Menu

Premium

Preekschets Genesis 12:1

Genesis 12:1

Vierde zondag na Pinksteren

De Heer zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar een land dat ik je zal wijzen.’

Schriftlezing: Genesis 11:27-12:9

Het eigene van de zondag

De komende drie zondagen staat het thema ‘tussen generaties’ centraal: aandacht voor de intergenerationele verbondenheid waarin en waarmee jongeren en ouderen samenleven.

De eerste zondag introduceren we het thema en wordt een familieportrettengalerij in de kerk door de oudste en jongste aanwezige kerkganger geopend.

Gemeenteleden zijn uitgenodigd familieportretten aan te leveren met verschillende generaties, de kunstcommissie maakt er een mooie tentoonstelling van.

Jongeren hebben gefilmde gesprekken met ouderen gevoerd, deze zullen gemonteerd worden en kunnen bekeken worden.

De tweede zondag vieren we na de dienst met een gezamenlijke lunch het feest der generaties. Er zijn familierecepten en gespreksvragen om te bespreken tijdens de lunch, we zitten in leeftijd gemengd aan feestelijk gedekte tafels.

De derde zondag sluiten we het thema af met het spelen van een ‘bibliodramaspel’ in de dienst.

Binnen dit kader heb ik ervoor gekozen om de drie themazondagen verhalen uit Genesis te lezen. Genesis is met een woord van F.H. Breukelman ‘het boek van de verwekkingen van Adam, de mens’, over voorgeslacht en nageslacht en over wat zich tussen generaties allemaal afspeelt. Ik kies voor de volgende perikopen:

Genesis 11:27-12:9 – wegtrekken uit een voorgaande generatie

Genesis 18:1-15 – aankondiging van een komende generatie

Genesis 27 – doorgeven aan een volgende generatie.

Uitleg

De verwekkingen, toledoth, geven structuur aan het verhaal van Genesis. Er zijn tien geslachten van Adam tot Noach, dan volgt het verhaal van Noach en de vloed en vervolgens zijn er tien geslachten van Noach tot Terach.

In Genesis 11:27 begint de verhalencyclus van Abram, met de aankondiging: ‘Dit zijn de verwekkingen van Terach’. Het gedeelte vers 27-32 laat zich lezen als een kleine familiegeschiedenis ter inleiding op het verhaal van de roeping van Abram.

‘Terach verwekte Abram, Nachor en Haran’ (vs. 27). Abram wordt als eerste genoemd, maar is hij ook de oudste van de drie broers? Dat lijkt Haran te zijn, van wie vermeld wordt dat hij Lot verwekte. Maar Haran sterft voor het aangezicht van zijn vader, dat wil zeggen: hij sterft tijdens het leven van zijn vader Terach. Een grote tragedie. Lot, de zoon van Haran, blijft verweesd achter.

Nachor huwt met Milka, een dochter van Haran. Abram huwt niet met Jiska, de andere dochter van Haran, maar met Sarai. Er lijkt gesuggereerd te worden dat Abram niet huwt met een vrouw uit de familie.

Vader Terach neemt initiatief, hij trekt weg uit Ur van de Chaldeeën. We horen niet waarom, wel wordt het doel van de reis genoemd: het land Kanaän. Wat beweegt Terach om op te trekken? We kunnen denken aan de praktijk van een nomadenbestaan. Het motief van Abram als degene die opbreekt en op weg gaat, start bij Terach. Hij neemt Abram en Sarai mee en Lot, zijn kleinzoon, de zoon van de overleden zoon Haran. Van Sarai wordt vermeld dat zij onvruchtbaar is. Nadrukkelijk wordt Lot, zoon van zijn zoon, genoemd als de doorgaande lijn van de verwekkingen.

Haran, de overleden zoon, wordt ook genoemd als de plaatsaanduiding waar de beweging van Terach stopt. Toen ze in Haran waren aangekomen, bleven ze daar. Terach sterft in Haran. Zoals Haran sterft voor het aangezicht van zijn vader, zo sterft Terach in Haran. Een doodlopende weg. De weg van de kinderloze Abram en Sarai en de vaderloze Lot is gestopt. De godsnaam klinkt in 12:1 als een nieuwe initiatiefnemer na Terach. Er klinkt ook een imperatief: ga! Het is een gaan om te gaan zien. Abram gaat het ongewisse tegemoet met als enige garantie de belofte van een zegen. Hij zal niet zelf zijn naam vestigen, maar de Heer belooft zijn naam groot te maken. Volgens een midrasj betekent ‘ik zal je naam groot maken’ dat de naam Abram later een grotere, langere naam wordt, namelijk Abraham (17:5). De ‘kleine’ Abram zal de geschiedenis ingaan als Abraham, de vader van een menigte van volkeren. Er ligt in de zegen van de Heer ook een opdracht besloten: wees zelf ook een zegen. Met jou zullen gezegend zijn alle families van de aardbodem.

In 12:4 herneemt de familiegeschiedenis zich, ‘Abram ging uit Haran weg (…) Hij nam zijn vrouw Sara mee en Lot, de zoon van zijn broer’. Abram verlaat weliswaar zijn familie, maar Lot, de zoon van zijn overleden broer, gaat mee. Lot was in de ogen Terach de ‘zoon van zijn zoon’, hij staat in de lijn van de verwekkingen van Terach. Wat zal Lot gaan betekenen in het verhaal van Abram?

Abram trekt het land door tot aan de eik van More, bij Sichem. ‘In die tijd werd het land bewoond door de Kanaänieten’ (vs. 6). Abram en Lot zijn hier vreemdelingen en juist hier laat de Heer zich zien en Abram bouwt een altaar om de plek te markeren. En ‘ergens ten oosten van Betel en ten westen van Ai’ (vs. 8) op de grens van noordelijk Israël en Juda roept Abram de Naam van de Heer uit. In het centrum van het land wordt de Naam van de Heer geproclameerd.

Aanwijzingen voor de prediking

Generaties zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, ze kunnen niet zonder elkaar gedacht worden, ze kunnen niet zonder elkaar en tegelijk gaan ze nooit in elkaar op, moeten zij los komen van elkaar. Volgende generaties breken de begrensdheid van de tijd open. Niet voor niets dat de inzet van het eerste boek van de Bijbel, het bijbelboek Genesis, een boek is vol met familieverhalen, het boek van de verwekkingen van Adam, de mens. Mensen worden voorgesteld als creatieve, levenschenkende mensen, die zich uitstrekken naar de toekomst, mensen met verwachting, levend van generatie op generatie. Zij leven en zij sterven, als begrensde mensen en tegelijk open naar de toekomst. De mens bestaat niet, zo wordt ons geleerd. Mensen treden dadelijk op als mannen of vrouwen, als ouders en kinderen, als broers en zussen, zij staan in gegeven relaties. En met dat verhaal en die mensen, generatie op generatie, verbindt zich het verhaal van God.

‘Dit zijn verwekkingen van Terach’. Ook Terach, de vader van Abram, trekt uit, hij trekt zijn spoor in het leven, een getekend leven, Haran zijn zoon sterft voor zijn aangezicht, en het verhaal vertelt: ‘Terach stierf in Haran’. Alsof de dood van zijn zoon ook zijn eigen dood betekent. En soms hoor je dat ook iemand zeggen. Er is een stuk van mijzelf gestorven.

Het spoor van Terach, de vader van Abram, loopt dood. Maar het verhaal van God gaat verder: er is tussen generaties een nieuwe inzet, een nieuwe mogelijkheid, een nieuwe Initiatiefnemer.

Ga, betreed de ruimte van het land dat Ik je zal laten zien. Het valt op dat Abram zijn weg niet alleen gaat: het verhaal vertelt dat Sarai zijn vrouw en Lot de zoon van zijn overleden broer meegaan. Het gaan van Abram is niet het ontstijgen van het bestaan, nee, hij neemt het allemaal mee; de kinderloze Abram en Sarai en de vaderloze Lot, ze trekken uit, samen met alles wat zij zich verworven hebben en alles wat zij zich hebben eigen gemaakt.

Het gaat allemaal mee, ook dat wat je bent verloren.

Te midden van generaties, verbonden, staande op elkaars schouders, gehinderd door elkaars falen, gesteund door gegeven en ontvangen liefde, en altijd open naar de toekomst, klinkt het vreemde woord, een woord van de Eeuwige. Ga jij (…) naar een land dat Ik je zal doen zien.

Liturgische aanwijzingen

Het oecumenisch leesrooster voor de derde zondag na Trinitatis in het B-jaar geeft als evangelielezing Marcus 4:35-41, de storm op het meer, ‘Meester kan het u niet schelen dat wij vergaan?’ (vs. 38); met dit evangeliewoord hebben generaties met vertrouwen geleefd. Te denken is aan de volgende liederen: LvdK 3, zg I:27, Liederen van het begin lied 23 ‘Van Abraham, vader der gelovigen’ en Jij, mijn adem, verzamelde liederen van Sytze de Vries, lied 43 ‘In het huis van God’, bij de Abrahamverhalen uit Genesis. Met de kinderen en hun ouders en grootouders in de kerk is aanschouwelijk onderwijs te geven bij het begrip generaties. Van wie ben jij er een?

Geraadpleegde literatuur

W. Barnard, Bezig met Genesis. Van ark en altaar, Voorburg, 1985; K.A. Deurloo, Genesis. Verklaring van een Bijbelgedeelte, Kampen, 1998; K.A. Deurloo, De vader van het landvolk. Exegetische vertelsels over Abraham, Baarn, 1992; M. den Dulk, Vijf kansen. Een theologie die begint bij Mozes, Zoetermeer, 1998; J. Fokkelman, Oog in oog met Jacob,Assen, 1981; W. Janssen, Hij zei: Abraham, ga. Een voettocht in de kantlijn van Genesis, Zoetermeer, 1997; A. Krijger, De tranen van Esau. Verklaring van een Bijbelgedeelte, Kampen, 1986; C. Westermann,Genesis Kapitel 12-36,BK Band I/2, 1981/89; Genesis. Hebreeuwse tekst en Nederlandse vertaling,Societas Hebraica Amstelodamensis, Haarlem, 1999; Tenachon, nr. 4-6, Hilversum, 1987.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken