Menu

Premium

Preekschets Ezechiël 10:5b

4e zondag in de veertigdagentijd

Ezechiël 10:5b

… het was een geluid als wanneer God, de Ontzagwekkende, spreekt.

Schriftlezingen: Ezechiël 10; Lucas 7:31-35

Het eigene van de zondag

We moeten het vandaag van de naam van deze zondag hebben: zondag Laetare. Verheugt u. Want voorlopig buigen we onder het geweld van Gods terechte woede over een ontrouw Jeruzalem. Het is een woeste God, in deze en de komende lezingen, maar tegelijkertijd is er vandaag een sprankje hoop: God is woest, maar het is van verdriet om de verloren liefde van zijn volk. En Hij zal die liefde terugwinnen, koste wat kost. Dat is wat zich voor onze ogen zal ontvouwen, de komende weken. Verheugt u, want zo zal het gaan. Gelukkig.

Uitleg

Het boek Ezechiël komt tot stand in een situatie waarin het volk Israël in de meest deplorabele staat verkeert. De elite is al verbannen naar Babel, het land zelf is het toneel van de strijd om de macht vanuit zowel het zuiden als het oosten. De overgebleven inwoners tellen hun knopen en opportunisme is leidraad voor het handelen: bij wie ben ik op termijn het beste af? Met de Heer dienen in liefde en trouw heeft dat niet zo veel (meer) te maken.

Het is in deze toestand dat de profeet Ezechiël in Babel wordt ingezet als spreekbuis voor de woede en de waarschuwing van de Heer. Nu zijn Gods profeten geen van alle zoetgevooisde types, maar Ezechiël vormt ook onder hen toch wel een uitzondering met zijn malle details en zijn psychedelische visioenen. Hoofdstuk 10 is daarom niet bepaald een bijbelgedeelte dat je zou willen laten lezen in bijvoorbeeld een Alpha-cursus. Vraag een buitenstaander naar zijn reactie op deze tekst, en er zal zeker een teveel aan paddo’s of psychiatrische diagnostiek in klinken.

Dat laatste heeft overigens exegetische papieren. Ezechiël zou aan epilepsie lijden of aan een vorm van preseniele dementie; hoe dan ook is hij een extreem sensitieve persoonlijkheid, wellicht een genie. En genialiteit, weten we van andere grote geesten uit de geschiedenis, grenst niet zelden aan waanzin.

Betekent een dergelijke constatering dat we de visioenen van Ezechiël, en dus ook de voorstelling zoals beschreven in hoofdstuk 10, als waan kunnen afdoen? Zo ja, wat blijft er dan over van de stem van de profeten als we hen allemáál langs de DSM-meetlat gaan leggen? En in één ruk door dan ook maar Jezus, zoals Maarten ’t Hart deed, met als conclusie dat Hij moet hebben geleden aan een antisociale persoonlijkheid?

Los van de vraag of het christendom niet uit de aard der zaak een beetje antisociaal zou moeten zijn, dat wil zeggen onaangepast, verstorend (of liever gezegd: profetisch), is de gedachte van genialiteit en gekte een interessante. Filosoof Wouter Kusters schreef een dikke pil over de samenhang tussen die twee. Hij is zelf meerdere keren psychotisch geweest en moest daarvoor intensief behandeld worden. Juist deze ervaringen, zegt hij, brachten hem diepe existentiële inzichten, inzichten waartoe hij zonder psychoses nooit zou zijn gekomen. Zou het zo kunnen zijn dat er in die psychotische, volkomen onthechte en ontbonden staat van de geest een uiterste waarheidsvinding gegeven is? In Filosofie van de waanzin onderzoekt hij het terrein van de psychose dat overlapt met de mystiek en de filosofie; ervaringen en zijnstoestanden van overstijgende eenheid en kennis, soms gepaard gaande met indringende en duizelingwekkende beelden en vormen. Ergens in dat gebied doemt Ezechiël op voor de lezer. De lezer wordt een werkelijkheid geopenbaard in een tot dan toe volstrekt onbekende dimensie, maar wel één die zijn of haar leven voorgoed verandert. De mysticus blijft in deze ervaring (Godzijdank) op de rails, wellicht mede dankzij het spoor van de religie, zegt Kusters, de psychoticus verdwijnt in dat onbekende land en raakt alles kwijt – of vindt het juist. Laten we zijn werkelijkheid niet te lichtzinnig afdoen als onbetekenend. Dat wil hij maar zeggen.

Aanwijzingen voor de prediking

Het gegeven van dit tekstgedeelte, alsmede van de eerste helft van het boek Ezechiël, is de aanzegging van Gods woede tegenover de achtergebleven inwoners van Jeruzalem. Uitgerekend Ezechiël, een balling in Babel, moet die woede gaan vertolken, zo wordt hem tegen wil en dank duidelijk gemaakt in een serie bizarre visioenen. In die visioenen zit een zekere consistentie: de wagen met bemanning kwam al eerder voorbij, in hoofdstuk 1.

En hier, in hoofdstuk 10, wordt het gericht dreigend tastbaar. Vurige kolen worden verzameld om te verstrooien: de stad wordt in de as gelegd. Niet alleen de stad, zelfs de tempel moet eraan geloven. De wolk die Gods aanwezigheid in de tempel symboliseert, staat op het punt eruit te verdwijnen. Het is over, alles. Over. God kan het niet langer aanzien. Dat is het verhaal, een dramatisch verhaal.

Maar de aandacht wordt natuurlijk vooral getrokken door dat beeldende visioen en die onbegrijpelijke details. Al die ogen, die exegetisch ook wel Gods alziende oog worden genoemd en daarmee doen denken aan het wakend oog dat in de Arabische wereld op sleutelhangers en kettinkjes populair is. Al die draaiende wielen. Al die figurerende dieren. Wat te zeggen? Voor al die afzonderlijke elementen zijn verklaringen en verwijzingen, maar het verhaal in z’n geheel roept bij elke moderne bijbellezer en -luisteraar ongetwijfeld de paddo- en psychose-associatie op. Zou het niet interessant zijn aan die associatie recht te doen en dat spoor te volgen?

Zou er, is vervolgens mijn vraag, naast een ‘filosofie van de waanzin’ dan ook zoiets kunnen zijn als een ‘theologie van de waanzin’? Zou het zo kunnen zijn dat er een goddelijke waarheidsvinding gegeven is in dromen en visioenen, en in aandoeningen die wij in de regel afdoen als gestoord of op zijn minst onbetrouwbaar?

De spannende vraag om te stellen aan Ezechiël is niet alleen die naar zijn diagnose en mogelijk zijn IQ, maar vooral naar de ruimte die zich achter die gegevens bevindt. Het is gemakkelijk de open deur in te trappen van de profeet die net als alle andere profeten de woede of teleurstelling (net hoe confronterend de dominee wil zijn) Gods verkondigt, waarvan natuurlijk de liefde en de passie het motief zijn. Maar de vreemdheid van Ezechiël met zijn, zoals gezegd, malle details, kan misschien wel een verrassende opening bieden naar de vreemdheid van eenentwintigste-eeuwse profeten. Mensen die niet serieus genomen worden met hun malle details. Zijn er in onze tijd en onze wereld profeten die we voor psychiatrische patiënten houden? Waar ligt dan de grens? Of is er niet alleen in de uitbundige vreugde iets van God te verkennen, maar ook in de dreigende diepte waarmee de menselijke geest uit de rails kan lopen? En helpt ons dat niet alleen om deze ene profeet beter te begrijpen, maar ook om er misschien nog wel iets aan te hebben? De Lucaslezing onderstreept de voorzichtigheid als het erom gaat je oordeel te vellen. Gods wegen zijn wonderlijk, en denk maar niet dat je Hem zomaar begrijpt!

Ideeën voor kinderen en tieners

In je dromen komen soms de gekste beelden voorbij. Kan zo’n droom een betekenis hebben? Kun je ook hardop dromen? Kun je dromen van recht en gerechtigheid te midden van chaos en onderdrukking, zoals bijvoorbeeld Martin Luther King deed? In zijn tijd was hij een dromer, hij werd uitgelachen met zijn ‘I have a dream’ (fantastisch vertolkt door Bakermat in 2013). En kijk eens wat een held we hem achteraf vinden. Ezechiël hield de mensen ook voor dat ze moesten blijven investeren en geloven in recht en vrede voor alle mensen. Hij werd uitgelachen. Wie durft er nog te dromen? En heet de grootste dromer misschien Jezus?

Liturgische aanwijzingen

Als we toch out of the box aan het denken zijn, waarom dan niet Luc De Vos laten horen, met zijn prachtige schorre stem en zijn wonderschone poëzie. Oké, hij begreep dingen op zijn manier, nadat hij wat had gedronken, maar hij wist het wél zeker: Hij leeft. De grootste waarheden komen soms op een wonderlijke manier aan het licht, dat zal toch de conclusie zijn van deze zondag. Wonderlijk, maar niet minder onomstotelijk: omdat ik het geloof heb ik Hem gezien.

Van Canadese makelij is de video waarin het visioen uit Ezechiël 10 indringend verbeeld wordt. En eerlijk gezegd: Ezechiël is bij uitstek een boek dat erom vraagt verfilmd te worden. Direct voor of na de lezing in de dienst zou een goed moment zijn om ernaar te kijken. Vervreemding kruipt bij de kijker, méér dan bij de lezer, onder de huid: wat gebeurt hier? Wat is dit voor raadselachtige God, wat is dit voor vreemde profeet?

Geraadpleegd

  • Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders (DSM), American Psychiatric Association 2013

  • Maarten ’t Hart, ‘Jezus langs de DSM-IV’, in: De Schrift betwist, Amsterdam: De Arbeiderspers 1997

  • Wouter Kusters, Filosofie van de waanzin, Rotterdam: Lemniscaat 2014

  • Noordzij, ‘Ezechiël’, in: G.C. Aalders e.a., Korte verklaring der Heilige Schrift, Kampen: Kok 1985

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken