Menu

Premium

Preekschets Exodus 19:6 – 1e zondag van Epifanie

Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.

Schriftlezing: Exodus 19:1-15

Het eigene van de zondag

De tijd na Kerst is de tijd van de verschijning van Christus in ons midden: epifanie. Nu wordt openbaar wie hij is. Naast de gebruikelijke Nieuw-Testamentische lezingen voor deze zondagen, kunnen heel goed gedeeltes uit Exodus, Numeri en Deuteronomium gelezen worden, over hoe God aan zijn volk verschijnt na de uittocht. Deze zondag staat Exodus 19 centraal, waarin Israël zich voorbereidt op Gods openbaring op de Sinaï.

Uitleg

Dit gedeelte begint met een herinnering aan de uittocht: wat nu komen gaat, staat in het teken daarvan, zoals ook de tien geboden beginnen met een herinnering aan de uittocht. De ‘grondwet’ die nu geopenbaard zal worden, is gericht op bevrijding. Anders dan de onderdrukkende wetten van Egypte, zijn de tien geboden niet bedoeld om mensen klein te houden, maar juist om hen ruimte te geven.

Ze zijn echter nog in de woestijn – driemaal wordt dat woord gebruikt in de openingsverzen. Er is nog geen eigen grond waarvoor een grondwet zou kunnen gelden. Het land is nog lang niet bereikt en in zekere zin wordt het ook nooit bereikt, omdat dat land, het ‘koninkrijk van God’ overal en nergens is. Zo gelden ook de tien geboden overal en nergens: universeel bedoeld, niet aan een land of volk gebonden, maar nergens volledig nageleefd. Tenslotte is ook het volk een volk van overal en nergens. Het volk is geroepen een koninkrijk van priesters te zijn, een heilig volk te midden van de volkeren. Het is niet de bedoeling dat zij zich opsluiten in dat land, eerder dat zij zoiets als het zout der aarde zijn. Daartoe verbindt God zich met zijn volk. Dit volk zal zijn vertegenwoordiger op aarde zijn. Daarbij treedt Mozes nu nog als bemiddelaar op, maar in de loop van Exodus zal God steeds dichterbij komen, tot de ontmoetingstent gereed is, waarop de wolk rust waarin God ongezien aanwezig komt (Exodus 40:34-38).

Het is alsof ze nog aan elkaar moeten wennen, God en zijn volk. Alsof God het volk nog niet wil overrompelen met zijn aanwezigheid, zodat het langzamerhand kan ontdekken dat deze God anders is dan de goden van Egypte.

De woorden van God tot Mozes is de verzen 4-6 zijn strak gecomponeerd. De inleidende woorden in vers 3b (‘Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van Israël weten’) en de slotformule in vers 6b (‘breng deze woorden aan de Israëlieten over’) hebben beide in het Hebreeuws zeven woorden. Daartussenin corresponderen de uitspraken in vers 4 met die in de verzen 5 en 6. God is opgetreden tegen Egypte, waardoor het volk niet langer het bezit is van Egypte, maar een ‘kostbaar bezit’ van God. God heeft hen op adelaarsvleugels gedragen, opdat zij nu de volkeren ‘dragen’ als een koninkrijk van priesters. Hij heeft hen ‘hier bij mij gebracht’, hij heeft hen apart gezet, opdat zij een heilig volk zullen zijn. Tussen deze telkens drie uitspraken in staat het horen naar Gods woorden en het zich houden aan het verbond. Dat staat in het centrum: als ze luisteren naar God, dan zullen ze een heilig volk zijn.

De binding aan Egypte wordt zo vervangen door een nieuw verbond, gericht op vrijheid. Dat wordt verbeeld in de metafoor van de vleugels van arenden (meervoud), waarop God zijn volk heeft uitgeleid. God heeft het volk lucht gegeven, in de ruimte gesteld. De nadruk ligt echter niet op bevrijding van onderdrukking, maar op bevrijding tot het zijn van een heilig volk.

Als tussenpersoon brengt Mozes de woorden van God over aan het volk, vervolgens brengt hij de woorden van het volk over aan God. De formule die gebruikt wordt, telt ook hier weer zeven woorden, zowel in vers 8b als in vers 9b. Zo wordt duidelijk dat Mozes alles wat God zegt aan het volk over moet brengen – ze hebben geen onderonsjes – en dat Mozes ook alles wat het volk zegt, aan God overbrengt.

De tweede Godsspraak – ‘ik kom naar je toe in een donkere wolk’ – bevestigt nog eens dat God geen enkel woord verborgen zal houden voor het volk, ook al zien ze hem zelf niet. Ze kunnen meeluisteren met God en Mozes. Dit lijkt echter nog niet voor het hier en nu te gelden, in het vervolg blijft Mozes als intermediair optreden, maar pas als God straks woont in de tent, in het midden van het volk.

Tenslotte krijgt het volk de opdracht zich voor te bereiden op de ontmoeting met God. Het volk moet zich heiligen, de normale gang van zaken moet doorbroken worden. De ontmoeting met God betekent echter ook, dat er afstand gehouden moet worden. Er wordt een soort heilige kring om de berg getrokken, een grens die niet overschreden mag worden. Het volk mag zich niet op Gods terrein begeven. Het volk moet leren om de Heilige niet te willen zien, over hem te gaan beschikken. Het moet integendeel leren om naar hem te horen, naar zijn woorden van bevrijding. Wat het volk gezien heeft, is de bevrijding uit Egypte (vers 4). Te zien is, wat God doet, daarin wordt duidelijk wie hij is. Hij zelf echter blijft verborgen. Als koninkrijk van priesters is Israël geroepen om Gods bevrijdende daden eveneens te laten zien.

Aanwijzingen voor de prediking

Waar zijn sporen van heiligheid te zien in deze wereld? Waar openbaart God zich?

De Protestantse traditie staat doorgaans wat huiverig tegenover heilige mensen en heilige plaatsen. We vereren geen heiligen, het kerkgebouw is ‘zomaar een dak boven wat hoofden’ en geen heilig huisje – tenzij er iets aan het gebouw verandert, of wanneer een kerk gesloten wordt, dan blijkt het toch ineens een ‘heilige plaats’ waar je niet zomaar aan mag komen.

Voor de gemeente zelf kennen we ook nog steeds de aanduiding ‘gemeenschap der heiligen’, al is die benaming her en der in onbruik geraakt. Maar wat zou het kunnen betekenen in deze wereld een ‘heilige plaats’ te zijn en een ‘gemeenschap der heiligen’?

Volgens de tekst doorbreekt dit een gerichtheid op het ‘eigen volk’, de eigen gemeenschap. Israël is geroepen een ‘volk van priesters’ te zijn met het oog op de volkeren. Wellicht heeft deze tekst, over het beloofde land heen, al de Babylonische ballingschap op het oog. Daar moet het volk het laten zien, juist daar waar God afwezig lijkt te zijn, verborgen.

Het is aan de gemeente, kun je wellicht zeggen, om te laten zien dat God bestaat en om te getuigen van Gods bevrijdende aanwezigheid.

Tegelijk heeft de kerk niet de beschikking over God. God is niet gebonden aan de kerk – ‘van mij is heel de aarde’ (Ex.19:5) – maar de kerk is gebonden aan God. Het gaat, met andere woorden, niet om de kerk, maar om God en dus gaat het om zijn schepping en alle mensen daarin en niet (alleen) om ons persoonlijke zielenheil.

Dat is, denk ik, de spannende vraag waar het om zou moeten gaan: waar en hoe maken wij als gemeente en als individuele gelovigen iets zichtbaar van God in deze wereld? Waar en hoe vervullen wij een ‘priesterlijke’ rol? Ook de gemeente heeft God niet gezien. Zij laat zien, wat zij gehoord heeft, met altijd het risico dat zij het verkeerd verstaan heeft.

Het is voor de hand liggend een parallel met Jezus te trekken, die in zijn doop geheiligd wordt om een nieuwe Mozes te zijn, een spoor van Gods aanwezigheid, een priester die bemiddelt tussen God en mensen. Na zijn doop zal hij een ‘volk’ om zich heen verzamelen, twaalf apostelen die de twaalf stammen vertegenwoordigen en hij zal een Bergrede uitspreken.

Ideeën voor kinderen

Aan de hand van een YouTube filmpje, waarin (jonge) kinderen antwoord geven op de vraag ‘wie is God?’ (https://youtu.be/3HODs7Kv8Es) kunt u met hen het gesprek aangaan over die vraag. Als alternatief kunt u vragen: stel je voor dat God volgende week zondag op bezoek komt, wat zou je dan deze week doen?

Liturgische aanwijzingen

De lezing volgens het oecumenisch leesrooster, Lucas 3,15-16.21-22, speelt zich af op de grens van het beloofde land, waar Johannes het volk oproept zich voor te bereiden op Gods komst en waar Jezus zich laat dopen.

Naast de liederen voor Epifanie (514-534) kan lied 853 gezongen worden. Een lied dat mooi past bij het beeld van de adelaars die het volk uitleiden, is ‘Die mij droeg’ van Huub Oosterhuis (Liturgische Gezangen I, 207).

geraadpleegd

  • N.A. Schuman, Voortvarend en vierend. Stap voor stap door het boek Exodus. Meinema 1985

  • D.E. Hofstra, D. Monshouwer, Exodus. Bevrijding door de Naam. Boekencentrum 1995

  • N. Leibowitz, Studies in shemot. Exodus. The world zionist organization 1981

  • H. Jagersma, Verklaring van de Hebreeuwse Bijbel, Exodus 2. Kok 2002

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken