Menu

Premium

Preekschets Efeziërs 1:20b – Hemelvaart

Efeziërs 1:20b

Hemelvaart

… en hem in de hemelsferen een plaats gaf aan zijn rechterhand.

Schriftlezing: Efeziërs 1:15-23

Het eigene van deze dag

Enerzijds gaat het om stamelend nazeggen wat er is gebeurd, anderzijds om het hoopvol vooruitzien dat Hij zal weerkomen. Gods macht is openbaar geworden in Christus’ opstanding en nu in zijn hemelvaart. Al heeft Hij ons verlaten, weten wij Hem met geschonken ‘open ogen’ nabij om het blijvend verlangen naar verbondenheid met Hem te ervaren.

Uitleg

Paulus heeft berichten vernomen uit Efeze die erop wijzen dat in de gemeente tekenen van geloofsvertrouwen en concretisering daarvan in liefdedienst worden gevonden en daar is hij God dankbaar voor (vers 15). Het betekent dat iets van het geloofsgeheim in de gemeente aan het wortelen is. Waar geworteld is, dient verzorgd, begoten, gevoed te worden. Zo ook het geloof in Gods geheimenis waarin Christus nu wonderbaar verborgen in hemelsferen aan Gods rechterhand is opgenomen. Deze geloofsplant vraagt om groei. Paulus bidt hier om de Geest van wijsheid (Jes. 11:2) en van openbaring, om God beter te leren kennen. De Geest van wijsheid schenkt verlichting. Door Hem krijg je inzicht in jezelf en ook in Gods heilsplan (Joh. 16:12-25; Kol. 1:9).

Paulus bidt om een verlicht hart (vs. 18, nbv). Het nbg heeft ‘verlichte ogen uws harten’ (zie ook Heb. 10:32). Hoe het beeld ook wordt verwoord: kenmerkend is dat het om omkeer, bekering gaat. Paulus spreekt hier uit ervaring; hij heeft het immers zelf meegemaakt (Hand. 9:18; 26:18; 2 Kor. 4:6; 1 Petr. 2:9). Het licht moet aangaan in je hart, het centrum van je leven (Spr. 4:23; Mat. 15:19). Vrij naar Luther gezegd: vóór je bekering is je hart je advocaat en God je aanklager. Na je bekering heeft je hart inzicht gekregen in je fouten en falen, maar Godzelf is je advocaat geworden.

Met de verlichte ogen zie je de hoop die je ontvangt vanwege het evangelie (Rom. 8:24; Ef. 4:1, 4; Kol. 1:5). Je mag door de dingen heen kijken en zien op Christus (Kol. 3). Door de opstanding uit de doden hebben we zelfs hoop en verwachting, ja gegarandeerd uitzicht dwars door de dood heen (Joh. 11:25, 26). Zonder deze verlichte ogen zie je alleen afval en mislukking, de gebrokenheid en zinloosheid van de wereld. Op deze manier raak je het geloof kwijt en ga je werken aan eigen oplossingen, zonder God. Met de verlichte ogen zie je echter al het herstel van ons leven en hoe rijk we in Christus zijn.

Paulus spreekt (vs. 18) van de rijkdom van de luister (doxa, nbg: heerlijkheid) die als ware het een erfenis ons deel mag worden (Mat. 6:19-21; Rom. 8:17; Kol. 3:1, 2; 1 Petr. 1:4; Op. 7:9-17). Rijkdom, luister, heerlijkheid: allemaal beloftevolle begrippen die ons in het hier en nu kunnen bemoedigen.

Paulus spreekt vaak zijn lezers aan met ‘heiligen’ (vs. 18). Het is wel duidelijk dat hij met deze aanspraak niet de engelen bedoelt (n.a.v. Deut. 33:2) of Joodse gelovigen (Mat. 27:52), maar dat hij zijn brief richt tot mensen die mogen weten door Gods genade geheiligd te zijn. Geen eigen verdienste, maar vanuit Gods genade. Van daaruit klinkt van Godswege aan deze geroepen heiligen de roep om in je leven ‘heilig’ te zijn door God en de naaste in je dagelijks leven te eren en te dienen (1 Petr. 1:15, 16) en zo je roeping waar te maken. Dat geheimenis is groot en meer en meer worden verstaan en geleefd vanuit de verbondenheid met Christus (Ef. 4:1-16; 5:22-23). Hij is het Hoofd van het lichaam en wij mogen, in geloof, deel uitmaken van dat lichaam, als leden hier op aarde. Ons Hoofd is al verheerlijkt. met een ander beeld te spreken: ons Hoofd is al boven water! Zo is Christus’ gang, van begrafenis, opstanding en hemelvaart, van beslissende betekenis voor ons, zijn leden. Waar Hij is, mogen ook wij komen, mits we maar verbonden blijven aan Hem (Mat. 6:21).

De woorden ‘hemelse gewesten’, ‘overheid en macht en kracht’, ‘heerschappij’ en ‘alle naam’ (vs. 21), verwijzen naar de toenmalige benaming van bovenaardse wezens, vijanden van God en zijn gemeente (2 Petr. 2:10). Geloven in Christus’ hemelvaart is erop vertrouwen dat zelfs in die geesteswereld van bovenaardse machten die wij niet begrijpen, Hij de Heer is. Daarnaast overstijgt zijn Naam ook alle mogelijke namen op aarde van hen die nu of later zo eeuwigdurend leken of zullen lijken.

Hij is het Hoofd van het lichaam, de gemeente. Het is voor de gemeente van levensbelang om verbonden te blijven met haar Hoofd Jezus Christus (Ef. 4:15; 5:22-33; Kol. 1:18, 2:19). De gemeente leeft uit Christus’ volbracht heilswerk en staat onder zijn gezag. Een hemels gezag, gericht op de ganse aarde.

Aanwijzingen voor de prediking

De apostel begint in zijn brieven vaak met waardering uit te spreken over het in de gemeente aangetroffen geloof; een duidelijk pastorale bemoediging. Zo in de brieven aan de Romeinen, Filippenzen en Kolossenzen ( 1:8-17; Fil. 1:3-11; Kol. 1:3-8). Het geloofsleven en de daaruit voortvloeiende ethische levenshouding zijn immers waar het om gaat. En juist de blijvende afwezigheid van Jezus, in hoop op zijn komst, vraagt om doordenking van dat geheim. En dat probeert Paulus hier te doen. De volgende accenten kunnen worden gelegd:

  • Het krachtige ingrijpen van God de Vader staat centraal bij Paulus. Hij heeft Christus uit de doden opgewekt. Het is God de Vader, die zijn Zoon gezet heeft aan zijn rechterhand (Ps. 110:1; Mat. 26:64; Hand. 7:56; Fil. 2:9). Hiermee wordt benadrukt dat de Heer Zelf de bevrijdingsactie van zijn Zoon bevestigd en geaccepteerd heeft. Het is God Zelf die Christus uit de vernedering van het doodsrijk verhief tot in de verheerlijking. Deze ‘overwinning op de zwaartekracht’ is vooral een verdere verdieping van de overmacht over de doodsmacht. Dit biedt een ruim perspectief voor ons. Zo wil God blijkbaar handelen. De hemelvaart heeft dus ook voor ons veel te betekenen. Ook wij mogen, met Hem die ons lief is, delen in de verheerlijking (Rom. 8:32).

  • In dit bijbelgedeelte wordt de koninklijke machtspositie van Christus beschreven (Mat. 28:18; 1 Kor. 15:25). Hij heeft nu de heerlijkheid ontvangen, die Hij al had voordat de wereld bestond (Joh. 17:5). Maar Hij ontvangt deze heerlijkheid nu als het Lam dat de zonden der wereld wegneemt (Joh. 1:29). Hij gaat ook niet in de hemel naast de anderen, de dieren en de 24 oudsten zitten (Op. 4 en 5), maar Hij zit naast God Zelf, op een en dezelfde troon. Jezus is een rechtvaardige Koning, die Zichzelf gegeven heeft voor de gemeente (Ef. 5:25).

  • Hij heeft de macht over de vijanden, dus ook over de boze en al zijn medestrijders (Ef. 6:12), die voor Hem ‘als een voetbank gezet zijn’ (Ps. 110:1; Heb. 1:13, 10:12-13). Een Machthebber is ook de Rechter. Hij zal het oordeel uitspreken over levenden en doden. Wij allen zullen voor die rechterstoel verschijnen (2 Kor. 5:10). Hij is een goede Koning, die zich niet verrijkt ten koste van zijn onderdanen, maar, integendeel, juist zorgt voor ons en ons leert om ons niet te verrijken ten koste van de zwakken. Het is een oproep niet alleen profiterend te nemen, maar deel te nemen aan zijn opdracht om het evangelie te verkondigen (Joh. 20:21, 22).

  • In Christus heeft de gemeente de volheid ontvangen van Hem die alles vervult, namelijk God Zelf. Want de volheid van God woont in Christus lichamelijk (Kol. 2:9, 10). Deze heerlijkheid van het Hoofd straalt af op zijn leden. Blijkbaar wil God, met zijn onmetelijke energie en macht, werken in ons, miserabele, prutserige zondaars die we zijn. Dat alleen in Christus, het Hoofd! Hij volmaakt alles in allen! Christus brengt de genadegaven in de gemeente tot ontplooiing. Hij woont in de zijnen (Ef. 3:17).

Liturgische aanwijzingen

Schriftlezingen: Psalm 68, 110:1; Handelingen 1:1-11; Kolossenzen 3:1-17. Zingen: Gezang 68:1 (NH1938); Psalm 47:2, 3; Gezang 73 (nh1938), 140 (elb); 234:1 en 2; 68:2 (nh1938); kinderlied: Elly & Rikkert, ‘Toen de Heer was opgestaan’.

Geraadpleegde literatuur:

A. van de Beek, Jezus Kurios, Kampen, 1998.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken