Menu

Premium

Preekschets Handelingen 1:14

Handelingen 1:14

Exaudi

Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed,
samen met de vrouwen en met Maria,
de moeder van Jezus, en met zijn broers.

Schriftlezing: Handelingen 1:1-14

Het eigene van de dag

Op deze zondag Exaudi (= Hoor, naar Psalm 27:7, of Weeskind, naar Johannes 14:18) ligt het accent weliswaar op de wachtende activiteit van degenen die na Jezus’ hemelvaart achterblijven, maar in het bijzonder op de samenstelling van het apostelcollege en nog enkelen die zich bij hen hadden gevoegd. Ook de gemeente van nu, die tussen hemelvaart en parousie leeft, heeft van doen met de spanning van eenheid en verscheidenheid die al zichtbaar wordt bij het allereerste begin van gemeentevorming.

Uitleg

Na de hemelvaart van Jezus keren de apostelen, naar de opdracht van de Heer (vs. 4), van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. De in vers 4 genoemde belofte van deVader wordt in vers 8 nader ingevuld. Dit vers heeft in feite het programma in zich van het hele boek Handelingen: de evangelieverkondiging van Jeruzalem tot het uiterste der aarde (‘uiteinden’ in NBV en NB). ‘Getuigen’ wil niet zeggen: spreken van eigen geestelijke ervaringen, maar objectief verkondigen wat zij gehoord en gezien hebben, zoals een getuigenis dat voor de rechtbank wordt afgelegd. In vers 11 wordt de zekerheid van de parousie als een steun in de rug gegeven. De sabbatsreis van 2000 joodse ellen of wordt door de rabbijnen afgeleid van een combinatie van Exodus 16:29 en Numeri 35:5.

De plek waarheen zij zich begeven is kennelijk een bekende verblijfsruimte voor samenkomsten, een andere dan genoemd wordt in Lucas 24:53. Door met ‘klimmen zij op naar de bovenzaal’ te vertalen, zoals in de NB, wordt geaccentueerd dat het om een via de buitentrap te bereiken ruimte gaat, ook wel als gastenverblijf benut, door StV als opperzaal aangeduid en door Grosheide (1,13) als opkamer. Zie ook 9:37, 39 en 20:8.

Er is in de synoptici veel verschil in de volgorde van de namenlijst van de elf apostelen. Zie Lucas 6:14-16, Matteüs 10:2-4 en Marcus 3:16-19. Pesch (77), die een gedetailleerde vergelijking geeft, meent dat Lucas een redactionele bewerking biedt van Marcus. Bij Lucas in Handelingen staan Petrus en Johannes voorop wegens een veel samen optreden in het directe vervolg. Kwalificaties als bij Matteüs (tollenaar, Mat. 9:9) en Tomas (Didymus, Joh. 20-24) ontbreken. Bij Simon de Zeloot gedacht worden aan zijn verleden bij een tegen de Romeinen gerichte patriottische partij. Bauer vertaalt: ijveraar, ter onderscheiding van Simon Petrus en als karakteraanduiding.

Jakobus komt in 12:2 terug als martelaar. Deze Jakobus, in de traditie genoemd Jacobus Maior, wordt vereerd in Santiago de Compostela; hij is de patroon van Spanje en pelgrims.

Naast de elf worden enige vrouwen genoemd. Kortgeleden waren zij nog bij kruis en opstanding aanwezig, Lucas 23:49 en 55,24:1 en 22- Lucas 8:2 noemde hij enkele namen. Bij Lindijer (39) een lijst van de vele vrouwen die in Handelingen voorkomen zoals Tabita (9:36), (16:14), Saffïra (5:1).

Maria, de moeder van Jezus, komt bij Lucas zowel in het evangelie (1 en 2, 8:19; vgl. 11:27) als in Handelingen hier voor. Lucas noemt haar niet zoals Johannes in 19:25-27 bij de passie. Beijer (10) spreekt van een ‘ganz kurze Angabe’ en haalt uit: ‘Alles was spater über Maria erzahlt wurde ist ausschmuckende Legende.’ Bij de broeders van Jezus gaan de protestantse en rooms-katholieke exegeten uiteen. Van de laatsten stelt Pesch (81) zonder meer, met als ‘bewijs’ Lucas 8:19-21 en Marcus 3:31-35, dat het hier gaat over zulken ‘die das Wort Gottes horen und tun (Luc. 8:21), zur neuen Familie Jesu’. In deze geest ook de aantekening die KBS geeft. Canisius spreekt over neven en noemt ook Jakobus, de broeder des Heren, zo. Een en ander hangt uiteraard samen met de rooms-katholieke dogma’s over de maagdelijkheid van Maria. Van ‘deze allen’ wordt hun volhardende eensgezindheid opgemerkt.

Proskartereoo: blijven bij, zich houden aan, zich ernstig bezighouden met, steeds kenmerk van de beginnende gemeente (vgl. 2:42, 46, 5:12, 15:25). Het ‘vurig wijden aan’ van NBV lijkt iets te veel vooruit te grijpen op het pinkstervuur; NBG en NB hebben beter: volharden, zie ook 2:42 en 46.

Het bidden zal zich in het bijzonder gericht hebben op het komen van de Geest naar Jezus’ belofte, maar ook nadien blijft het gebed een kenmerk van het samenzijn van de gemeente, zie direct al bij 2:42.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Na Pasen en Hemelvaart gaat er iets nieuws gebeuren. Weliswaar heet Pinksteren het begin van de kerk, maar direct na de hemelvaart van Jezus zien we in de kring van de apostelen en hun meest nabijen een begin van gemeentevorming ontstaan. Het is een cruciaal moment: zullen de leerlingen Jezus’ belofte aanvaarden en zich gereed houden voor de komst van de Geest om door Hem toegerust te worden voor hun wereldwijde roeping? Het blijkt dat zij op al bekende bepaalde plekken bemoediging en kracht zoeken bij elkaar, een kenmerk van de ekklesia. Pesch(82): ‘Apg. 1:12-14 spricht in koncentrierter “Narrativer Theologie” von den Bedingungen ntl. Gemeindebildung.’ De erkenning van het unieke en eenmalige waarin de gemeente-in-nuce zich op dat moment bevindt behoeft ons niet te verhinderen gelijkenis te zien met onze eigen kerkelijke situatie. Ook wij roepen het Veni Creator Spiritus vanuit dezelfde beloften Gods om onze opdracht als kerk te vervullen. Het volgen van die roeping is nu niet minder zwaar dan in de periode waarin de kerk nog beginnen moest. De context is voor ons een geseculariseerde, multiculturele en multireligieuze samenleving. Voor de ontmoeting met de wereldgodsdiensten behoeven wij niet meer zoals generaties voor ons een zeereis te maken of het vliegtuig te boeken: het terrein voor de ontmoeting ligt om de hoek. Soms is een pionierend begin inspirerender dan een geduldig en trouw voortgaan op eenmaal ingeslagen wegen. Volharding is dan een meer dan noodzakelijke eigenschap die gevoed moet worden door aanhoudend gebed om de Geest. Het is niet toevallig dat er in onze huidige situatie behoefte blijkt aan een opnieuw doordenken van de pneumatologie (bijv. C. van der Kooi, G.D.J. Dingemans).

  • Tot de bemoediging van de apostolische kerk behoort een ‘ordinair’ gegeven als de noodzaak van een vaste plek voor regulier samenkomen. Noordmans (219) over het bovenvertrek dat de beginnende gemeente daarvoor benut: ‘Vroeger lazen wij opperzaal en wij dachten daarbij in de verte aan Gods opperzalen die Hij zoldert in de wateren (Ps. 104:3). Daaraan herinnert deze bovenzaal in het geheel niet meer. Het is een gelegenheid om in enigszins bredere kring te vergaderen.’ Men late zich niet verleiden om, vanuit deze eenvoudige lokaliteit redenerend, eenzijdig op te komen voor het belang van de huisgemeente. Hoezeer het van belang is dat er ook in kleinere kringen wordt bijeengekomen, ook in gebedskringen: er blijft voor de gemeente het belang van een ‘katholieker’ plek van ontmoeting waar de gemeente in haar totaliteit samenkomt onder Woord en Geest.

  • De pre-gemeente die wij in de bovenzaal aantreffen (Noordmans aarzelt zeer daarvan te spreken, 118) levert een toonbeeld van eenheid in verscheidenheid. Explosief materiaal om die eenheid te laten opblazen vanwege de verscheidenheid is volop aanwezig, toen en nu. Als het verleden ineens nog weer opgerakeld wordt staan Matteüs, als ambtenaar in Romeinse dienst, en Simon de Zeloot, juist fervent bestrijder van de Romeinen, scherp tegenover elkaar. Politieke keuzen die soms ver uiteenlopen leggen ook nu een zware claim op de eenheid van de gemeente. Karakters botsen ook in de kerk en hebben wel bijgedragen aan kerkscheuring. De elf uit onze tekst lopen karakterologisch ver uiteen. Petrus is Tomas of Johannes niet. Past soms een bepaald karakter niet bij een bepaalde kerk? Sociologisch en pastoraal-psychologisch valt er veel te leren over de verscheidenheid als bedreiging voor de eenheid: pastoraal-theologisch gaat het er om het unieke van de eenheid van de gemeente te duiden zonder dat deze door de verscheidenheid teloorgaat.

  • Het opmerkelijke van de vermelding van de broeders van Jezus in de kring der beginnende gemeente hoeft niet te tot een breed uitmeten van het verschil in opvatting daarover tussen protestant en katholiek. Van groter belang is dat in Johannes 7:5 gezegd wordt dat zelfs zijn broeders niet in Hem geloofden. Ze zijn er na de hemelvaart nu wel: bekering is dus mogelijk. Houden wij voldoende oog voor wie er in de kring van de gemeente niet zijn? Ook Judas laat een lege plaats achter. Er gewenning optreden aan de stoelen die wél bezet zijn. Het volhardend gebed richt zich ook op vernieuwing, verandering, bekering binnen en buiten de gemeente.

  • Dat Maria apart genoemd wordt, mag onder protestanten vanwege bezwaren tegen mariologische ontwikkelingen in de rooms-katholieke leer en belevenissfeer niet leiden tot een gebrek aan aandacht voor haar unieke positie als de Moeder des Heren. Reactie ook tot verwaarlozing van legitieme aandacht. De vrouwen die naast Maria genoemd worden nodigen ons uit tot kritische zelfreflectie om, ondanks alles wat er op het punt van de participatie van de vrouw in de gemeente bereikt is (soms bepaald nog niet bereikt is), attent te blijven op wat hier nog gewenst is.

  • Het is opmerkelijk dat, wanneer na Pinksteren de (intussen uitgebreide) gemeente bijeenkomt, het getuigenis aangaande de volharding in het gebed opnieuw een plaats krijgt binnen het bredere kader van de verschijningsvormen van de gemeente. In Handelingen 2:42 blijkt het blijven volharden bij het onderwijs van de apostelen, de gemeenschap en het breken van het brood, óók betrekking te hebben op de gebeden. Die continuïteit moeten wij koesteren. Als betrokkene bij het proces van kerkvereniging dat leidde tot het vormen van de Protestantse Kerk in stelde ik daarom ooit een geschrift samen onder de titel Samen op Weg. Een oefening in vroomheid.

Liturgische aanwijzingen

Ook al wijken de Schriftlezingen af van de klassieke roosters, het is van belang ter wille van het eigene van de zondag de psalm en antifoon van zondag Exaudi aan te houden: Psalm 27. Als oudtestamentische lezing is Psalm 133 te noemen die ook gezongen worden. Omdat lang niet alle kerkgangers met Hemelvaart er waren, is het goed te denken aan het opnemen van enkele liederen uit de rubriek Hemelvaart, bijv. 234 en 235. Verder 95, 237, 239, 241, 244, 477, 308. Zie in LvdK onder rubriek Herfsttijd het onderdeel Met alle heiligen. Als liederen met een missionaire strekking: 303, 304, 312, 313, 314.

Geraadpleegde literatuur

Rudolf Pesch, Die Apostelgeschichte, Neukirchen-Vluyn 1986; C.H. Lindijer, Handelingen van de apostelen I, Nijkerk 1975; H.W. Beijer, Die apostelgeschichte, Göttingen 1947, NTD 5; F.W. Grosheide, Handelingen I, KV, Kampen 1941;O. Noordmans, Gestalte en Geest, Amsterdam 1955; W. Bauer, Wörterbuch zum Neuen Testament, Berlijn 1952; B.J. Aalbers, Samen op Weg: een oefening in vroomheid, Kampen 1989.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken