< Terug

Preekschets Exodus 23:20 – Tweede Advent

Exodus 23:20

Tweede adventszondag

Ik stuur een engel voor jullie uit om je op je tocht te beschermen en
je naar de plaats brengen die ik voor jullie bestemd heb.

Schriftlezing: Exodus 23:20-26

Het eigene van de zondag

Deze dag is aan de heilige Nicolaas van Myra gewijd. Dat we pakjesavond op 5 december vieren, is omdat naar goed joods gebruik de dag begint op de avond van de vorige dag. In veel gezinnen is het ook pas na het sinterklaasfeest mogelijk om zich echt op het kerstfeest voor te bereiden, ook al speelt het woord ‘verwachting’ in veel sinterklaasliedjes zo’n grote rol, dat dit feest uitstekend in de adventstijd past. Bij tekstkeuze en bespreking heb ik geen relatie met de heilige van deze dag gezocht.

Uitleg

De engel des Heren is een bekende verschijning in de Bijbel. Hij is het die van Godswege met mensen communiceert. In het boek Exodus komt de engel des Heren voor in hoofdstuk 3:2. Hij verschijnt Mozes bij de brandende braamstruik. Maar vervolgens zijn het de Heer (jhwh) en God (Elohim) die Mozes toespreken. Alsof er tussen de drie geen enkel verschil zit.

In Exodus 14:19 is het deze engel die (in de wolkkolom) voor Israël uittrekkend zich tussen Israël en het Egyptische leger gaat ophouden om Israël van de achterzijde te beschermen. Ook hier lijkt weinig onderscheid te zijn tussen de engel en de Eeuwige zelf. In 13:21 is het de Eeuwige, die in de bewuste wolkkolom Israël voorgaat.

In hoofdstuk 33:2 is het anders. Daar stelt de Eeuwige voor dat de engel in zijn plaats met Israël mee zal gaan. Vergeleken met hoofdstuk 3:1-4 en 13:21/14:19 is dat opmerkelijk. Op deze plaatsen lijkt er haast geen verschil te zijn tussen de engel des Heren en de Heer zelf; in hoofdstuk 33 zijn zij duidelijk onderscheiden. In het vervolg van het hoofdstuk blijkt Mozes niet bereid om met ‘slechts’ de engel des Heren naar het beloofde land te gaan. In 33:15 zegt hij: ‘Als u niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken.’

De vraag is of je in Exodus 23:20 wel met ‘een engel’ moet vertalen. Het is grammaticaal volkomen terecht, maar het is wel nodig te bedenken dat het beeld van een hemelse hofhouding met talloze engelen die allerlei verschillende functies hebben uit een heel andere tijd stamt. Deze engel is dus niet een willekeurige, een uit de velen. De LXX vertaalt dan ook met ‘mijn engel’ (ton angelon mou), en de Targumim geven ‘de engel’. Tot in Midrash Rabbah aan toe wordt de engel van Exodus 23:30 begrepen als de ‘engel des Heren’. Welke andere engel zou Israël voorgaan van Egypte tot het beloofde land? De Midrash refereert bij dit vers trouwens aan de episode in Exodus 33, dat wél de engel maar niet de Heer zelf zal meegaan. Mijns inziens geeft de tekst daar hier geen aanleiding toe. Vers 21 eindigt met de woorden: ‘…immers: mijn Naam in zijn binnenste.’ Dat is wat sterker dan de NV: ‘Hij handelt in mijn naam.’ Het wezen van God huist in deze engel.

De engel beschermt Israël. Het hier gebruikte werkwoord sjamar komt ook in vers 21 voor, waar de Nieuwe Bijbelvertaling het woord weergeeft met: ‘neem je in acht’. Het is wel belangrijk erop te letten dat deze twee dingen bij elkaar horen. Hoe kan de engel op Israël letten als Israël op zijn beurt niet op deze engel en op zijn woorden let. Het Hebreeuwse sjamar wordt standaard gebruikt voor het ‘bewaren’ van de geboden.

Door op de schildering de engel voor te laten gaan, maakt de schilder het verband tussen de vlucht naar Egypte en de uittocht uit Egypte in een beeld helder, zoals Matteüs dat doet door het bijbelvers: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen’ te citeren bij de vlucht naar en niet de terugkeer uit Egypte. De weg van Jezus naar Egypte is als de weg van Israël uit Egypte. Daarbij komt dat Herodes, als kindermoordenaar, faraonische trekken heeft gekregen. Het koninkrijk van Herodes is als het slavenhuis Egypte.

Tegelijkertijd wordt in het evangelie van Matteüs een parallel getrokken tussen Jozef, de zoon van Jacob die als dromer in Egypte terechtkomt, en Jozef, de man van Maria, die zich door dromen naar Egypte laat leiden. De weg van Jezus is dus ook te vergelijken met de weg van Jozef, die naar Egypte werd verkocht om op een later moment zijn volk te kunnen redden in dagen van hongersnood. De redder gaat de weg van een vluchteling naar Egypte om redder te kunnen worden.

Aanwijzingen voor de prediking

Ik denk dat het in de preek spannend is om de paradox vast te houden. Jezus vlucht naar Egypte om gered te worden uit de handen van Herodes. Zo vertrekt het volk Israël uit Egypte om gered te zijn van de onderdrukking door de Farao.

Maar ook: Jezus gaat naar Egypte om als Jozef te zijner tijd redder van zijn volk te kunnen worden. In beide gevallen geldt: de engel des Heren gaat voorop. De engel des Heren, die de Naam van de Eeuwige in zijn binnenste meedraagt.

De functie van de engel in Exodus 23 is tweeledig. Zijn eerste functie is Israël te beschermen/bewaren. Maar dat beschermen heeft geen statisch karakter. Want de tweede functie van de engel is te zorgen dat Israël het beloofde land bereikt. Een engel is een reisgenoot, een gids. Daarom ook is hij erop gespitst dat Israël bij de les blijft. Wie namelijk niet op een gids let, raakt ook de weg kwijt. Gehoorzaamheid aan deze engel roept de belofte aan Abraham uit Genesis 12 in onze herinnering.

De Naardense Bijbel vertaalt: ‘Zie, ik zend een engel voor je aanschijn uit om over jou te waken op de weg, en om je te doen komen in het oord dat ik heb gegrondvest.’ Een opvallend verschil met de Nieuwe Bijbelvertaling is het ontbreken van de woorden ‘voor jullie’. In het Hebreeuws ontbreken die eveneens. Wanneer de twee vertalingen met elkaar vergeleken worden, proef je een verschil in klankkleur. De Nieuwe Bijbelvertaling klinkt meer als een politiek programma, dat op punt staat uitgevoerd te worden, de Naardense Bijbel klinkt theologischer, eschatologischer. In ieder geval moet in de preek duidelijk worden dat de belofte van land niet zomaar in een hedendaags politiek programma geschreven kan worden. Dat kan ook niet met de belofte dat er een eind komt aan miskramen en onvruchtbaarheid (23:26).

Liturgische aanwijzingen

Bach heeft voor de tweede Advent de cantate ‘Wachet! Betet!’ geschreven, maar daarvan is de muziek verloren gegaan. Een mooi lied voor deze zondag is Gezang 69 (Tt) waarin het thema van de weg door de woestijn voorkomt en Gezang 36 (Tt) waar in het tweede couplet de engelen als gidsen worden bezongen.

Als afsluitende zegen stel ik voor: ‘Wees gezegend met een engel op uw schouder, een engel die u beschermt en voorgaat, zodat de weg naar God en de naaste vindbaar is. Zo zegene u de Levende, Vader, Zoon en Geest, vandaag en alle dagen. Amen.’

Geraadpleegde literatuur

Midrash Rabba, Soncino edition, Londen 1983.

< Terug