7, 9, en 10, 827 als inleiding tot de lezing uit het Eerste Testament, 717 en als slotzang 885
  • Zangen van zoeken en zien 330 en 331
  • Johannes de Heer Lied 57
  • Verzamel Liedboek, ‘De steppe zal bloeien’, met name vers 3
  • Hemelhoog, Kinderlied HH 237, 252, 258 en 264

Johan Lotterman is gepensioneerd voorganger van de Vrije Evangelische Gemeente Beverwijk en van Luthers Zeist.

Geraadpleegd

  • Ed. Brown, Hebrew and Chaldaic Lexicon of the Old Testament, Oxford 1959
  • H.A. Brongers, 2 Koningen, Callenbach (Nijkerk), 1970
  • C. Van Gelderen, 2 Koningen vol. 2, Kok (Kampen), 1956
  • W.J. Dekker, Elisa, Boekencentrum (Zoetermeer), 2010
  • A. van Nieuwpoort, Tegengif, Skandalon (Vught), 2013
  • Th. Naastepad, Elia, Kok (Kampen), 1986

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken