Menu

Premium

Preekschets Filippenzen 1:3

Filippenzen 1:3

Quasimodo Geniti

Ik dank mijn God altijd wanneer ik aan u denk, telkens wanneer ik voor u allen bid.

Schriftlezing: Filippenzen 1:3-19

Het eigene van de zondag

De zondagen tussen Pasen en Hemelvaart staan in het teken van de opstanding. Christus te kennen en de kracht van zijn opstanding, is de ‘kleur’ en inhoud van de liederen, gebeden en prediking in de paastijd. Vanaf de tweede paaszondag lezen wij telkens een hoofdstuk uit Filippenzen. Op deze zondag Beloken Pasen, dan wel de zondag van de ‘pasgeborenen’, een verwijzing naar de dopelingen in de paasnacht en naar de antifoon uit 1 Petrus 2:2, lezen wij uit Filippenzen 1. De brief is een homilie. Delen ervan komen ook op andere momenten in de dienst aan de orde. De Schriftlezing tijdens de woorddienst begint en eindigt, in het eerste en laatste vers, met de wederkerige voorbede van de apostel en de gemeente.

Uitleg

De inzet van Filippenzen maakt duidelijk van hoe grote betekenis het gebed is in het leven van Paulus. De band die hij heeft met de gemeente in Filippi wordt uitgedrukt door het woord koinonia in vers 5. De uitdrukking als geheel: ‘. vanwege jullie deelhebben aan de prediking van het evangelie’ kan grammaticaal zowel passief als actief worden opgevat. Dus: jullie hebben deel gekregen aan het evangelie (van Godswege), dan wel: jullie hebben er vanaf de eerste dag aan bijgedragen. Deze laatste gedachte vinden we ook in 4:14-16 en ligt het meest voor de hand. De NB vertaalt trefzeker: ‘Om uw aandeel in de evangelieverkondiging.’

Het gebed is voor Paulus geen bijkomstigheid, maar elementair voor zijn dienen als apostel. Dat de openingsverzen uitlopen op de uitroep dat God zelf zijn goede werk aan de Filippenzen zal voltooien (in vs. 6), maakt duidelijk dat de voorbede van Paulus in essentie een participeren inhoudt in Christus’ zorg voor de gemeente. Zo schrijft ook Bonhoeffer: ‘De mens leeft in geloof en gehoorzaamheid alleen van de genade van Jezus Christus. De goede werken liggen voor ons klaar. Das gute Werk ist Gottes’ (college Finkenwalde, 1936). God is aan het werk, daarom kan de apostel werken. Hij vertrouwt op het God-zijn van God, als de auteur en voleinder van het geloof.

De wederkerigheid van de voorbede van apostel en gemeente spreekt uit de parallellie van de verzen 4 en 19. De apostel bidt voor de gemeente en de gemeente voor de apostel. Ook in vers 3 kan de Griekse tekst vertaald worden met zowel ‘telkens wanneer ik aan u denk’ als ‘om al uw denken aan mij’. Opvallend in Paulus’ gebed is verder het herhaalde ‘allen’ in de verzen 3, 7 en 8. Paulus bidt voor allen, zonder onderscheid of partijdigheid, met het oog op de eenheid van de gemeente. Apostolische voorbede kent geen voorkeuren.

In het beginvers licht ook de vreugde op, die thematisch in heel Filippenzen terugkeert. Paulus’ bidden is een vreugdevol bidden, wegens de gemeenschap in het geloof en in het evangelie. De hier bedoelde vreugde is geen voorbijgaand gevoel, eerder een basisoriëntatie en een grondhouding. Zij is niet psychisch, maar geestelijk van aard en ontspringt aan de relatie met Christus. Het gaat om (de) ‘vreugde in de Heer’ (Filp. 4:4-7). Deze vreugde is een vrucht van de Geest (Gal. 5:22). In Filippenzen 1 overstijgt zij de omstandigheden van Paulus’ gevangenschap en mogelijke levenseinde. Zo ook bij Bonhoeffer. De aardse vreugde is een weerklank van de hemelse vreugde (rabbijnse traditie). De bron van de christelijke vreugde ligt buiten haarzelf (vgl. 2:29, 3:1 en 4:10).

De verzen 9-11 geven nader zicht op de inhoud van Paulus’ gebed. De liefde van Christus moet verder groeien onder de Filippenzen. Het beeld van de vrucht maakt duidelijk, dat ook hier de bron buiten de gemeente en de apostel zelf ligt, in God. Zijn liefde moet doorwerken en overvloedig worden. De hier bedoelde liefde is daad van Godswege (vgl. Ps. 136; 1 Joh.). Zo zal zij in en door de gemeente volbracht worden. De agapè (liefde / caritas) is de meest essentiële van alle christelijke gaven. Opvallend is het meervoud in vers 9: Jullie liefde. De agapè is geen individuele emotie. Zij sticht gemeenschap en vindt in de gemeente haar oefenplaats.

Ziende op de mate van Christus’ liefde moet de agapè overvloedig worden in epignosis: in ware kennis, fijngevoeligheid en onderscheidingsvermogen. De goddelijke liefde is niet blind of impulsief. Zij heeft karakter en structuur, als de beste wijn. Ware liefde is kritisch en uit zich in oordeelskracht, integriteit en het (leren) onderscheiden van goed en kwaad. Als zodanig zal zij ook onder de Filippenzen ‘oprecht’, ‘ongedeeld’ en ‘volkomen’ zijn.

Aanwijzingen voor de prediking

Uit Filippenzen 1 kunnen in de preek drie aspecten worden onderstreept: die van de voorbede, de vreugde en de liefde. Volgens Paulus zijn ze alle drie méér dan een kortstondig gevoel.

Wij bidden soms voor elkaar, ongeregeld en ongeordend. Bidden voor een ander en voor elkaar schiet er snel bij in en momenten van ‘stille tijd’ zijn er weinig. Daardoor verwatert en versnippert ons bidden. Bonhoeffer doet wat Paulus doet. Hij bidt zonder ophouden. Hij maakt er dagelijks werk van en het helpt hem overleven. Hij kan niet leven, of hij nu alleen in Amerika is of in de gevangenis zit, zonder ‘Arkanum’: zonder voorbede en de verborgen omgang met God. Daarin ervaart hij een diepe gemeenschap met zijn vrienden, leerlingen en familie. Zo houdt ook Paulus in de gevangenis niet op voor de Filippenzen te bidden en te danken. En de gemeente bidt voor de apostel. De vanzelfsprekendheid van dit wederkerige gebed in Filippenzen 1 stelt, afgezet tegen de stroefheid van onze gebedspraktijk, kritisch de vraag of wij werkelijk mensen van Pasen zijn geworden. Beseffen wij, dat God aan het werk is met ons en in deze wereld? Dat het leven de dood overwint? Ons bidden houdt op momentaan te zijn, als we de essentie van het gebed ontdekken: dat wij bidden met Christus’ mee, zoals Bonhoeffer in zijn Het gebedsboek van de Psalmen schrijft. In de verdrukking van het nationaal-socialisme speelde de voorbede voor Bonhoeffer, onder de seminaristen in Finkenwalde en later aan het front en in de gevangenissen, een sleutelrol. Nood leert bidden. Maar het is zonde, erkent ook Bonhoeffer, om daarop te wachten. Te weten, dat anderen voor je bidden en zelf gedisciplineerd voorbede doen, is een niet te verwaarlozen bron van kracht en gemeenschap.

Paulus geeft in gevangenschap, in zijn brief aan de Filippenzen, ook een dieptepeiling van de vreugde. In onze cultuur is ‘je goed voelen’ een van de belangrijkste waarden. De amusementsindustrie draait op volle toeren. Maar het leven is ingewikkeld en ons gevoelsleven complex. Er is ook veel frustratie en teleurstelling. Ziekte en dood grijpen soms plotseling om zich heen, en ‘deep under’ leeft er veel onbehagen. Paulus spreekt over een vreugde, die niet afhankelijk is van de omstandigheden. Bijbelse blijdschap is meer dan wereldse ‘happiness’. De vreugde die Paulus verkondigt, komt voort uit het evangelie. De bron van de christelijke vreugde ligt in Jezus Christus. Zo schrijft ook Bonhoeffer (in zijn Nachfolge): ‘Der Christ ist stark oder schwach in Christo.’ Kunnen wij bij de hoogte van deze vreugde in Christus? Bonhoeffer sprak van ‘verzet en overgave’. Er zijn momenten, waarop ons hart zich verzet en zelf wil strijden. Totdat wij ontdekken, dat heel ons leven in Gods hand is. Vanuit die ontdekking mag de vreugde in ons groeien en een metgezel worden bij de opgave die leven heet.

Dan de liefde. Paulus weet als geen ander dat de liefde als hoogste goed ook het sterkst aan inflatie en bederf onderhevig is; in het leven, in de wereld en in de gemeente. Daarom bidt hij vurig, dat de liefde mag groeien onder de Filippenzen, als vrucht van Christus’ opstanding. De agapè waarover hij schrijft, is niet de liefde waarover wij het doorgaans hebben. In de huidige tijd dreigt liefde een sentiment te worden. Televisieprogramma’s spelen erop in. Emotie-tv is de trend. De liefde waarop Paulus doelt, is méér dan emotie. De liefde is trouw en hoopvol. Zij buit de ander niet uit, maar houdt hem vast. Echte liefde sticht gemeenschap, is niet impulsief en niet blind. Echte liefde, schrijft Paulus, is kritisch, waar goedgelovigheid bedriegt (Othello: ‘I loved not wisely, but too well’). Ware liefde onderscheidt goed en kwaad. Deze sterke, kritische en hoopvolle liefde mag, begeleid door het gebed en door de vreugde, als vrucht van Pasen in ons groeien.

Liturgische aanwijzingen

Bij de baanlezing uit Filippenzen, verspreid over vier zondagen, is een aantal passages uit de brief goed te gebruiken op andere momenten in de dienst dan de schriftlezing. Op deze zondag klinkt de groet aan het begin van de dienst uit Filippenzen 1:2. Hoofdstuk 1:27-2:4, een aansporing tot volharding en eensgezindheid, kan als ‘leefregel’ voor de paasgemeente volgen op het glorialied. Als opmaat tot de zegen kan 4:21-22 dienen, gevolgd door de zegen zelf in het slotvers van de brief. Als psalm van de blijdschap valt te denken aan Psalm 124. Bij het kritische aspect van de liefde, waarop in de preek wordt ingegaan, sluiten zowel Gezang 326 als 328 goed aan.

Geraadpleegde literatuur

M. Bockmühl, The Epistle to the Philippians, Black’s NT Commentaries, 1998; E. Verhoef, Filippenzen en Filemon, Tekst en Toelichting, Kampen 1998.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken