Menu

Premium

Preekschets 2 Korintiërs 5:18

2 Korintiërs 5:18

En dit alles is uit God, die door Christus ons met zich heeft verzoend en ons de bediening der verzoening heeft gegeven.

Schriftlezingen: Jer. 3:21 -4:2; Mar. 10:35 -45; 2 Kor. 5:11 -21

Het eigene van de zondag

Algemeen

Vijfde zondag na Trinitatis.

Specifiek

In de lezing uit Jeremia roept de profeet het volk Israël op tot bekering (4:1). Dit stelt de passage uit 2 Korintiërs in een speciaal licht: verzoening veronderstelt bekering. Dit is ook bij Paulus het geval, al thematiseert hij dit in de onderhavige passage niet expliciet. Marcus 10:45 is een klassieke verwoording van de gedachte dat Jezus door zijn dood verzoening bewerkt.

Uitleg

Paulus moet zich in 2 Korintiërs verweren tegen aanvallen op zijn apostolische status en zijn inzichten (met name cc. 10-13). De brief is in de huidige vorm geen eenheid, al is er onenigheid onder exegeten over de exacte indeling en herkomst van de onderdelen. Een tamelijk gangbare gedachte is, dat de hoofdstukken 10-13 van een latere (of eerdere) datum zijn dan de rest van de brief. In de onderhavige passage komt Paulus te spreken over het fundament van het bestaan als christen.

In vers 11 verwijst Paulus naar de oorsprong van zijn prediking. De Heer is te vrezen, en dat wil zeggen dat hij bij Gods definitieve ingrijpen in de geschiedenis alle overwegingen der mensen kent en ernaar zal oordelen. Bij Paulus is ‘de Heer’ doorgaans Jezus Christus en zo ook hier (gelet op de ‘rechterstoel van Christus’ in vs 10). Het ‘overtuigen’ waarover Paulus spreekt, heeft betrekking op zijn verkondiging van het evangelie. Het is het trachten ongelovigen tot geloof te brengen.

Vers 12 is een steek naar Paulus’ tegenstanders. Zij laten zich klaarblijkelijk voorstaan op wie zij zijn (vgl. 2 Kor. 11:22).

Blijkens vers 13 is er enige discussie ontstaan over Paulus’ religieuze extase. Onduidelijk is, of men Paulus heeft verweten publiekelijk te epateren met een extatische ervaring of juist het tegendeel: hem voor de voeten heeft geworpen onvoldoende extatisch te zijn. Hoe het ook zij: Paulus antwoordt, dat zijn extatische ervaringen gericht zijn op God. Evengoed is zijn rustige, nadenkende werken gericht op de Korintiërs. Paulus’ leven en werk zijn dus gericht op God en op de gemeenschappen die hij stichtte.

In de verzen 14-15 blijkt dat deze levenshouding van Paulus gefundeerd wordt door de liefde van Christus. Deze is het die Paulus beheerst (‘deze dringt ons’ in NBG; ‘houdt ons gevangen’ in de Leidsche Vertaling). De reden daarvoor is, dat Paulus het karakter van het heilswerk in Christus heeft ontdekt. Eén is gestorven voor allen en daarmee zijn allen gestorven. Paulus duidt de dood van Jezus als een heilsgebeurtenis. Door zijn dood heeft Jezus – in de ogen van Paulus – de verhouding van de mens tot God hersteld. Het gevolg is, dat er een nieuwe gemeenschap van volgelingen is ontstaan. En voor deze volgelingen geldt, dat zij een nieuw leven leiden: zij zijn als het ware gestorven. De formulering waarmee Paulus op de dood van Jezus wijst, duidt het universele karakter van die gebeurtenis aan: huper pantoon wil zeggen, dat ‘allen’ toegang hebben tot het heil dat uit die gebeurtenis voortkomt. Het effect van het sterven van Christus zou moeten zijn – vers 15 – dat degenen die leven niet langer voor zichzelf leven, maar voor Christus. Zo gesproken is voor Paulus het geloof in Christus een breuk waardoor de mens niet meer een eigengereid wezen is, gericht op zichzelf, maar een leven leidt voor Christus.

Vers 16 spreekt uit, dat ook het omgaan met anderen in hoge mate beïnvloed wordt door het geloof in Christus. In Christus beoordeelt men anderen niet langer kata sarka. Deze uitdrukking bij Paulus wijst op materie. ‘Kennen naar het vlees‘ is zoveel als ‘beoordelen naar aardse maatstaven’. Het gaat ‘in Christus’ niet langer om economische status, maatschappelijk aanzien, enzovoort. Dit brengt Paulus tot een boud voorbeeld. Zelfs wanneer mensen Jezus tijdens zijn aardse leven hebben gekend, doet dat er niet meer toe in de gemeenschap die na zijn dood en opstanding is ontstaan. Deze gemeenschap is namelijk een ‘nieuwe schepping’ (vs 17). Mogelijk is ook dit voorbeeld een steek in de richting van Paulus’ opponenten die hem hebben kunnen verwijten dat hij Jezus nooit heeft gekend. Paulus legt sterk de nadruk op ‘het nieuwe’. Voor hem is de kerk de eschatologische gemeente van God waarin de nieuwe aion reeds ís aangebroken.

ln vers 18 legt Paulus uit hoe deze nieuwe gemeenschap is ontstaan. Haar oorsprong ligt in de handeling van God die door Christus de wereld met zichzelf heeft verzoend. De aoristus katallaxantos duidt op een eenmalige gebeurtenis. Paulus verwijst dus naar één moment, de dood van Christus. Paulus beschrijft hoe de dood van Jezus Christus de nieuwe aion heeft ingeluid: God heeft ‘ons’ met zich verzoend én ons de ‘dienst der verzoening’ gegeven. De diakonia tès katallagès is de levenssfeer van de christenen, die Paulus in 2 Korintiërs 3:9 beschrijft als de diakonia ts dikaiosunès,’dienst der rechtvaardiging’. De ‘dienst der verzoening’ is niet op te vatten als een ambt of een speciale handeling, maar als beschrijving van het nieuwe bestaan van de christenen. Het is een mystiek samenleven door Christus met God waarin de nieuwe aion zich al present stelt.

Vers 19 verklaart de inhoud van de verzoening. God rekent de overtredingen van de wereld niet langer aan en geeft aan de christenen ‘het woord der verzoening’. Opmerkelijk is de woordkeus: Paulus lijkt nu een perifrastische constructie met een duratief aspect te gebruiken (‘God was [bezig] de wereld te verzoenen in Christus’). Deze interpretatie is evenwel strijdig met de aoristus van vers 18. Waarschijnlijker is het, dat het predikaat van èn alleen en christooi is, waarbij dan kosmon katalassoon heautooi als appositie moet worden beschouwd. De betekenis is dan, dat God in Christus ‘present was’ door de wereld met zichzelf te verzoenen. Het ‘woord der verzoening’ is voor Paulus enerzijds het leidende principe binnen de gemeente en anderzijds het grote nieuws voor de buitenwereld.

In de verzen 20-21 spreekt Paulus over zijn eigen taak. Hij ziet zichzelf als een gezant van Christus die de verzoening predikt. Dit houdt in, dat hij de nieuwe levenssfeer verkondigt waarin de christenen door de dood van Christus zijn geplaatst.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Het is moeilijk Paulus’ woorden te lezen zonder direct de latere verzoeningsleer van bijvoorbeeld Anselmus erin mee te lezen. In onze kerken is ‘verzoening’ recentelijk opnieuw een heet hangijzer gebleken. In de discussie speelt met name een rol of Jezus nu wel of niet ‘moest’ sterven om verzoening te bewerken. Deze invalshoek doet onrecht aan de woorden van Paulus. Paulus theologiseert niet over de noodzaak van Christus’ dood, maar thematiseert het effect ervan. Er zijn in het Nieuwe Testament verschillende interpretatiemodellen voor het leven en de dood van Jezus. De door Paulus verwoorde gedachte dat Jezus’ dood verzoening bracht is er een van. Deze verzoening bestaat in de ogen van Paulus hierin, dat God de volgelingen van Jezus hun schuld kwijtscheldt. Dit is geen automatisch herstel van de betrekkingen met de hele wereld, maar een uitnodiging aan de wereld om binnen te treden in de gemeenschap van volgelingen van Christus. In Paulus’ wereldbeeld is die gemeenschap de uitverkoren groep die behouden zal worden bij Gods oordeel over de wereld. Verzoening treedt daar op, waar volgelingen van Christus, die zich bekeerd hebben (!), worden gered van Gods toorn (vgl. 1 Tess. 1:10).

  • Voor veel mensen is ‘verzoening’ ofwel een heilig huis ofwel een steen des aanstoots. Voor Paulus is het een constatering en een opdracht, De constatering is dat Jezus Christus door zijn dood een beslissende wending heeft gebracht in de geschiedenis. Voor Paulus is er met de dood van Christus definitief iets veranderd tussen God en mens. Er is een nieuwe verhouding ontstaan en de gemeente van Christus geeft daaraan uitdrukking. Deze verandering in de relatie tussen God en mens houdt tegelijk een opdracht in: de gemeente mag niet leven alsof er niets gebeurd is. Haar leven is een leven vanuit ‘het nieuwe’, een vooruitgrijpen op de nieuwheid van ‘de toekomende eeuw’.

  • De ‘bediening der verzoening’ is uitdrukking van de nieuwe levenssfeer van de gemeente van Christus. Deze ‘bediening’ heeft een werking naar twee kanten. Enerzijds is het de bedoeling dat zich in de onderlinge verhoudingen binnen de gemeente iets afspiegelt van de nieuwheid van het leven. En anderzijds moet door het letterlijk voorbeeldige leven van de gemeente de verzoening (de nieuwe verhouding tussen God en mens) uitstralen op mensen buiten de gemeente van Christus.

  • Voor de hedendaagse kerk en haar leden betekent Paulus’ visie nogal wat. Het is een groot misverstand verzoening op te vatten als een eenmalige gebeurtenis die automatisch iedere individuele gelovige rechtvaardigt. Veeleer dient men verzoening te beschouwen als uitnodiging en als opdracht. Door de dood en opstanding van Christus wordt een ieder uitgenodigd in een nieuwe relatie met God te leven. Anderzijds rust op de gemeente, op ons, de verantwoordelijkheid iets van die verzoening, die nieuwe relatie met God, te laten zien. En dan ook nog zó, dat anderen zich aangetrokken voelen tot dat leven.

Liturgische aanwijzingen

    • Psalm 54

    • Gezang117: 7,4,5; 283; 305

  • Wellicht ook interessant

    Nieuwe boeken