Menu

Premium

Preekschets 2 Korintiërs 2:14

2 Korintiërs 2:14

Misericordia Domini

God zij gedankt dat hij ons, die één zijn met Christus, in zijn triomftocht meevoert en dat hij overal door ons de kennis over hem verspreidt als een aangename geur.

Schriftlezing: 2 Korintiërs 1:23-2:17

Uitleg

De nadruk ligt op 2 Korintiërs 2:14-17, vooral op de beelden die hebben te maken met de manier waarop een bepaalde geur alles doordringt. Sommige commentatoren menen dat er een breuk is in de tekst tussen 2:13 en 2:14 en dat Paulus’ relaas over zijn reis wordt voortgezet in 2 Korintiërs 7:5. De tussenliggende tekst zou een invoeging zijn vanuit een andere brief van Paulus. Feit is dat we de tekst hebben zoals die is en dat ook daarin een zekere logische voortgang is te bespeuren. Die zal in het vervolg worden uiteengezet.

In 2 Korintiërs 1:23-2:4 geeft Paulus verschillende aanwijzingen die hebben te maken met de zaken die zijn voorgevallen in Korinte na zijn eerste bezoek. Dit heeft verdriet veroorzaakt. Hoe deze dingen precies liggen is moeilijk te reconstrueren. Het lijkt erop dat Paulus voor een tijdje een zekere afstand tot de Korintiërs in acht heeft willen nemen. De eerste reden hiervoor is dat hij hun geen verdriet wilde doen, zoals ook was gebeurd tijdens het tussenbezoek, door het gebeurde weer op te rakelen. Een meer principiële reden is dat hij niet over het geloof van de Korintiërs wilde heersen. Paulus benadrukt dat de kern van het leven van de gemeente vreugde is door onderlinge solidariteit: ‘mijn blijdschap is uw blijdschap.’

Vervolgens wordt in de verzen 5-11 de houding ten opzichte van één persoon in Korinte behandeld. Het gaat hier om een persoon die Paulus verdriet heeft gedaan en die daarmee, vanuit de gedachte van de onderlinge solidariteit, de hele gemeente verdriet heeft gedaan. Paulus benadrukt dat deze persoon zijn straf heeft gehad en dat er nu een opening moet worden gemaakt naar de toekomst. Ook aan het verdriet voor deze persoon moet een eind komen. Deze dingen vormden ook de strekking van de tweede brief, de ‘tussen’-brief, die Paulus aan de Korintiërs schreef. Kennelijk vindt hij het nodig om dat in deze brief nog eens te verduidelijken. In die tweede brief en in deze brief wil hij benadrukken dat het schenken van vergeving aan deze persoon gelijk staat aan gehoorzaamheid van de Korintiërs. Dit gedeelte eindigt met tamelijk sterke bewoordingen. In de eerste plaats schrijft Paulus dat de vergeving wordt geschonken: ‘ten overstaan van Christus.’ Dit is een aan het Hebreeuws ontleende uitdrukking die in het Oude Testament wordt gebruikt met betrekking tot God. Bovendien laat hij nog de waarschuwing volgen dat de Satan hen zou kunnen gebruiken bij het weigeren van de vergeving. Het hier gebruikte werkwoord (pléoonektein) is een samengesteld werkwoord met als betekenis: ‘meer hebben’; meer hebben dan iemand toekomt. Populair gezegd: ‘te pakken worden genomen’ of: ‘ingepakt worden’. Daardoor zouden de goede verhoudingen en de vreugde blijvend beschadigd worden. Paulus kiest zorgvuldig zijn woorden met als doel het hele gebeuren in Korinte op een hoger plan te brengen. Het gaat niet om persoonlijke schuld en persoonlijk verdriet. De schuld en het verdriet kan zelfs worden veroorzaakt door een hogere macht die de gemeente inpakt. In alles blijkt dat hij niet wil worden gezien als de apostel die beschuldigd kan worden van machtsmisbruik maar dat hij integer is.

De volgende woorden, 2 Korintiërs 2:12-13, over Paulus’ reiservaringen, moeten worden gezien binnen dit door Paulus zorgvuldig opgebouwde kader. Hoe goed het ook was in Troas, vanwege de mogelijkheid daar het evangelie te verkondigen, bleef het Paulus’ grote zorg dat hij Titus daar niet aantrof met berichten over de situatie in zijn geliefde gemeente in Korinte. Terwijl hij in 7:515 schrijft over de goede berichten die Titus had meegebracht, lijkt Paulus, wanneer we aannemen dat de opbouw van de brief zoals we die voor ons hebben de oorspronkelijke is, er nu voor te kiezen om de lezers nog in spanning te houden zodat hij ruimte heeft om in die spanning zaken aan de orde te stellen die hebben te maken met de manier waarop het evangelie zich verspreidt.

Nu komen we bij ons kerngedeelte: 2 Korintiërs 2:14-17. Paulus begint God te danken ‘die ons in zijn triomftocht meevoert’. Het gebruikte werkwoord (triambeuein) wordt in de regel gebruikt voor de triomferende intocht van de legers van de Romeinen. Deze legers voeren hierbij overwonnenen als slaven mee. Wat bedoelt Paulus nu? Behoren hij en de zijnen tot deze slaven? Of zijn zij de triomferende soldaten? Of zijn ze zowel de slaven als de soldaten? Martin kiest, met anderen, voor het laatste en noemt dit het soort paradox waar Paulus van hield, de paradox van de ‘kracht in zwakheid’ die in de volgende hoofdstukken van de brief wordt ontwikkeld (2 Kor. 12:9). Deze gedachte past ook helemaal wanneer we in gedachte houden dat Paulus zich heeft te verweren tegen mensen die zijn dienst maar schamel en minderwaardig vinden (zie: inleiding bij de schets van zondag 7 april).

Het beeld van de geur, dat Paulus hierna introduceert, houdt mogelijk verband met het aansteken van wierookpotten bij het binnentrekken van de triomferende legers. Er worden twee woorden gebruikt. Het eerste woord (osmè) is een neutraal woord voor geur, het tweede woord (euoodia) komt uit de offersfeer en is uitgesproken positief. De essentie bij het beeld van de geur is het feit dat de verspreiding hiervan onweerstaanbaar is en alles doordringend. Deze geur bestaat uit de kennis van Christus. Op deze manier schetst Paulus het beeld van een bijna autonome verspreiding van de kennis van Christus. Dat gaat bijna vanzelf. Daar zijn nauwelijks verkondigers en zeker geen sofistische verkondigers voor nodig. Het is vergelijkbaar met de verspreiding van een goed gerucht. De uitwerking van deze goede geur – euoodia – is dubbel: deze kan worden ervaren als een heerlijke geur, maar ook als een doodslucht. Dit heeft te maken met de reactie van de hoorders op de verkondiging. Paulus brengt hier datgene wat in het rabbijnse jodendom wordt gezegd over de dubbele werking van de Tora over op de verkondiging van het evangelie. Dit is in overeenstemming met het Evangelie waarin wordt gezegd dat Jezus is gesteld tot val en opstanding van velen in Israël en als een teken dat betwist wordt (Luc. 2:34). Paulus noemt zelf het evangelie voor de één een dwaasheid, voor de ander een kracht van God zelf – 1 Korintiërs 1:18-24 – waar ook de beide groepen worden genoemd. Vanuit dit alles vraagt Paulus zich, verzuchtend, af wie de taak van de verkondiging op zich kan nemen. Er zijn mensen geweest die het Woord van God als handelswaar hebben doorgegeven. Zij laten zich betalen voor hun werk. Plato gebruikte in zijn kritiek op de sofisten hetzelfde werkwoord als Paulus hier (kapèleuein). Het gaat hun om het gewin, waaraan het effect ondergeschikt wordt gemaakt. Paulus noemt zichzelf integer (zie 2 Kor. 1, 12). Hij heeft geen bijbedoelingen. De integriteit van Paulus komt uit God. Daar ligt Paulus’ verantwoordelijkheid en autoriteit.

Aanwijzingen voor de prediking

De kern voor de prediking ligt in de door Paulus gebruikte beelden van het meevoeren van zowel overwinnaars als verslagenen en de geur die twee soorten reacties oproept. Belangrijk in beide beelden is dat beide kanten en beide reacties bij één persoon voorkomen. Paulus en zijn medewerkers – en ook de gelovigen in Korinte – zijn zowel triomferende soldaten als in gevangenschap meegevoerde slaven, zowel overwinnaars als aangeklaagden, zowel gerechtvaardigden als zondaren. En ook de beide reacties op de geur, op de kennis van Christus, zijn in één persoon waar te nemen. Er is geen sprake van gelovigen tegenover ongelovigen. Er is in dit gedeelte een sterke zelfreflectie waar te nemen. Dit is Paulus’ principiële reactie op de manier van werken van de sofistisch georiënteerde verkondigers die veel meer een eenheidsbeeld uitstralen.

Bij het beeld van de geur is het van belang te noemen dat het voor een mens bij geuren moeilijker is dan bij andere prikkels om zich hiervoor af te sluiten. Voor de prikkel van geluid kan men de oren bedekken, men kan de ogen sluiten voor datgene wat zichtbaar is, maar geur dringt zich op zonder dat men zich hiervoor kan afsluiten. Geur laat ook de sterkste indruk in het geheugen na. Klanken en beelden vervagen, maar geuren blijven in het geheugen bewaard en worden ook na tientallen jaren herkend. Bekend zijn de medicinale geurtherapieën waarmee mensen met verschillende aandoeningen worden behandeld. Zo is het ook, zegt Paulus, met de Tora en met de verkonding van het evangelie.

Liturgische aanwijzingen

Als oudtestamentische lezing zou kunnen dienen: Deuteronomium 30:11-20.

Liederen: Psalm 66:5; 133:2; Gezang 7; 178:3; 185:7; 473.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken