Menu

Premium

Preekschets Filippenzen 4:1

Filippenzen 4:1

Cantate

Blijf standvastig in de Heer.

Schriftlezing: Filippenzen 4:1-3; 10-16

Het eigene van de zondag

De antifoon uit Psalm 98:1, die oproept een nieuw lied te zingen voor de heer, zet de toon voor de vijfde paaszondag. Het thema van de blijdschap en standvastigheid in de Heer staat centraal in de lezingen uit het slothoofdstuk van de brief aan de Filippenzen. Extra aandacht is er deze dienst voor de collecte. In de paasgemeente rijmen geven en ontvangen op elkaar.

Uitleg

Met Paulus’ gevangenschap in Rome is het evangelie van Jezus Christus doorgestoten tot het administratieve hart van het Romeinse wereldrijk. De verkondiging van zijn naam is door Paulus’ gevangenschap doorgedrongen tot ‘de huishouding van de keizer’. De groeten aan het slot van de brief wijzen ook op een kring van sympathisanten die door Paulus’ gevangenschap is ontstaan onder de ambtenaren en slaven van de keizer (1:13; 4:14). De naamlijst in Romeinen 16 vermeldt mogelijk enkele van hun namen.

Hoofdstuk 4:1-3 werpt licht op twee vrouwen, Euodia en Syntyche, die mede leiding geven aan de gemeente. Uit Handelingen 16 kennen we ook de naam van Lydia als initiatiefrijk christen en gastvrouw te Filippi. In de traditionele Romeinse religie speelden vrouwen soms ook een openbare rol, evenals in de ‘lagere’ godenverering van Diana, Isis en Dionysus in Macedonië, vanouds een wijnstreek. Ook in het sociale leven speelden vrouwen er soms een publieke rol. In Filippi is dit niet anders, al leidt de wijze waarop Euodia en Syntyche leiding geven tot apostolisch vermaan.

De verzen 1-3 vormen een praktijkvoorbeeld van de eensgezindheid, waartoe Paulus oproept in zijn brief. Hoofdzin in het eerste vers is de oproep tot standvastigheid in de Heer, in sommige handschriften aangevuld met een extra ‘jullie geliefden’. Standvastigheid heeft naar de letterlijke betekenis te maken met ‘staan’ (en niet vallen). Dit staan is een staan in de liefde. In 1:27 is de oproep aan heel de gemeente gericht. Allen zullen ‘waardig het evangelie van Jezus Christus wandelen’. Euodia en Syntyche zijn daarvan afgeweken. Zij zijn beiden vrouw, leidinggevend en invloedrijke personen in de kerk van Filippi. Mogelijk zijn zij beiden eindverantwoordelijk voor een kernfunctie in de gemeente. Het zijn twee competente vrouwen. Maar ze leven in onmin, ten gevolge van een conflict, waarvan de inhoud verder niet meegedeeld wordt. Paulus roept hen afzonderlijk op, eensgezind te zijn. Hij noemt hen persoonlijk bij de naam. De oproep tot eensgezindheid klinkt ook in 2:2. De kracht van de gemeente ligt in haar eenheid. Een rechtszaak als in 1 Korintiërs 6 dient vermeden te worden.

Ook nu doet Paulus een beroep op het voorbeeld van Christus (‘in de Heer’). Het gedeelde geloof is een overstijgend perspectief. Juist als leidinggevenden zullen Euodia en Syntyche het voorbeeld van Christus volgen. Beide vrouwen dragen een heidense naam, die duidt op geluk. Zeer waarschijnlijk zijn zij bekeerlingen uit de heidenen.

Paulus schrijft Euodia en Syntyche niet af wegens hun onenigheid. Verre van dat. Hij spreekt tot hen als een vriend, op sympathieke toon. Beide vrouwen hebben een lange staat van dienst als medearbeider en medestrijder in het evangelie, aan de zijde van Paulus. De herhaalde uitdrukking ‘in het evangelie’ (zie 1:5) maakt duidelijk dat beide vrouwen gezicht geven aan de strijd die Paulus vanaf de eerste dag in Filippi en Macedonië gevoerd heeft ter wille van de verkonding van de naam van Christus. Zij horen zeker niet tot de ‘vijanden van het kruis’ uit 3:18. Paulus’ toon veronderstelt ook, dat hun conflict oplosbaar is.

Naast beide vrouwen wordt een zekere Clemens genoemd, van wie we verder niets weten dan dat Origenes en Eusebius in hem de latere bisschop van Rome zien. Over de identiteit van de ‘trouwe metgezel’ aan wie Paulus opdraagt in het conflict tussen Euodia en Syntyche te bemiddelen, zijn vele gissingen gedaan. Is Lydia hier bedoeld, Lucas, Timoteüs, Epafroditus of Silas? Frappant is de uitleg van Clemens van Alexandrië, Origenes en Erasmus. Het Griekse woord voor metgezel: suzugos, heeft tot de aanname van een verder onbekende gemeenteleider Suzugos in Filippi geleid. Genoemde kerkvaders menen, omdat het woord zowel in het Hebreeuws als in het Grieks ook ‘vrouw’ kan betekenen, dat Paulus hier met ‘mijn trouwe metgezel’ zijn eigen vrouw bedoelt. Bezwaar is, dat de vorm hier mannelijk is. Aanwijzingen in 1 Korintiërs doen bovendien vermoeden dat Paulus ongehuwd was. Voor de lezers van de brief moet wel duidelijk geweest zijn wie hij bedoelde: iemand in de gemeente in wie hij vertrouwen stelde en die hij als zijn ‘jukgenoot’ zag, waarschijnlijk de opziener (bisschop) van de gemeente, al dan niet luisterend naar de naam Suzugos.

Hoe dan ook, genoemd of niet genoemd, Paulus weet de naam van al de zijnen met hem geschreven in ‘het boek des levens’. Dat is beslissend. De uitdrukking verwijst naar een hemels burgerschap en het eeuwige leven (vgl. reeds Ex. 32:32 en Ps. 69:29; het boek des levens is een populair thema in de apocalyptische literatuur, zie ook Dan. 12:1, Openb. 3:5, 21:27 par.). Het besluit van Paulus’ vermaning tot eensgezindheid met het boek des levens, laat uitkomen dat in de gemeente het voorbeeld van Christus de norm is. Het gaat niet om menselijke eer, maar om de prijs van de roeping door God. Ambitie, eergevoel en onenigheid moeten wijken voor de gezindheid van Christus. Dat is heel de toon van de brief aan de Filippenzen.

Aanwijzingen voor de prediking

In zijn vermaan aan Euodia en Syntyche (hier kunnen delen uit de uitleg worden ingevoegd) benadrukt Paulus de kracht van de eensgezindheid. Daarbij stuurt hij, in het conflict dat heerst tussen beide vrouwen, aan op bemiddeling en een verzoenende opstelling. De weg van Christus is het voorbeeld voor allen. In de gemeente leren wij instaan voor elkaar. Het overstijgende perspectief van de eenheid in Christus moet de boventoon blijven voeren. Dan worden wij geleid door de Geest, in plaats van onze natuurlijke hartstochten de vrije loop te laten (vgl. Gal. 5:13-17).

Wat de roeping om voor elkaar te (leren) instaan betekent, hebben de ouderen onder ons in de oorlog ervaren. In de kring van de christelijke gemeente, waarin God ons herbergt en wij zijn lof zingen, geldt de opdracht om naar elkaar om te zien en elkaar te herbergen. Zonder eensgezindheid is de zaak verloren. Al is ‘eens’ en ‘eensgezind’ niet hetzelfde en is de kunst en de opdracht, de band van de eenheid te bewaren juist bij verschil van mening.

Bonhoeffer maakt in de oorlogsjaren deel uit van de oppositie. Daarbij gaat zijn radicaal kritische houding naar buiten toe samen met een hartelijk en pastoraal streven naar eenheid in eigen kring. Bonhoeffer leert in het seminarie van Finkenwalde zijn leerlingen praktisch instaan voor elkaar. Zo mag er niet over een ander gesproken worden, als hij er zelf niet bij is, stuurt hij hen gezamenlijk uit wandelen en leert hij hun voor elkaar bidden. Dit alles omwille van Christus en de eenheid in het geloof. In de tot kapel omgebouwde gymnastiekzaal van Finkenwalde hangt de wandtekst: Eén Heer, één geloof, één doop. Zo zijn wij samen gemeente van Christus.

Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Jaar en dag hadden zowel Euodia als Syntyche zich aan de zijde van Paulus ingezet voor de verbreiding van het evangelie. Paulus roemt hun inzet. Maar in zijn afwezigheid is het misgegaan. Beide leidinggevende vrouwen in de gemeente van Filippi zijn met elkaar in conflict geraakt. Het gebeurt steeds weer, in de beste gemeenten, in de beste firma’s, in de beste families: dat conflicten de sfeer bederven en harten tegen elkaar opzetten. Soms is daar gerede aanleiding toe. Soms moeten conflicten worden uitgevochten, tot voor de rechter. Maar meestal zijn er andere motieven in het spel. Eergevoel, jaloezie, gekrenkte trots en eigenwaarde. Zijn wij dan nog bereikbaar voor het appel van het evangelie?

Het moet, zegt Paulus. Zo kan het niet verder. Christus heeft ons aan elkaar geschonken. Dat is het overstijgende perspectief. Daarom zegt hij, tegen beide vrouwen afzonderlijk en tegen hen samen: blijf standvastig in de Heer. Sommige echtparen die van plan waren te scheiden, zien hier vanaf ‘wegens de kinderen’. Dat is prijzenswaardig. Paulus zegt ons: reken in alle dingen met de Heer. Doe alles om zijnentwil. Word nuchter en kom tot inkeer en bezinning, zoek de vrede en hartelijke samenwerking met elkaar ‘omwille van de Heer’. Als je geloof zo sterk is, dat je zijn voorbeeld wilt volgen, staat je naam met ere geschreven in het boek des levens.

Liturgische aanwijzingen

Ook uit het vierde hoofdstuk van de homilie van Paulus’ brief Filippenzen functioneert een aantal teksten op een andere plek in de dienst. Als leefregel kan goed dienen 4:8-9, als inleiding op de collecte 4:17-20, en aan het slot van de dienst – als wegzending en zegen – Filippenzen 4:4-7. Op zondag Cantate zou de zegen goed kunnen worden beantwoord met een vreugdevol lied. Psalm 98 kan op deze zondag niet ontbreken. Gezang 16 sluit aan bij het universele karakter van de naampsalm van de zondag. Zie verder Gezang 320 en Tt 80.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken