Menu

Premium

Preekschets Efeziërs 3:16

Efeziërs 3:16

Achtste zondag na Pinksteren

Moge hij u kracht en sterkte schenken door zijn geest.

Schriftlezing: Efeziërs 3:14-21

Het eigene van de zondag

We vervolgen onze speurtocht naar de werking van Gods Geest. Door de Geest krijgen ook heidenen de kracht om een blijvende woning voor Christus te zijn, aldus de brief aan de Efeziërs. Te midden van alle verleidende machten zal er een levensfundament liggen in de liefde van Christus. Dat zijn grote woorden – hoe kunnen ze iets meer handen en voeten krijgen?

Uitleg

De brief aan de Efeziërs doet een poging de betekenis van Christus te duiden in termen van de Griekse Umwelt, respectievelijk kosmologie, aldus Van Kooten. Dat betekent dat het onder meer gaat over de plaats van Christus in de ‘hemelse gewesten’ (1:3, 20; 2:6; 3:10; 6:12) en over zijn betekenis als heer en hoofd van machten en krachten in hemel en op aarde (1:10; 2:2; 3:15; 6:12).

Hierin ligt de sterke parallel met de Kolossenzenbrief (2:8-15, 20-22; 3:1-4). Het is een taalveld van strijd, geheimenissen, van een getrapte kosmologie van meerdere hemel- en wereldsferen en van menselijke groei naar volheid. Geweldige superlatieven worden gebruikt als het om God gaat: zijn kracht is overweldigend groot (1:19) en zijn genade overweldigend rijk (2:7), en de Efeziërs zijn daarin ingewijd door Jezus en zo betrokken bij Gods beloften (2:12). De toon van de brief is zeer bemoedigend. Maar het is goed om te bedenken dat er een bepaalde wereldopvatting achter ligt en er ook sprake is van een ‘front’ – termen als gnosis(‘kennis’, ‘inzicht’) en dunamis (‘macht’, ‘kracht’) kan men in het licht van hun Grieks-filosofische achtergrond in deze brief niet argeloos lezen.

Hoofdstuk 3 bestaat uit twee gedeelten, vers 1-13 en vers 14-21. Paulus – of de auteur die zich achter deze naam verbergt – weet zich geroepen om aan heidenen de ‘rijkdom van Christus’ te verkondigen. Al zit hij gevangen, zij moeten zich niet laten ontmoedigen (vs. 13). In vers 14-21 volgt dan een voorbede die tegelijk het karakter van een belofte heeft en, zoals iedere voorbede, ook een eigen theologische samenhang heeft.

Enkele lastige punten:

Vers 15 – van de Vader ontvangt elk volk in de hemel en op aarde zijn naam. Moeten we hier denken aan families van engelen, sterren en andere hemelse wezens, zoals het woordenboek suggereert, of aan de volkerenfamilies, of aan beide? ‘Naam geven’ staat voor: ‘macht en zeggenschap geven over’.

Vers 16 – een overvloed aan bijstellingen en de nbv begint voor de helderheid met een nieuwe zin. Moge hij jullie uit zijn rijke glorie kracht en sterkte schenken in de innerlijke mens door zijn Geest. Het gaat er niet zozeer om dat de Geest in de mens inpandig wordt, zodat je over hem kunt beschikken; wel dat hij over hem of haar komt en de mens vanbinnen (d.w.z.: in zijn besturingscentrum) kracht verleent. Dat de Geest bij zijn komst kracht verleent, is onder andere te zien in Handelingen 1:8, 10:38 en bij de rechters (vgl. ook 1 Kor. 12). Kracht waartoe precies?

Vers 17 verduidelijkt dat: het gaat om kracht die ons hart opent voor de liefde van Christus en die ons blijvend verbindt met zijn liefde. Dat Christus bij ons komt inwonen (katoikeoo) is bijzonder; bekender is dat God in Christus inwoont (Kol. 1:19 en 2:9). Opvallend is dat die kracht een stil en spiritueel effect heeft. Hij is nauwelijks merkbaar en niet meetbaar, maar geeft innerlijk wel degelijk een grote verandering, zeker voor de Efeziërs die van huis uit ‘zonder Christus’ leven (2:12).

Vers 18 – de breedte en lengte, hoogte en diepte – namelijk alle dimensies van de kosmos en de wezens daarin. Daarnaast is er de kennis van de liefde van Christus die alle gnosis en geredeneer te boven gaat. Dat is de inclusieve, uitstralende liefde van de Heer die de muurtjes tussen jood en heiden heeft neergehaald (vgl. 2:4 en 1 Kor. 13).

Kennen de mensen eenmaal de liefde van Christus, dan zullen zij ‘volstromen richting de volkomenheid van God’ (vs. 19). Het werkwoord plèroöo komt voor in 1:23; 3:19; 4:10 en 5:18. Het naamwoordplèrooma staat in 1:10, 23; 3:19; 4:13. ‘Der Gebetswunsch geht dahin dass die Adressaten schlechthin erfüllt werden mit Gottes ungemessenen Gaben (zo Delling in ThWNT). Tegelijk krijgt het wijsgerige begrip plèrooma, dat staat voor de opperste eenheid in de kosmos en het summum van geestelijkheid en goddelijkheid, hier aardse trekken: de gemeente die uit de liefde van Christus leeft, zal naar die kosmische volheid toe groeien.

Aanwijzingen voor de prediking

Het woord pneuma komt veertien keer voor in de brief aan de Efeziërs, maar slechts twee keer in de samenstelling ‘heilige geest’ (1:13 en 4:30). Er is nog geen sprake van een leer van de Heilige Geest. De Geest geeft kracht – en zorgt voor de overstap van het grote niveau (God en zijn heerlijkheid) naar het menselijke niveau (de innerlijke mens). Hij maakt het hart bereid om Christus er te laten wonen. Hij zorgt voor verbinding en verandering, voor toenadering tussen God en mens. Ook al durf je niet, is er twijfel of afstand, de Geest kan ons weer wakker roepen en bij God brengen.

Praktisch gezien is de vraag: gedragen wij ons alsof Gods Geest ons in ons binnenste kracht geeft? Hoe zou een leven op die manier eruit gaan zien? Echt anders en hoe dan anders? Hoe zou het zijn als we als fundament niet onze ambitie of geldingsdrang hebben, maar liefde en barmhartigheid, een weg van tegenspraak en risico? Zie je dat nog af aan de gemeente?

Liturgische aanwijzingen

Eventueel te combineren met Ezechiël 36:22-28, met name vers 27. Gezang 95; 448:1-2; 447 en een zomerlied als Gezang 288:1, 5 en 8 (LvdK); Gezang 48 (Tt).

Geraadpleegde literatuur

G.H. van Kooten, ‘De brief aan de Kolossenzen en de brief aan de Efeziërs’, in: J. Fokkelman en W. Weren (red.), De Bijbel literair, Zoetermeer 2003, 627-638 en het lemma ‘pleroma’ in ThWNT door G. Delling.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken