Menu

Premium

Preekschets Efeziërs 5:8b – Vierde zondag in de veertigdagentijd

Ga de weg van de kinderen van het licht.

Efeziërs 5:8b

Schriftlezing: Efeziërs 5:8-14

Het eigene van de zondag en de veertigdagentijd

Deze zondag valt in het midden van de veertigdagentijd. De naam Laetare is ontleend aan Jesaja 66:10a en betekent ‘verheugt u’. Midden in de tijd van voorbereiding op Pasen licht het aankomende feest even op. De liturgische kleur is daarom roze: paars gemengd met wit. Iets van de aanstaande vreugde mag doorklinken in de dienst.

Lange tijd is de veertigdagentijd gezien als leerperiode voor de geloofsleerlingen die in de Paasnacht gedoopt werden. Dit gebruik uit de oude kerk is opnieuw ontdekt in gemeenten waar geen sprake is van enige vanzelfsprekendheid van belijdenis van het geloof doen. In gemeenten met één of enkele geloofsleerlingen, waarbij een serie gesprekken gedurende een heel seizoen op bezwaren stuit, valt te overwegen de veertigdagentijd als catechesetijd weer in te voeren De vragen die Paulus opwerpt in dit gedeelte kunnen daarbij goed als catechesemateriaal dienen. Overigens ook voor doorgewinterde geloofsleerlingen kan het overdenken van de vragen van Paulus een mooie impuls voor het geloofsleven zijn.

Liturgische aanwijzingen

Naast de epistellezing Efeziërs 5:8-14 stel ik als evangelielezing Johannes 9:1-39 voor, zoals ook het Oecumenisch Leesrooster en de Revised Common Lectionary suggereren. De verbinding ligt voor mij in het kernwoord licht. De genezing van de blinde loopt uit op een twistgesprek over zien, blind zijn, zonde en iemands levenswandel.
Wie drie of meer lezingen gewend is, kan daar 1 Samuël 16:1-13 en Psalm 23 nog aan toevoegen. Het accent zou dan gelegd kunnen worden op het zien met het hart, waardoor de jongste zoon van Isaï, de herder David, in beeld komt als toekomstig koning van zijn volk.

Het alternatieve rooster volgt gedurende de veertigdagentijd lezingen uit het boek Exodus. Voor deze zondag is dat Exodus 7: 8-25. Vaak is er een speciaal project voor en met de kinderen. In de praktijk is er dan meestal geen ruimte voor een lezing uit de brieven. Een verband met de voorgestelde lezing is er dan ook niet.

Het NLB heeft twee suggesties bij Efeziërs 5:8 (liederen 470 en 612) en eveneens twee bij Efeziërs 5:14 (liederen 594 en 596). Mijn voorkeur gaat uit naar lied 612. Het licht is een bekend motief bij dichter Sytze de Vries en in dit lied gaat het over het licht waarmee de mensenkinderen geroepen zijn. Tegelijkertijd wordt deze roeping doorgetrokken als opdracht om kinderen van het licht te zijn, ook als Pasen allang achter ons ligt.

Uitleg

Wie Christus heeft leren kennen, heeft te maken met een ingrijpende verandering van zijn of haar leven, aldus Paulus. Hoe existentieel die verandering is, laat hij zien in scherp geformuleerde tegenstellingen: donker en licht, voor en na de doop. De overgang vindt plaats in de doop, dat is het beslissende moment. Voor de doop verkeert men niet alleen in duisternis, men is ook duister! Na de doop ben je kind van het licht. Dat impliceert de opdracht ook zo te gaan en blijven leven.

In vers 9 legt Paulus uit waaraan dat leven te herkennen valt. De opsomming doet denken aan de vruchten van de Geest zoals beschreven in Galaten 5:22-23. Goedheid, goed doen is een grondhouding, daarmee begint het. Dat komt verder tot uiting in het doen van de wil van God, het doen van gerechtigheid en uiteindelijk in waarheid en trouw. Opvallend is dat Paulus hier de directe rede gebruikt: hij spreekt de hoorder heel indringend aan. Al deze gaven komen tot bloei omdat de Geest van God in hem of haar woont.

In vers 11 herneemt Paulus zijn waarschuwingen tegen de werken van de duisternis. De hoorder wordt aangesproken om deze achter zich te laten en ook niet terug te vallen in zijn of haar vroegere leven. Paulus speelt daarbij met vrucht (karpos) in vers 9 en onvruchtbaar (akarpos) in vers 11. Deze aansporing geldt voor het leven van de gelovige zelf. Hij of zij mag tevens een medegelovige aanspreken. Er geldt dus ook een verantwoordelijkheid voor de gemeenschap als geheel. Wat die werken van de duisternis zijn, laat Paulus hier onbenoemd. Dan volgt opnieuw een opeenvolging die een stuwend effect heeft: wat wordt ontmaskerd door het licht wordt openbaar en daarmee zelf licht.

Paulus eindigt met een combinatie van twee citaten uit het boek van de profeet Jesaja: 26:19 en 60:1 die iets van een conclusie hebben. Het is niet helemaal zeker of deze citaten afkomstig zijn uit een doopliturgie of een onbekend lied. Schnackenburg meent dat je in de doop leeft door en in het licht. De slaap is metafoor voor de dood, in die lijn is het ontwaken en opstaan beeld voor ommekeer tot een nieuw leven als gedoopte en volgeling van Christus, aldus Floor.

Aanwijzingen voor de prediking

Met de tekst uit Efeziërs kan de prediker ingaan op de vreugde van het gedoopt zijn. Ook als er geen doop in het midden van de gemeente bediend wordt op deze zondag, kan dit thema aan de orde komen. Gedoopt zijn heeft zeggingskracht en dat mag blijken uit het leven van de hoorder. De weg naar de doop, de doop zelf en het leven na de doop zijn fasen in een levenslange weg: een levenslang leren en inprenten wat de doop betekent. Het betekent ook continu onderzoeken wat de wil van God is, wat wordt verwacht van een basishouding van goedheid en betrouwbaarheid.

Het voortgaande proces waarin de gemeente een levenslange leer- en geloofsgemeenschap is, kan ook in de preek aan de orde komen. Het volhouden van het leven uit de doop, en de bedreigingen mogen zeker benoemd worden. Dit vergroot de geloofwaardigheid voor iedereen. De verantwoordelijkheid van het individu naar de gemeenschap en omgekeerd is niet bedoeld om elkaar de maat te nemen, maar een samen zoeken naar de betekenis van werken die aan het licht mogen komen. Mogelijk is de gehele veertigdagentijd een periode waarin de gemeenteleden onderzoeken wat in hun context ‘werken van het licht’ zijn. Hiervan zou een mooi project te maken zijn, dat in verschillende groepen en generaties uitgewerkt kan worden.

Ideeën voor kinderen en tieners

Als er in gemeenten gedoopt wordt, zijn de dopelingen vaak zuigelingen. Als er al sprake is van een volwassendoop, gebeurt dat vaak in de paasnachtviering, en dan kunnen kinderen in de basisschoolleeftijd er meestal niet bij zijn vanwege het tijdstip. Voor jongeren in de middelbare schoolleeftijd kan het bijwonen van een dergelijke viering een extra dimensie geven aan de doop en de gedachtenis van hun eigen doop, verondersteld dat zij zelf als baby gedoopt zijn. Als het mogelijk is om dit ook te combineren in een catecheseles over dopen en een gesprek met een geloofsleerling, kan deze gebeurtenis vruchtbaar zijn op vele terreinen van het gemeenteleven.

Wie de tekst uit Efeziërs met kinderen en tieners wil bespreken, onafhankelijk van een gesprek met een geloofsleerling, zou kunnen kiezen voor de insteek van het volhouden van een nieuw gebruik. Je kunt denken aan geen vlees eten, maar de kinderen kunnen dat het beste zelf aangeven. Hoe zorg je ervoor dat je niet terugvalt in oude gewoonten? Aan welke foute, oude praktijken denken de kinderen? Of wat zien zij bij hun ouders? Het is wat afgezaagd om het over schermtijd en gebruik van sociale media te hebben alsof dat een probleem van kinderen is. Misschien zien de jongeren iets bij volwassenen waar zij hun ouders op kunnen aanspreken, bijvoorbeeld vaker de auto laten staan en fietsen.

Geraadpleegd

  • Rudolf Schnackenburg, Der Brief an die Epheser. Evangelisch-Katholischer Kommentar, 1982/2003. Benziger Verlag, Düsseldorf.

  • L. Floor, Efeziërs. Commentaar op het Nieuwe Testament. Kok, Kampen 1995/1998.

  • A. van Roon, De brief van Paulus aan de Efeziërs. Callenbach, Nijkerk, 1976.

  • Andrew T. Lincoln, Ephesians. Word Biblical Commentary. Thomas Nelson Inc., Dallas, 1990.

  • https://www.christianity.com/bible/commentary (geraadpleegd op 19 oktober 2019).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken