Menu

Premium

Preekschets 2 Samuel 7:16 – Tweede Advent

Tweede adventszondag

2 Samuel 7:16

“Jou stel ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en je troon nooit zal wankelen.”

Schriftlezingen: Openbaring 21:19-27

Het eigene van de zondag

De concurrentie met het Sinterklaasfeest is nu bijna niet te winnen. Was dat op de eerste adventszondag al een hele strijd, nu lijkt het een verloren zaak. De avond die aan deze tweede adventszondag voorafging was ‘heerlijk avondje’. Veel kinderen zullen nog vol zijn van de laatstleden zaterdagavond. Ook nu lijkt het het beste dit expliciet te maken en met elkaar over te schakelen op Advent.

De link met de vorige preekschets over Johannes 1:19-28 is niet moeilijk te leggen. In Johannes 1 is God incognito onder de mensen. In 2 Samuel 7 staat de vraag centraal: hoe is God bij de mensen? God gaat daar een stap verder. We zien David zoeken naar en vragen om het concrete, het tastbare. Hoe ver wil God gaan, als Hij onder de mensen komt? De uitkomst zal een wonder zijn waar geen mens van heeft kunnen dromen. Geen stenen tempel, maar een van vlees en bloed: Christus die meer is dan de tempel (Matteüs 12:6v.). Hij is de vervulling van de belofte van 2 Samuel 7:16.

Uitleg

De tekst staat in de brede context van God-bij-mensen (Immanuel). In het paradijs verscheen God persoonlijk. Daarna dreigde zijn totaal-vertrek door de zondeval. Gods afwezigheid, dat is de dood van Genesis 2:17. God bleef! God vermaterialiseerde zijn aanwezigheid zelfs door zijn volk een mobiel heiligdom te gunnen in de woestijn. “Mobiel”, omdat Israël een trekkend volk was. Tegelijk mag uit de tekst geconcludeerd worden ook dat de notie: ‘God kan zo maar inpakken en wegwezen’ aan dit mobiele heiligdom gelinkt mag worden. David en Salomo gingen een stap verder met de stenen tempel. Daaraan kwam in de ballingschap een einde. Genadig schonk God herbouw. Dan gaat het in het Nieuwe Testament vóórwaarts met nieuwe grote stappen:

  • het wordt het Kerst: God in een menselijk lichaam,

  • Christus die zich tempel noemt (die de Joden gaan afbreken, Johannes 3:19; Marcus 14:58 maar waarmee God toch tot zijn doel komt),

  • God in Geest en in waarheid (Johannes 4),

  • Pinksteren, elke kerk een tempel van God (1 Corintiërs 3),

  • iedere gelovige (1 Corintiërs 6).

Het hoogtepunt: géén tempel, na de wederkomst, want God is alles en in allen. Merk op dat de NBV vertaalt met: ‘God zal over alles en allen regeren’. Het klinkt anders dan de ons, ook vanuit de confessies vertrouwde, NBG-1951 en (H)SV. De vertaling is redelijk vrij ten opzichte van de grondtekst, maar kon de bedoeling van Paulus wel eens heel raak weergeven (zie vers 28a).

2 Samuel 7 toont ons een gesettelde David, na alle oorlogsgeweld. Hij gebruikt zijn rust goed: nadenken over je leven met God en je verantwoordelijkheid als koning/voorganger. Kan ook God zich niet settelen in Israël? Natan is enthousiast.

Is Gods reactie niet een koude douche? “God heeft het niet gevraagd”, maar is dat juist niet mooi en het eigene van de mens dat hij zelf op het idee komt iets voor God te doen? Mag God om zo te zeggen niet blij zijn met mensen die zijn nabijheid zoeken? Dat is soms wel eens heel anders (Genesis 3:8; Openbaring 6:16, vgl. Psalm 139)? Natan en David hebben niet door hoe ver hun vraag gaat. Het semi-permanente heiligdom was al een enorme stap van God: Hij liet zien dat Hij wel bij Israël wilde blijven. Dat was een wonder, omdat Israël een volk was waar je als rechtvaardige God soms maar al te graag weg wilt gaan (Exodus 32 bijvoorbeeld, denk ook aan de ballingschap).

God zet alles op een rijtje (8v.). Hij doordringt David van zijn volstrekte soevereiniteit. In onze tijd met een agressief ISIS, is het waardevol nadruk te leggen op het geschenk van de onder David ontstane veiligheid van Israël (vers 9v.). God laat zich niet narekenen en zeker niet voorrekenen. Heb je dat wel door als je zonder een eerbiedige vraag besluit God als het ware aan Israël vast te timmeren? Tegelijk laat God zien dat Hij Davids intenties kent en positief waardeert. Hij komt met een unieke belofte. Ook die tempel mag er komen: Davids zoon Salomo mag hem bouwen.

God was al ver gegaan in het concreet maken van de paradijsbelofte (Genesis 3:15). Het volk was bekend en de stam. Nu zet hij weer een stap verder: het ‘huis’, de familie krijgt een gezicht: Davids huis. Op Kerst zien we God nog een stap verder zetten: Hij wijst het concrete gezin aan, dat van Jozef. Daarom zal God Davids huis trouw blijven, in tegenstelling tot dat van Saul. Saul had Gods beloften verspeeld. Als die dat nu maar schuldbewust erkend had en David als zijn opvolger had gefaciliteerd was er nog toekomst geweest voor zijn huis. Omdat uit Davids huis de Verlosser geboren wordt, zal God dat huis nooit verstoten, ook al zijn de zonden niet geringer dan die van Saul. Gods vrije keus bepaalt de loop van het leven. Hij is volkomen vrij. Zijn soevereiniteit gaat zover dat Hij ook bereid is zich onlosmakelijk te (ver-)binden.

Aanwijzingen voor de prediking

Uitgangspunt moet zijn: Gods vrij welbehagen, eudokia. Die kan de gemeente aan het schrikken maken. De vraag rijst: is God dan niet willekeurig? Hij verstootte ook het huis van Saul! Kan Hij dan ook mij laten vallen, hoe vast is mijn geloof? Het lijkt vrij hard om dit zo neer te zetten, maar om de glans van de tekst uit te laten komen is dit toch raadzaam. God is ook drastisch in Zijn woordkeus naar David en het doet de tekst geen recht dat te verbloemen.

Uiteraard laten we de gemeente niet in die onzekerheid. Des te krachtiger kan het wonder van Gods keus neergezet worden.

  • Op twee manieren: God die Zich als nooit te voren ‘vastpint’ aan de mens in de incarnatie. Nu is het ook fysiek bezegeld dat God en mens onafscheidelijk zijn (geloofsbelijdenis van Chalcedon 451, ook “ongescheiden”).

  • Vervolgens door te wijzen op de doop: Gods onuitwisbaar zegel, zijn Naam op een mensenkind. Hij is volstrekt vrij zijn keus. Hij had prima de weg van de geslachten niet kunnen kiezen. Nu Hij dat wel doet (Genesis 17; Handelingen 2) kijk je des te meer verwonderd in de spiegel: wie ben ik dat deze vrije God mij koos en mijn kinderen? God bindt zich aan gelovigen én hun nageslacht. Hij hecht zich aan hen vaster dan door de tempel aan Israël, namelijk door het bloed van zijn Zoon. Niets is méér kostbaar in zijn Goddelijke ogen.

Neem zo de gemeente mee in Gods weg van verkiezing en trouw. In de lijn van tabernakel, tempel, incarnatie mag je ten slotte ook jezelf zien staan. Spits dit eschatologisch toe: het wordt nog mooier op de nieuwe aarde waar géén tempel meer is. Dat kan geen teruggang zijn. We hebben een God die voort gaat. Het is ook een absolute climax, omdat daar God “alles zal zijn in allen”. In die uitdrukking valt nadruk op het tweemaal allen. Er zal geen verschil meer zijn tussen mensen in wie God wel en niet is, die wel en niet Hem als Koning en God dienen. De aarde met haar zonde is voorbij. God komt op aarde weer volkomen tot Zijn recht. Er is geen onderscheid meer, tot tweemaal toe kan er (een vorm van het woord) al staan.

Liturgische aanwijzingen

Als in de dienst Gods absolute vrijheid alle eer wordt gebracht, past de vraag: waarom bindt die vrije God zich dan toch zo hecht? Zingend mag het antwoord klinken uit het bekende Hoe zal ik U ontvangen: wat deed uit ‘s hemels zalen ….. uw grote liefd‘ alleen. Een prachtige adventspsalm is psalm 98,

  • die Gods vrije macht bezingt (vers 1),

  • zijn trouw (vers 2, een belangrijke notie in de tekst),

  • met de eschatologische spits (van vers 4).

In reactie op de verkondiging zou goed LB 114 gezongen kunnen worden, waarin de melodie de woorden prachtig versterkt. Gods trouwe zorg kan geïllustreerd worden aan de hand van het beeld van de Herder. Daar zijn mooie liederen bij te vinden, vooreerst Psalm 23, maar ook de in het LB te vinden bewerkingen daarvan (LB 14).

Voor de kinderen: je zou een plaatje kunnen afdrukken van het kerkgebouw waarin de dienst plaatsvindt en daarnaast dezelfde omtrekken van het gebouw, maar dan uitgebeeld door mensen van fundament tot torenspits.

Het geeft ouders de kans om met hun kinderen thuis vanuit deze centrale notie van de tekst door te praten over Gods progressie in zijn verbinding met mensen. Gods vrije keus is tegelijk een vaste keus is, zoals in hun doop is vastgelegd. Daar mogen ze altijd op bouwen.

Geraadpleegde literatuur

  • A.H. Edelkoort, De Christusverwachting in het Oude Testament, 1941.

  • A. Jobsen, David, een messiaans model, 1992.

  • Vetus Testamentum, vol. 31, nr. 1, 74v.

  • Vetus Testamentum, vol. 35, nr. 2, 139v.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken