Menu

Premium

Preekschets Genesis 3:21; Lucas 24:49

Genesis 3:21; Lucas 24:49

Exaudi of Weeskinderen

God de Heer maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan. Blijf in de stad tot jullie met kracht uit de hemel zijn bekleed.

Schriftlezingen: Genesis 3 en Lucas 24:49-53

Het eigene van de zondag

Deze zondag heeft (ook) twee namen. Weeskinderen is erg mooi binnen het thema van afscheid nemen en loslaten. Weeskinderen komt van Johannes 14: 8 (‘ik laat jullie niet als wezen achter’). Zondag Exaudi komt van Psalm 27: ‘Verhoor’ of: ‘Hoor Heer’, een gebed dat het gevoel van verlatenheid wil bestrijden en waarin de psalmist Gods nabijheid zoekt. Dit is de zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren. Er is in het verhaal nog geen Geest. De vreugde van Hemelvaart heeft plaatsgemaakt voor windstilte. Misschien ook dringt de verlaten waarheid door.

Uitleg

Op de zondag met deze droevige naam lees ik het slot van Genesis 3 en opnieuw het slot van Lucas. Genesis gaat ook over volwassenwording, afscheid, loslaten en groei. De eerste mensen zijn uit het paradijs verstoten. Ze hebben afscheid moeten nemen van hun Vadergod of misschien moet je zeggen: ze zijn in een andere verhouding tot God komen te staan. Er is afstand gekomen, de symbiose is doorbroken.

Dit overbekende verhaal kun je op verschillende manieren inkleuren. Vaak gebeurt dat met het begrip zondeval. Maar je kunt het ook lezen als een verhaal over volwassenwording en groei. Over de manier waarop mens en wereld zo geworden zijn als wij die kennen. En dat is niet alléén negatief. De mens wordt volwassen en vrij, al houdt dat ook bewustwording van sterfelijkheid, van tijd, en vooral van eigen beperktheid in. De kinderlijke eenheid van alles gaat verloren. Discontinuïteit komt er voor in de plaats.

Maar de aarde kan ook worden bebouwd en is niet langer eenzaam, geen weeskind meer. Er komt een ander soort eenheid voor terug: de eenheid van mensen en aarde buiten het paradijs. En God laat hen niet los. Prachtig is het beeld van de zorgzame vader met dierenvellen. Ook al is er afstand tussen God en mens, God laat niet los. In Jezus en in andere wijze, profetische of voorbeeldige mensen blijft God de mensen vasthouden en bekleedt Hij zijn kinderen keer op keer met raad en daad. In 2 Korintiërs 5 keert het beeld van bekleden nog eens terug. Een voortgaande lijn in het gebruik van dit beeld dus. Paulus noemt op die plek óók de Geest als hulpmiddel om met God in contact te blijven zolang we niet die perfecte hemelse aankleding hebben ontvangen.

Het beeld van de onbereikbare levensboom roept vragen op. Het heeft positieve en negatieve betekenis. God bespaart Adam en Eva eeuwig durend leven in deze nieuwe, harde omstandigheden. De dood is niet alleen negatief, maar ook genade, zoals vaak geschreven is. Tegelijk is iemand loslaten in de dood voor achterblijvende mensen een gevecht. Niet voor niets zijn daarover oerverhalen ontstaan als die van Gilgamesj en Orpheus, waarin mensen in contact zoeken te komen met de wereld van God en goden. De levensboom die onbereikbaar is, verbeeldt ook de kloof die ontstaan is tussen God en mensen: discontinuïteit.

Wordt hier in Genesis de boom in verband gebracht met die letterlijke dood en vooral dus negatief belicht, op andere plaatsen heeft de levensboom een positievere lading: een beeld dat in verband wordt gebracht met wijsheid, wijsheid die een mens dichter bij God kan brengen (Spr. 3:18; 11:30; 13:12; 15:4). De wijsheid is zoiets als eeuwig leven. Eeuwig niet in de zin van ontelbaar in kwantiteit, maar in kwaliteit. Misschien mag je zeggen dat Jezus (en andere wijzen) de levensboom weer ontsluit voor mensen. Of nog anders gezegd: dat Hij zelf als een soort levensboom de kloof overbrugt. Het kruis wordt immers ook afgebeeld als levensboom. Hij geeft wijsheid aan mensen, die eeuwig is. En met Hemelvaart wordt alles opnieuw met elkaar verbonden. Hemel, God en mensen worden weer verbonden in een eenheid die verloren was gegaan. Daarom is Jezus’ vertrek nodig, maar als een soort levensboom blijft Hij de kloof tussen hemel en aarde overbruggen. Straks ook als heilige Geest. Wie eenmaal focust op een enkel beeld ziet zo steeds meer verbanden!

Aanwijzingen voor de prediking

Na de voorbereiding op het loslaten van Jezus, na het feitelijke afscheid (en de euforie) volgt nu de terugslag van zondag Weeskinderen. Gaat dat soms ook zo bij een echt afscheid? Je hebt jezelf er op voorbereid, je dacht het aan te kunnen, mentaal gewapend te zijn, maar dan. Zoals een kind dat uit huis gaat. Fijn! Maar dan ben je voor het eerst alleen. Het is een worsteling om uit te vinden hoe je verder kunt, alleen, zonder die geliefde ander.

Het is misschien aardig om hier ook het met Hemelvaart besproken slot van Lucas te lezen. Twee verhalen die gaan over verloren en te herwinnen eenheid. In beide komt het ‘bekleed’ worden van mensen door God voor. In het slot van Lucas wordt hemelse kracht toegezegd, waarmee de leerlingen zullen worden bekleed. Ook de zegen zou je kunnen zien als een soort bekleding. Gods kracht wordt op je gelegd. In Genesis zijn het dierenvellen die God aan Adam en Eva meegeeft. ‘Alleen op de wereld’, maar wel warm gekleed. Mens en God gaan uit elkaar, maar God laat niet los het werk van zijn handen.

Dat gegeven zou je kunnen doortrekken naar de verhalen uit het Nieuwe Testament, het feest van Hemelvaart, de uitstorting van de Geest volgende week. De omstandigheden buiten het paradijs zijn hard, maar dat is niet het enige wat er van gezegd kan worden. Leuk is het gedicht van Theo van Baaren, ‘Mythisch’. Het is geschreven bij Genesis 3:23 en ook opgenomen in de verzameling gedichten die Huub Oosterhuis aanlegde.

Dit is het woud waar Adam in verdwaalde/met Eva aan zijn zijde, huilend van/de eerste pijn, haar stukgelopen voeten,/tot hij haar toen maar op zijn schouders nam,/wat morrend, maar met een gebaar van liefde/waar in het paradijs geen plaats voor was./Toen, voor het eerst, begon hij te begrijpen,/hoe dankbaar zij de slang wel moesten zijn/die ze geleerd had om zichzelf te worden,/niet langer meer het willoos poppenpaar/van een naargeestig en afgunstig god/maar vrij om lief te hebben, ook al moest/die liefde groeien op een grond van lijden./Toen kon hij lachen om gods zwaarste vloek/en zachtjes kneep hij Eva in de dijen/en riep: wat zullen wij vannacht goed slapen/na zo’n vermoeiende en drukke dag.

Het aardige van dit gedicht is dat het het bekende en soms verstarde perspectief op dit verhaal doorbreekt. De leerlingen hebben hun vriend en leraar, Jezus, moeten laten gaan. Het zijn verhalende beelden voor de volwassenwording van mensen, van gelovigen. In Lucas wordt de kracht uit de hemel toegezegd, de Geest met de duizend-en-een namen, de heilige. In Genesis wordt God getekend als een zorgzame vader die niet loslaat het werk van zijn handen.

Niet alleen bekleed wordt er, maar ook gezegend met handen en volgende week wordt er ook nog beademd. Het zijn fysieke beelden om iets spiritueels uit te drukken. Hemel en aarde hebben elkaar nodig en zijn er voor elkaar. De mens kan niet zonder ‘dat van God’, anders gaat hij zichzelf te groot vinden. Maar mensen kunnen ook veel zelf zonder op schoot te blijven zitten bij vader God of vriend Jezus. Het gaat om een evenwicht. Zoals een boom moet ook een mens zijn: reikend naar de hemel, die niet vergetend, maar wortelend en stevig staand in de aarde.

Aanwijzingen voor de liturgie

Ik zou beide gedeeltes lezen, dat uit Genesis en dat uit Lucas. Overwogen kan worden om ook 2 Korintiërs 5 te lezen. Gezang 205 (Tt) past er mooi bij; Psalm 27; Gezang 235 (Lvdk), maar meer nog Gezang 234 (Lvdk) waar God ook eens wordt vergeleken met een moeder. Eigenlijk mag Gezang 489 (Lvdk) ook niet ontbreken.

Geraadpleegde literatuur

Huub Oosterhuis (red.), En al mijn levensdagen stonden in uw boek, Utrecht 1995.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken