Menu

Premium

Preekschets Exodus 16: 22-30 – Israëlzondag

Inleidend

Deze preekschets is geschreven met het oog op de Israëlzondag 2012. Als thema is gekozen: ‘Rust in een 24/7 economie’.

Op Israëlzondag (eerste zondag in oktober) wordt van oudsher in vele kerken in ons land aandacht gegeven aan de verhouding van de kerk ten opzichte van het Joodse volk. Als kerk mogen we getuigen over de persoon van Jezus. Wij herkennen in Hem de Messias en Hei-land der wereld. Dit getuigenis gaat ook het Joodse volk aan.

Maar het Jodendom heeft ook ons als kerk veel te leren. We lezen de Schriften samen met hen. Juist waar het gaat om de heiliging van het leven kan dit heel concreet worden. Eén thema wat daar dan uitspringt, is de heiliging van de sabbat.

Exegetische opmerkingen

We kijken allereerst kort naar het gedeelte als geheel, maar zullen ons vooral richten op de woorden over de sabbat, vs. 22-30.

  • Context: Dit hoofdstuk speelt tussen de uittocht en de wetgeving bij de Sinaï – halverwe-ge. Het volk morde bij Mara (15:24) en later ook bij Meriba (17:3) over water. Daar tussenin staat dit gedeelte met gemor over voedsel. Er is sprake van honger. Dit overigens in tegen-stelling tot Num. 11, waar gemord wordt omdat men het manna niet meer blieft. Daar krijgt het volk andermaal kwartels – evenals hier, vs. 13 – maar dan sterven er velen door hun gul-zigheid.

  • Exegetische opmerkingen v.4-21: In vers 4-5 horen we een samenvatting van wat volgt in dit hoofdstuk. De HERE spreekt tot Mozes over het manna en de sabbat, al hebben die hier nog geen naam. Over de sabbat gaat het hier nog wel zeer impliciet, maar het thema is aan-gekondigd. De HERE stelt hiermee het volk op de proef: zullen ze handelen naar Zijn Tora? Zullen ze op Hem vertrouwen? Het moet blijken.

In de verzen 6-12 vinden we woorden tot Israël. Drie keer gaat het over “vanavond” en “morgen”. De eerste keer in veelbelovende aanduidingen (6-7). In vs. 8 en 12 worden con-creet vlees en brood genoemd. Drie keer wordt ook gezegd dat het morren van het volk niet maar tegen Mozes en Aäron was.

Tussen vers 8 en 12 horen we nog van het verschijnen van de heerlijkheid van de HERE in een wolk (nog voor ze ook de volgende morgen Zijn heerlijkheid zien, vs. 7), dan in het man-na. Vers 8 en 12 zijn als een omlijsting: dezelfde dingen worden genoemd door resp. Mozes en de HERE, in omgekeerde volgorde.

De verzen 13 tot 21 gaan over het manna. In vers 22-30 over de sabbat. Beide gedeelten hebben een gelijke opbouw:

1. er gebeurt iets vreemds 13-15 22
2. Mozes legt het uit 15-16 23
3. Men handelt daarnaar 17-18 24
4. Mozes geeft nadere instructie 19 25-26
5. sommigen gaan daar tegenin 20 27
6. reactie daarop van Mozes/de HERE 20b 28-29
7. afsluitend: hoe het voortaan ging 21 30

Of in uitgewerkte vorm:

1. er gebeurt iets vreemds

  • 13vv En des avonds kwamen kwakkels opzet-ten en overdekten de legerplaats; en des morgens was er een dauwlaag rondom de legerplaats. Toen de dauwlaag opgetrokken was, zie, daar lag over de woestijn iets fijns, iets schilferachtigs, fijn als rijm op de aarde. Toen de Israëlieten het zagen, zeiden zij tot elkander: Wat is dit? Want zij wisten niet, wat het was.

  • 22 En op de zesde dag verzamelden zij twee-maal zoveel brood, twee gomer voor ieder; en al de vorsten der vergadering kwamen het Mozes berichten.

2. Mozes legt het uit

  • 15v Maar Mozes zeide tot hen: Dit is het brood dat de HERE u tot spijze gegeven heeft. Dit is wat de HERE geboden heeft: verzamelt ervan naar ieders behoefte; ieder van u kan voor zijn tentgenoten een gomer per hoofd nemen, naar gelang van het zielental.

  • 23 Toen zeide hij tot hen: Dit is wat de HERE gezegd heeft: een rustdag, een heilige sab-bat is het morgen voor de HERE; bakt wat gij bakken wilt en kookt wat gij koken wilt; laat al wat overblijft liggen om het tot de vol-gende morgen te bewaren.

3. men handelt daarnaar

  • 17v De Israëlieten nu deden zo en verzamel-den het, de een meer en de ander minder. Toen zij het in een gomer maten, had hij die meer verzameld had, niet te veel en hij die minder verzameld had, kwam niet te kort. Ieder had naar zijn behoefte verzameld.

  • 24 Zij lieten het dan tot de volgende morgen liggen, zoals Mozes bevolen had; toen stonk het niet, en er waren geen maden in.

4. Mozes geeft nadere in-structie

  • 19 En Mozes zeide tot hen: Niemand late er-van over tot de morgen.

  • 25v Voorts zeide Mozes: Eet dit vandaag, want heden is het sabbat voor de HERE, vandaag zult gij het niet vinden op het veld. Zes dagen zult gij het verzamelen, maar op de zevende dag is het sabbat; dan is het er niet.

5. sommigen gaan daar tegen-in

  • 20 Maar sommigen luisterden niet naar Mozes en lieten ervan over tot de morgen, maar toen was het bedorven van de wor-men en stonk.

  • 27 Toen er dan ook van het volk op de zeven-de dag heengingen om wat te verzamelen, vonden zij het niet.

6. reactie van Mozes resp. de HERE

  • 20b En Mozes werd toornig op hen.

  • 28v Daarom zeide de HERE tot Mozes: Hoe-lang weigert gij mijn geboden en wetten te onderhouden? Bedenkt, dat de HERE u de sabbat gegeven heeft; daarom geeft Hij u op de zesde dag brood voor twee dagen. Ieder moet op zijn plaats blijven; niemand mag zijn plaats op de zevende dag verlaten.

7. afsluiting: nu en voortaan…

  • 21 Zij nu verzamelden het elke morgen ieder naar zijn behoefte; maar als de zon heet werd, smolt het.

  • 30 Toen rustte het volk op de zevende dag.

In de naam manna (letterlijk ‘wat is dít?’) blijft de vraag en verwondering van de eerste keer doorklinken. Voor iedereen zal er één gomer zijn: ruim 3,5 liter – een royale hoeveelheid. Het gaat om “dagelijks brood”; je kunt geen reserves aanleggen maar bent elke dag weer afhankelijk.

3. Exegetische opmerkingen

v.22-30: Op de zesde dag echter blijkt iedereen ineens een dubbele portie te hebben. Wat kan daarvan de bedoeling zijn? Mozes vertelt: “Dit is wat de HERE gezegd heeft…” Namelijk tegen Mozes in vers 6. “Morgen is een sjabbaton, een heilige sabbat voor de HERE” (שַׁבָּתֹון שַׁבַׁתֹ־קֹדֶש לַׁיהוָּה מָּחָּר).

Voor de eerste keer in de Bijbel horen we hier het woord “sabbat” (שַׁבַׁתֹ als zelfstandig naamwoord), al ging het er natuurlijk ook in Gen. 2:1-4 al wel over: de zevende dag waarop God rustte (het werkwoord שבתֹ ). Nog vóór het woord sabbat staat het woord sjabbaton Gesenius vertaalt met “Ruhefeier”. Dat wordt ook gebruikt bij de Grote Verzoendag en het sabbatsjaar. Vaak komt het voor in de combinatie sjabbat sjabbaton (SV: “een sabbat der rust”, NBG’51: “een volkomen sabbat”). Hier echter staat sjabbaton voorop.

Let ook op de verdere terminologie: שַׁבַׁתֹ־קֹדֶש לַׁיהוָּה , heilig (vgl. Gen. 2:3, Exod. 20:8 etc.), voor/van de HERE (vgl. vs. 25, 20:10 etc.).

Hier is al een sabbat, nog vóór de Tien Woorden zijn gegeven. Het is opvallend hoe vers 26 al klinkt, zoals straks het 4e gebod zal klinken. Het gaat niet om een incident maar om de regel. Het gaat steeds over “de zevende dag” (vs. 26, 27, 29, 30). Van nu voortaan zal elke zevende dag een dag apart zijn. “De zevende dag” komt hier overigens naar voren als een bekend begrip. Er was al wat met die dag; dat blijkt uit hoe Mozes over de sjabbaton begint, en uit hoe de HERE spreekt over “mijn geboden en wetten” (vs. 28). Waar het dan wel begon? In de Tora horen we dan van de sabbat als iets “van den beginne”, gekoppeld aan de voltooiing van de schepping (Gen. 2:2-4).

Mozes zegt dat het volk op de zesde dag mag bakken of koken wat het wil, maar “laat de rest met rust…” ( הַׁנִּיחוּ לכֶם לְמִּשְמֶרֶתֹ עַׁד־הַׁבֹקֶר ). De volgende dag blijkt dat nog wel goed. Mo-zes zegt dan: “Eet dit deze dag, want deze dag is de sabbat voor de HERE; zes dagen zult gij verzamelen, maar de zevende dag is de sabbat, dan is er niet.” Dat blijkt ook, als er mensen toch gaan zoeken.

Daarop reageert de HERE zelf: “Hoelang weigert gij Mijn geboden en wetten te houden?” Bij de sabbat horen “geboden en wetten” (vs. 28). Men moet “op zijn plaats blijven” (vs. 29b). Maar de sabbat is vooral een geschenk. De HERE geeft de sabbat, en Hij geeft daarvóór, op de zesde dag, wat nodig is om te kúnnen pauzeren (vs. 29a, 2x נתֹן ).

“En het volk rustte op de zevende dag” – na vier keer het nomen sabbat klinkt nu ook nog eens het werkwoord, zoals het al klonk in den beginne (Gen. 2:2).

Hierna volgt nog een gedeelte met diverse opmerkingen. Over wat het manna was. Over hoe de HERE een gedachtenis sticht voor Zijn wonderen, voor hoe Hij spijze gaf (om het met

woorden van Ps. 111 te zeggen). En over hoe Zijn bijzondere zorg er was zolang dat nodig was: de 40 jaar in de woestijn.

Homiletische opmerkingen

1. Veel mensen klagen erover dat ze het zo druk hebben. Het leven vraagt veel van ons. Moeders en vaders vliegen van hot naar her om hun kinderen naar school, sport, muziekles, vriendjes of clubs van de kerk te brengen. Daarnaast moet het huishouden gedaan, de was gestreken, de bedden opgemaakt. En ook het werk op kantoor, in de fabriek, in het zieken-huis of in het onderwijs is niet zelden hectisch. Administratieve druk, klanten die zeker in slechte economische tijden meteen moeten worden bediend en klussen die gisteren al af moesten.

Jongeren zijn druk met hun opleiding. Misschien in september wel een nieuwe gestart. Het is nog wennen en ook dat vraagt tijd. Daarnaast check je om het half uur toch minstens je Fa-cebook, je Hyves, je twitter, je email, je sms, je whatsapp en al het andere wat je op je tele-foon bij je draagt. Dat moet ook gebeuren. En ’s avonds ben je bij vrienden, of nog bezig voor school.

En voor ouderen geldt evengoed: druk, druk, druk! Oppassen op kleinkinderen; ziekenhuis-bezoeken; je dagelijkse boodschappen waar je tijd voor moet nemen… Vrijwilligerswerk en kerkenwerk… Ouderen verzuchten niet zelden: na mijn pensionering ben ik alleen maar drukker geworden!

2. Behalve dat we druk zijn, maken we ons vaak ook druk. We voelen ons onzeker over de toekomst. Waar gaat het heen? Hoe zal de wereld er uit zien voor onze (klein)kinderen? Hoe ontwikkelt de financiële crisis zich? En hoe staat de kerk er over 10, 20, 30 jaar voor? Alles lijkt in beweging te zijn. Oude zekerheden staan plots onder druk. Waar wortelen we in?

Ook in gemeentes kan een klimaat ontstaan van organiseren, vergaderen, regelen. Echter: dat alles kan alleen vruchtbaar zijn, wanneer het gegroepeerd is rond een kern waar we tot rust en stilte komen in en bij God.

3. Wie in dat klimaat zijn oor te luisteren legt bij het volk van Israël en haar Schriften (de tho-ra), krijgt weer grond onder de voeten! Op Israëlzondag staan we in het bijzonder stil bij de blijvende betekenis van het Joodse volk in Gods heilsplan. Veelal denkt het doorsnee ge-meentelid dan aan de boodschap van het evangelie van Messias Jezus, die te brengen is aan het Joodse volk. Maar er is ook een omgekeerde beweging: die van het Joodse volk naar ons. Behalve dat het heidenen niet past zich verheven te voelen boven het Joodse volk (vgl. Rom.11:18), dienen ze juist ook te leren van wat God aan het volk Israël heeft geopenbaard. Hij gaf aan Mozes en Zijn volk inzettingen en wetten om naar te leven. Daarin wordt zicht-baar hoe de HERE het leven heeft bedoeld. Zijn goedheid spiegelt zich in de volkomenheid van de geboden.

4. De geschiedenis uit Ex.16:22-30 leert de gemeente:

a. wat rusten is: niet luieren, maar rusten in de goedheid en zorg van God. Het gaat om actief rusten: bewust afstand doen van werk en bezigheden. De ruimte die er dan komt, kan als leegte worden ervaren. Maar hierin wil God nu juist met Zijn Geest har-ten vullen met vrede en liefde voor Hem en de naaste. Kerkdiensten op deze dag zijn daartoe juist bij uitstek het middel. Wordt zo ook onze rustdag op zondag beleefd en gaan we met die verwachting naar de kerk?

b. hoe God zelf de rustdag geeft: het is een geschenk in Zijn goedheid. We hebben het nodig, willen we niet ten onder gaan.

c. hoe de rustdag geen dag van moeten (kerkgang etc.) of wel/niet mogen is, maar een dag van vertrouwen: de Israëlieten moeten niet op zoek gaan naar manna. Doen ze dat wel, dan getuigt dat van wantrouwen ten opzichte van God. Het manna dat op de zesde dag dubbel wordt opgeraapt, blijft van goede kwaliteit voor de volgende dag. De sabbat is bij uitstek de dag van ONT-MOETEN: bevrijd zijn van verplichting en slaver-nij; ontmoeting met God en met elkaar in de gemeente.

d. dat het erop aankomt te midden van ons (drukke) leven te rusten in God. Daarin vin-den we zin en doel van het leven: vertrouwelijk om te gaan met onze Schepper, die in Christus ons bevrijdt van heilig moeten en ons Zijn genade schenkt.

e. Als focus kan worden geformuleerd: God geeft aan Israël de sabbat als een geschenk. Het is een dag die anders is dan andere dagen: er wordt gerust. Op sabbat proef je Gods goed-heid. Het leven is geen slaven, maar bevrijd zijn! Zo bereidt de sabbat in de woestijn Israël voor op het bezit van het land Kanaän.

f. Als function kan worden geformuleerd: de preek wil bewerken dat de gemeente zich be-wust wordt van Gods wijsheid in het geschenk van de sabbat. De rustdag is een ‘must’, een heilig moeten. Maar dan wel: om geen slaaf van je werk en leven te zijn, maar om te besef-fen wie God de HERE is en dat Zijn genade bevrijding betekent.

Concretiseringen / denkduwtjes

1. Op welke momenten komen wij tot rust? Speelt onze rustdag (de zondag) daarin nog een rol? Wat houdt ons tot rust komen eigenlijk in? Met een zak chips op de bank voor de tv? Of heeft rust ook nog een diepere laag en daarmee andere invulling: tot rust komen aan Gods hart?

2. Ervaren we de zondag als een feestdag en een gave, juist in een 24-uurs economie? Ma-ken ouders van de zondag een heilige feestdag?

3. Bij de Klaagmuur wordt op vrijdagavond de sabbat ‘binnengehaald’ als was ze een konin-gin. Als God je Koning is, is de rustdag je koningin. En wie zal de Koning hooghouden, maar de koningin verachten?

4.Meer dan Israël de sabbat bewaarde, heeft de sabbat Israël bewaard. (Achad Ha-am -1856-1927)

5. Als een mens niet meer de tijd heeft, heeft de tijd hem (Agnus)

6. De sabbat is een dag die ‘van ophouden doet weten’ (Posthumus Meyjes)

Liturgische suggesties

Psalmen

  • 22:2 (Israël door God uitgeleid)

  • 36:2 (Gods goedheid is groot)

  • 78 (m.n. vers 12 oude berijming, vers 9 nieuwe berijming)

  • 86 (vertrouwelijke omgang)

  • 92 (lied voor de sabbatdag)

  • 105 (met manna dagelijks begenadigd)

  • 122 (lied bij de tempeldienst in Jeruzalem)

  • 125 (vers 4: God zal Israël doen herleven)

  • 132 (oude berijming vers 5, nieuwe berijming vers 4).

Enige gezangen

  • Berijming tien geboden

Liedboek voor Kerken (LB)

  • 15 (vers 3: vertrouwend naderen tot God)

  • 249:3 – 428 (m.n. vers 3)

  • 446

  • 463

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken