Menu

Premium

Preekschets Efeziërs 4:3

Efeziërs 4:3

Negende zondag na Pinksteren

Span u in om (…) de eenheid te bewaren die de geest u geeft.

Schriftlezing: Efeziërs 4:1-13

Het eigene van de zondag

We vervolgen onze speurtocht naar de werking van Gods Geest en stellen de vraag hoe de Geest werkt in de gemeente. In de brief aan de Efeziërs bewerkstelligt de Geest vooral eenheid in de gemeente. Maar hoe wordt die eenheid nader ingekleurd en waarom is die zo belangrijk?

Uitleg

In Efeziërs 4 vinden we de overgang van de argumentatie (Ef. 1-3) naar de levenspraktijk die met het nieuwe geloof correspondeert (Ef. 4-6). Volgens Van Kooten gaat het in dit hoofdstuk om de kerk voor zover die een rol speelt in het herstel van de kosmos (p. 636-637). Er klinken aanwijzingen voor de levenswandel en eenheid binnen de gemeente (vs. 1-5) en de organisatie (vs. 6-11). Maar tegelijk is dat alles gericht op een andere ‘eenheid’ (vs. 13) – de eenheid van de ‘tot volle groei gekomen volheid van Christus’ die de kosmos tot vervulling brengt. Deze gedachte van het vervullen van de kosmos is Grieks-wijsgerig en is een ideaal voorbij de gebrokenheid en tijdelijkheid van alles. Om het simpel te zeggen: het groeien in de richting van Christus als hoofd van de kosmos (vs. 15-16) geeft de mensen en de schepping rust, vrede en harmonie. Daarin ligt de bijdrage van de kerk aan de kosmos. Daartoe is het wel belangrijk dat zij een eenheid vormt en goed getraind is in de ‘kennis van de zoon van God’ (vs. 13). Woorden als eenheid (vs. 3, 12), volmaaktheid (vs. 13) en volheid (vs. 13) hebben dus een wijsgerige achtergrond.

De schrijver ‘roept’ de mensen in Efese ‘op’ een leven te leiden overeenkomstig hun roeping. Het werkwoord peripateoo komt voor in 2:2, 10; 4:1,17 en 5:2, 8,15. Er is in de brief een sterk besef van de tegenstelling tussen de vorige wandel van de heidenen – in overtredingen, in duisternis – en de nieuwe levenswandel (zie 4:20). Opnieuw staat vermeld dat Paulus in gevangenschap is (vgl. 3:1), misschien om te benadrukken dat de navolging niet gratis is.

Op vijf manieren wordt die nieuwe levenswandel getypeerd. De eerste drie termen komen ook in combinatie voor in Kolossenzen 3:12. Vergelijkbaar zijn Galaten 5:23 en 1 Petrus 3:8. nbv heeft: ‘bescheiden, zachtmoedig en geduldig’. Naastepad merkt op dat tapeinofrosunè niet vertaald moet worden met ‘nederigheid’ – dat is ‘verkapte hoogmoed’. Het is het tegendeel van arrogant, betweterig en heeft te maken met bedacht zijn op ‘lage dingen’, op andermans belang (vgl. Fil. 2:3). Naastepad vertaalt met ‘genegenheid’. Het zijn deugden die ook bij de stoïcijnen hoog in aanzien staan.

Daarnaast moet men elkaar verdragen in liefde en de eenheid bewaren. Zowel Groot Nieuws als nbv vertaalt met ‘de eenheid die de geest u geeft’ in plaats van ‘de eenheid des Geestes’. Hoewel het woord enotès alleen nog in 4:13 voorkomt, is eenheid wel een thema in deze brief (zie 2:14-16) en het motiefwoord ‘lichaam’. Deze eenheid wordt in zeven begrippen uitgewerkt: één lichaam, één geest, één hoop, één Heer, één geloof, één doop en één God. Opvallend is de volgorde waarin in het midden de kurios,de Heer, genoemd staat.

Het is voor de christenen in Efese, die overwegend uit de volkeren afkomstig zijn, een hele toer om samen één lichaam te vormen. Wat een gouden greep van Paulus om het woord ‘lichaam’ te gebruiken voor de gemeenschap van de volgelingen van Christus! Het is bij een lichaam immers duidelijk dat het een eenheid is, ondanks het feit dat er in de gemeente geen eenheid is van afkomst, volk of bloed. Haar eenheid is een geschenk van de Geest – een element van Gods vernieuwende kracht. De geest, de levensadem, is als we die met de metafoor van het lichaam verbinden dat wat het lichaam Lebensfähigkeitverleent. De levensadem is in dit geval de Geest van Christus. Als die er niet is, is het lichaam dood en zit er geen leven in.

In vers 7-13 gaat het om de organisatie in het lichaam van Christus en het doel dat ‘allen’ (de kosmos?) hun eenheid vinden in de volheid van (het heil in) Christus. Als opstap staat er een citaat uit Psalm 68:19 – de oorspronkelijke tekst is overigens precies andersom (daar gaat het om gaven die God in ontvangst neemt; hier deelt Hij ze uit). Het gaat hier om een tweeledige beweging: Christus vaart tot ver boven de hemelen om alles met zijn aanwezigheid te vervullen. En: Hij daalt neer op aarde en schenkt gaven aan de mensen: apostelen, profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren. Deze mensen doen hun werk met een drieledig doel: toerusting tot dienstbetoon (ergon diakonias), opbouw en versterking van het lichaam van Christus en allen (de wereld, de kosmos) doen toe groeien naar de volheid van Christus.

Paulus is irenisch en is uit op een gemeente die let op de zeven samenbindende krachten die haar gegeven zijn. Tegelijk laat hij ruimte voor ‘de genade die ieder afzonderlijk is gegeven’ (vs. 7). Dat is ook wel een heel belangrijk vers: je kunt elkaar niet zomaar de tent uit zetten; kijk eerst maar eens of die nieuwlichter of traditionele gelovige misschien ook een eigen ‘genade’ heeft die binnenboord gehouden kan worden. De apostel wil geen strijdlust of fanatisme, maar verwondert zich over de gemeente die hij voor zich ziet.

Aanwijzingen voor de prediking

Een aantal verdiepingsvragen. Hoe kan de Geest eenheid geven (vs. 3)? Is bedoeld dat de Geest mensen uit allerlei lagen van de bevolking samenbrengt in één gemeente? Waarschijnlijk is dat het geval; Paulus is nog vol van de noviteit van de messiaanse beweging onder de heidenen. Hij heeft nog niet te maken met modaliteiten in de kerk en burenruzies onder christenen. Voor hem is duidelijk dat de Geest vooral eenheid brengt. Ik zie verband met 2:14-19 – voor de Efeziërs is een eind gekomen aan de vreemdelingschap, tweespalt en hun God-verlatenheid. Ze zijn tot één nieuw lichaam verbonden. Dat is het werk van de Geest: opruimend, vernieuwend, samenbindend. We worden door de Geest ‘ingelijfd’ in de gemeenschap met God en met elkaar.

Is eenheid een doel op zichzelf? Nee, natuurlijk gaat het ook om de inhoud, om verbondenheid met de man van Nazaret. Maar tegelijk mag een besef van eenheid ons wel lokken en inspireren. Duidelijk is dat de brief aan de Efeziërs geen krampachtig kerkmodel kent – dat komt ook door de kosmische en brede belangstelling -, God is de vader van allen, Hij is boven allen en werkt door allen en in allen. Een prachtig uitzicht!

Tot slot een andere vraag: is Christus in deze brief nog de gekruisigde, de man van smarten en met liefde voor de minsten – of meer een abstract principe? Wordt de insteek door het accent op ‘volheid’ en ‘kosmos’ en ‘hoofd boven alles’ (1:22) niet wat erg algemeen? Dat gevaar is er. We zullen het steeds moeten verbinden met Christus’ eigen zachtmoedigheid, met de ‘volheid’ die ligt in het doen van de geboden, in de liefde voor de naaste, in het gebed en de vergeving der zonden. Het gaat niet alleen om een hemelse, kosmische uitslag. In de gemeente krijgen we een voorsmaak van zijn nabijheid, zijn kracht en het werk van de Geest in de verschillende menselijke talenten. Het is een genadegemeenschap. De Geest, het pneuma, blijft de levensadem, de zuurstof, in en om de gemeente.

Liturgische aanwijzingen

Een combinatie met Marcus 7:24-30 of Lucas 17:11-19 (ontmoetingen van Jezus met nietJoden) is mogelijk. Of een voorbeeld van bevrijders of profeten die werden aangedreven door Gods geest (Recht. 6:34; 13:25). Een goed passend lied is: ‘The kingdom of God’ (Songs of Taizé 2003-2004, Taizé 2003, nr. 125). Verder Gezang 247, 308, 314, 86 (LvdK).

Literatuur

Th.J.M. Naastepad, Schouwspelers van God – Uitleg van Paulus’ brief aan de Efeziërs, Baarn 2001 (heruitgave) en H. Berkhof, Christelijk Geloof, Nijkerk, 19794 (§ 36 en p. 413-422).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken