Menu

Premium

Preekschets Daniel 6:11 – zondag in de zomer

Toen Daniël hoorde van het besluit dat op schrift gesteld was, ging hij naar zijn huis. In zijn boven-vertrek had hij in de richting van Jeruzalem open vensters. Daar knielde hij neer, bad tot zijn God en prees hem, precies zoals driemaal per dag zijn gewoonte was.

Daniël 6:11

  • Schriftlezing: Daniël 6: 1-18

  • Thema: Weigeren

Het eigene van de zondag

Na Pasen, Pinksteren en Trinitatis hopen we in de zomer weer zorgeloos naar buiten te kunnen gaan. Vrij van voorjaarskou en virus (?) kan het leven zich hopelijk buitenshuis afspelen, bij voorkeur samen met familie en vrienden, bij voorkeur rond een goed gevulde tafel.

Maar wat nu als het vrije leven niet vrijblijvend blijkt te zijn; wat nu als je merkt dat je om deze vrijheid te behouden je moet conformeren aan een onvrij regime? Of sterker nog, wat als een onvrij regime bewust de confrontatie zoekt?
God laat zich juist daar vinden waar mensen in de knel komen als blijkt dat vrijheid helemaal niet vanzelfsprekend is.

Uitleg

Inleiding

De periode die in het boek Daniël beschreven wordt is die van de Babylonische ballingschap van Israël. Deze begon in 597 v. Chr. toen Nebukadnessar Jerusalem innam en veel Israëlieten wegvoerde, en kende een tweede deportatiegolf in 587 v. Chr. toen de tempel van Jeruzalem verwoest werd. Tegen het einde van deze ballingschap, zo’n 50 jaar later, hadden Daniël en zijn vrienden zich een gewaardeerde positie aan het Babylonische hof verworven. Dat dat mogelijk was, tekent het specifieke karakter van de Babylonische ballingschap. Maar dat nota bene ballingen aan het hof een belangrijke functie kregen riep bij anderen wel jaloezie op. De gebeurtenissen die in Daniël 6 beschreven worden, zijn gesitueerd in de tijd dat het Babylonische rijk zelf wankelt (539 v. Chr.) en ingenomen wordt door de Meden en Perzen.

Het boek Daniël is deels (2:4b – 7:28) in het Aramees geschreven. De boeken Daniël en Ezra vertonen veel verwantschap, zeker wat de tijd betreft die ze beschrijven.

De tekst van het boek Daniël heeft waarschijnlijk pas eeuwen later zijn vaste vorm gekregen. In de tweede eeuw v. Chr. wordt Israël overheerst door de Griek Antiochus IV Epifanes die tevens een hellenisering probeerde door te voeren op godsdienstig en cultureel vlak. In die tijd profileerden de Makkabeeën zich met hun verzet tegen de Grieken. Het verhaal van de moedige en principiële houding van Daniël en zijn vrienden te midden van de agressieve intriges aan het Babylonische hof, en hun gelovige houding ten opzichte van de God van hun voorouders, inspireerde het verzet van de Makkabeeën. Mogelijk is er een verteltraditie geweest met verhalen rond een mythische figuur Daniël die in dit boek een neerslag heeft gevonden. Een aanwijzing dat er een epische Daniël was, is te vinden in Ezechiël 14: 14 en 20. Een andere aanwijzing daarvoor vormen de apocriefe toevoegingen van Daniël (de deuterocanonieke boeken Daniël A, B en C).

Situering

Daniël 6 sluit de eerste helft van het boek (hoofdstuk 1-6) af en schept een contextueel kader voor het tweede gedeelte (hoofdstuk 7-12). Het eerste deel geeft zes verhalen die spelen aan het hof van de opeenvolgende machthebbers van en over Babylon. Het tweede deel bestaat uit apocalyptische visioenen. Het verhaal van Daniël waarbij hij in de leeuwenkuil terechtkomt, doet qua motief denken aan het derde hoofdstuk waar zijn drie vrienden weigeren te buigen voor Nebukadnessar, daarvoor in een brandende oven belanden en die weer ongeschonden verlaten. In beide verhalen is opmerkelijk dat Daniël en zijn vrienden, die aan het hof bekend en geliefd zijn vanwege hun kundigheden en wijsheid, door hun jaloerse medehovelingen verraden worden (zie Psalm 56).

Het verhaal van Daniël in de leeuwenkuil doorbreekt de chronologische volgorde van het boek.

In Daniël 6 is koning Darius de machthebber die zijns ondanks het vonnis over Daniël moet voltrekken. Wie Darius de Mediër geweest is, is niet duidelijk in de geschiedschrijving. Mogelijk was hij een vazal-koning van de Perzische koning Cyrus die Babylon overwon. Mogelijk is ook dat hij dezelfde is als deze koning van Perzië, maar dan onder een andere benaming. Over de koning(en) Darius en Cyrus is meer te lezen in Ezra 5 en 6. Duidelijk wordt daar dat aan het einde van de ballingschap deze koningen de terugkeer van Israël naar Jeruzalem en de herbouw van de tempel gewild hebben en mogelijk hebben gemaakt.

Bidden

Het breekpunt in de verhalen van de vrienden van Daniël Chananja, Misaël en Azarja in hoofdstuk 3, en van Daniël zelf in hoofdstuk 6, is de eis om zich te onderwerpen aan de heerschappij van de machthebber van hun dagen. Het was nog niet eens een onderwerping die de machthebbers actief nastreefden, maar in beide gevallen blijkt dat rivalen van Daniël en zijn vrienden met de ijdelheid van de heerser alleen al een valstrik konden maken. Die ijdelheid schiep een sfeer waarin Daniël en zijn vrienden tot een zich al-dan-niet bekennen gedwongen konden worden. De berekende consequenties waren dat ze een zekere dood tegemoet gingen. De initiatiefnemers daartoe zijn rijksbestuurders en satrapen: gouverneurs van een provincie.

In hoofdstuk 6 behelst de valstrik dat niemand, dus ook Daniël niet, tot een god of een ander mens mag bidden dan tot koning Darius. Zo wordt een tegenstelling gecreëerd die noch Daniël, noch koning Darius zoekt, maar die wel beslissend blijkt te zijn. Darius wordt op het goddelijke voetstuk geheven, en hij voelt er zich wel bij. Het is niet alleen het gebed dat Daniël opbreekt, maar is het specifiek het gebed tot de God van Israël dat het contrast onderstreept. Het open venster in de richting van Jeruzalem verbindt Daniël met het lijden van zijn volk dat weggevoerd is uit de stad, en herinnert hem aan de verwoesting van de tempel van Jeruzalem (zie Jeremia 51:45-53 en Psalm 122).

Daniël zoekt de confrontatie niet; hij trekt zich terug in zijn privévertrekken. Dat refereert aan het gebed van David die zich afzondert voor zijn gebed tot God (2 Samuel 7:18 en 1 Kronieken 17:16). Het is hetzelfde motief wanneer Jezus zegt dat als zijn leerlingen tot de Vader bidden, zij zich in huis moeten terugtrekken en de deur moeten sluiten, omdat de Vader in het verborgene ziet (Matteüs 6:6). Wat leeft er op dat moment in de gedachten van Daniël? Wat kan hij gebeden hebben? In Daniël 9 lezen we dat hij een intense schuldbelijdenis bidt.

Aanwijzingen voor de prediking

Daniël bidt bij zijn open vensters in de richting van Jeruzalem. Jeruzalem is een verlaten stad. Er is geen tempel meer. De inwoners zijn in ballingschap weggevoerd. Toch houdt Daniël het drie maal bidden vol: dat refereert aan het driemaal bidden in de tempel waarbij offers werden gebracht.

Daniël leeft tijdens de Babylonische ballingschap. Hij is in Babel. Hij bidt openlijk, maar niet demonstratief. Is zijn bidden een protest? Een protest tegen koning Darius die zich als god gedraagt? Of wordt hier een situatie beschreven die de voornamelijk de tragiek van een dictatoriaal systeem duidelijk maakt? Opmerkelijk is dat Darius zelf het vonnis dat Daniël treft, helemaal niet zoekt. Het verhaal maakt duidelijk hoe vatbaar voor manipulatie een rechtssysteem is. Daarnaast zien we hoe de rijksbestuurders en satrapen – jaloerse medehovelingen van Daniël – zelfs de meest rigide wetten naar hun hand weten te zetten. Daniël wordt het slachtoffer van valse opzet. Datzelfde motief kennen we in het verhaal van de drie vrienden van Daniël in de brandende oven.

In onze tijd zijn er specifieke machtigen die in het model van Darius of zijn rijksbestuurders en satrapen te vatten zijn. De elementen zijn fake news, vatbaarheid voor vleierijen, zelfverheerlijking, het verguizen van aanvankelijk hooggeprezen ministers, hofintriges en dergelijke. Het tekent het contrast tussen de God van Israël en de tegenmachten die het machtige Babylon en het Perzische rijk opgebouwd hebben.

Daniëls weigering om zich te conformeren aan de uitgevaardigde wet, is bijna argeloos. Hij vermoedt geen gevaar als hij naar zijn kamer gaat om te bidden. Daniël blijft alleen maar trouw aan zijn routine om tot God te bidden. Het maakt het verraad des te schrijnender. Daniël bidt. Het wordt een revolutionaire daad tegen wil en dank. Zo kun je in onze tijd denken aan journalisten die alleen maar gewoon hun werk doen, maar na verloop van tijd zich in een gevarenzone blijken te bevinden, omdat hun werk door een verandering in de politieke werkelijkheid onwelgevallig is geworden.

Daniël heeft een messiaanse gestalte. Hij wordt opgesloten in de leeuwenkuil; dat symboliseert opgesloten worden in het graf. De grafsteen wordt voor de opening gerold. Dat is dood verklaard worden. Het doet denken aan goede vrijdag, aan stille zaterdag. Het staat voor het schijnbaar doodlopen van Gods positieve verhaal met ons mensen.

Het geloof zal Daniël redden. Zijn geloof zal een toekomst openen voor hemzelf en voor de verdreven inwoners van Jeruzalem. Dat is niet omdat hij vindt dat hij en zijn volksgenoten dat verdiend hebben. God belooft ook niet dat het een makkelijke weg zal zijn. Dat er zoveel ellende is in de wereld, kun je niet God verwijten, maar de mensen zelf. Mensen beginnen oorlogen, liegen en bedriegen, manipuleren, zijn bereid hun medemens te doden als het beter uitkomt. De weg terug zal ook een menselijke weg zijn; een weg van bevrijding die echt inspanning kost. Het is symbooltaal dat de mensen die door God gezonden zijn voor de leeuwen geworpen worden.

Op weg naar het koninkrijk van God kunnen we geen compromissen sluiten. Soms lijken alle deuren zich te sluiten en blijf je in het diepe donker achter. Blijf dan bij uw bevrijder en bid zoals je gewend bent in het verborgene tot de God die bevrijdt.

Met kinderen en tieners

Wat betekent ‘geloven’ als je het verhaal van Daniël hoort? Is het stoer, of juist niet? Stel : je bent op weg naar huis. En stel : een volwassene, een grote meneer, zegt tegen je dat je niet naar huis moet gaan, maar dat je hem moet helpen met iets. En jij zegt: nee, want thuis wachten ze op me. Wel, om ‘nee te zeggen’ moet je soms heel sterk zijn! Voor Daniël was ‘nee zeggen’ eigenlijk alleen maar doorgaan met waar hij mee bezig was. Maar daarom werd hij wel gevangen genomen. Zou hij ook zo stoer zijn geweest als hij dat van te voren geweten had?

Liturgische aanwijzingen

Een nieuwtestamentische lezing bij dit gedeelte kan zijn Lucas 18: 1-8 of Matteüs 6: 1-15.

Zingen uit NLB: psalmlied 122, lied 154 a en b, lied 318 couplet 2, lied 351, lied 482 coupletten 1 en2.

Geraadpleegd

  • De preekschetsen over Daniël 3, Daniël 5, Daniël 9 en Daniël 12 van dr. A. Noordegraaf in Postille 57 (2005 – 2006).

  • J.W.Wesselius, ‘Daniël’ in J.Fokkelman en W.Weren (red) De Bijbel literair (Zoetermeer 2003) p. 413-424.

  • Daniël 6 in de Studiebijbel (Heerenveen 2009).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken