Menu

Premium

Preekschets Handelingen 2:1-4 – Pinksteren

Pinksterzondag, Pinksteren

Toen de dag van het ​Pinksterfeest​ aanbrak waren ze allen bij elkaar. 2Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. 3Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, 4en allen werden vervuld van de ​heilige​ Geest​ en begonnen op luide toon te spreken in ​vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.

Schriftlezing: Handelingen 2:1-13

Uitleg

Het woord ‘vervullen’ is een sleutelwoord in de verzen 1 tot 4. Eerst horen we dat de tijd werd vervuld, daarna wordt hetzelfde gezegd van de ruimte waar de leerlingen van Jezus zich ophouden en ten slotte wordt vermeld dat de mensen zelf werden vervuld.

De vermelding dat ‘de vijftigste dag vervuld werd’ wekt in eerste instantie de indruk dat een periode ten einde loopt, maar dat kan hier niet bedoeld zijn, gegeven het feit dat de gebeurtenissen op het ‘derde uur’, negen uur ’s morgens dus, plaatsvinden (Barrett, 110). Met Kremer stelt Barrett dat Lucas hier het gebruik van het woord ‘vervullen’ bewust enigszins verandert, om van vervulling-als-afsluiting een vervulling-van-een-belofte te maken, zodat de vervulling van de Pinksterdag beloftevol naar de toekomst wijst (111, vgl. Jervell, 132). De eerste twee keer dat er over ‘vervullen’ gesproken wordt – namelijk van de tijd (vijftigste dag) en van de plaats (huis) –, gaat het om verwijzingen naar de categorieën waarmee we onze bestaanservaring ervaren en ordenen; tijd en ruimte vormen immers de coördinaten waarbinnen zich ons leven afspeelt. De derde keer dat er van ‘vervullen’ gesproken wordt gaat het over wat er met de mensen zelf gebeurt. Die volgorde is van groot belang. In de vervulling met de Heilige Geest worden we niet uit ons bestaan weggehaald, als een vorm van gnostiek, maar als mensen van vlees en bloed aangeraakt. Dat dit op de vijftigste dag gebeurt geeft aan dat de Geest ons doet leven op ‘de adem van het jaar’, in het ritme van de feesten van Israël. Het geluid dat het huis vervult komt van boven, en als zodanig vervult deze windvlaag het hele huis. Daarmee is als het ware gezegd dat niet de feesten krachtens zichzelf de Geest present stellen, maar dat hier – denk aan het geluid en het vuur – een gebeuren plaatsvindt dat doet denken aan de indrukwekkende openbaring van God op de Sinaï.

Er worden ook drie tekenen beschreven: het geweldige geluid van een windvlaag die van boven komt, de tongachtige vlammen op de hoofden van de aanwezigen en het spreken in andere talen. De wind komt loodrecht van boven, zoals – en omdat! – Jezus zegenend de omgekeerde weg is gegaan. Het geluid – van een geweldige windvlaag – wijst in de richting van het ‘bekleed worden’ met ‘kracht uit de hoogte’ (Luc. 24:49). De ‘tongen als van vuur’ zullen verstaan moeten worden vanuit Lucas 3:16v, waar Johannes de Doper tot het wachtende volk zegt dat Hij die ‘sterker’ is dan hij hen zal ‘dopen met de Heilige Geest en met vuur’. Bij dat laatste gaat het om reinigen en om verbranden van kaf; dat reinigen is hier ook aan de orde, de Geest voltrekt de reiniging vanuit Christus. Dat de vuurtongen zich op ieder van de aanwezigen zetten is het grote verschil met de theofanie in Exodus, waar alleen Mozes de berg op durft te gaan en het volk op afstand blijft staan.

Dan het spreken in ‘andere talen’. Pesch gaat uit van één fenomeen in de Vroege Kerk, het extatische spreken in tongen zoals we dat in 1 Korintiërs 14 tegenkomen, en denkt dat Lucas dat hier heeft omgeduid tot een taalwonder (104). Het spreken in andere talen staat hier echter niet op zichzelf, maar is de afsluiting en climax van een aantal tekenen die stuk voor stuk een heenwijzend karakter hebben. Wat wil dit teken zeggen? Volgens Jervell moeten we hier niet denken aan ‘eine göttlich inspirierte, in der Ekstase gehaltene Rede, denn es ist bei Lukas nicht gesagt, dass die Zungenrede an sich unverständlich ist’ (Jervell, 134). Schneider drukt zich nog sterker uit: Als hier staat dat de leerlingen in ‘andere talen’ spreken, is het volgens hem dan ook ‘irre­führend’ om dat met ‘spreken in tongen’ te vertalen. ‘Was der Geist den Empfänge­rn verlieh, ist somit die Gabe, auch anderen Völkerschaften die Großtaten Gottes zu verkündigen.’ Kort en goed: ‘Die Glossolalie ist Sprachen­gabe’. (Schneider, 250)

Aanwijzingen voor de prediking

Het spreken in tongen roept bij de moderne eenentwintigste-eeuwer bewust of onbewust associaties op met extatische verschijnselen die ver bij ons vandaan staan. In Handelingen 2 staat het in een rij met andere wonderlijke tekenen die niet antropologisch te duiden zijn, maar stuk voor stuk heenwijzen naar wat God hier doet. Als we deze weg volgen spreekt het verhaalde voor zichzelf. De mensen die door de Geest van Christus worden gereinigd worden daarmee weggehaald uit hun oude bestaan. Kenmerkend daarvoor is dat we binnen de coördinaten van dat oude bestaan denken, spreken en oordelen. Wat hier beschreven wordt is hoe de volgelingen van Jezus zelf daaruit weggehaald worden en als instrument gebruikt worden om – zoals Petrus in het vervolg van Handelingen 2 doet – andere mensen in het diepst van hun hart aan te spreken en hen Gods grote daden in Christus te doen horen. De beide andere plaatsen in Handelingen waar het spreken in tongen terugkomt illustreren dit nader. In Handelingen 10 brengt de hemel de Romeinse officier Cornelius en de apostel Petrus bij elkaar, en er is veel voor nodig om Petrus te doen beseffen dat het evangelie van Jezus Christus betekent dat God ons uit de wereld van ons-kent-ons weghaalt, uit onze comfort zone, en ons leert vanuit de ander te denken. In Handelingen 19 worden leerlingen van Johannes die buiten de stroom van de Geest leven en  niet verder gekomen zijn dan de oproep van boete en omkeer in deze beweging van de Geest opgenomen. Ook daar zijn eerst geen woorden voor en moet de Geest die geven.

Ideeën voor kinderen en tieners

Het ‘werkt’ misschien het beste de vreemdheid van de verschijnselen te benoemen. Geluid dat zich alleen laat plaatsen als een stormvlaag van boven, vlammen die niet het begin zijn van een vernietigende brand maar wijzen op wat binnen in de mens gebeurt. En dan dat verstaan van de ander, niet met jezelf rondtobben, stukgaan onder verwachtingen van jezelf en anderen, je ongelooflijk alleen voelen – maar gekend en herkend worden. En zo weggeroepen uit de zinloosheid en leegte, om tot jezelf te komen in de grote daden van God in Jezus Christus.

Liturgische aanwijzingen

  • Schriftlezing Handelingen 2:1-13

  • De liederen van Pinksteren NLB 669, 670, 671, 672, 674, 677, 679, 680, 692

Geraadpleegd

  • C.K. Barrett, Acts Vol. I, Ch. 1-14, (The International Critical Commentary), Edinburgh 1994

  • J. A. Fitzmyer, The Acts of the Apostles, (Anchor Bible Commentaries), New York 1998

  • J. Jervell, Die Apostelgeschichte, (Kritisch-exegetischer Kommentar über das Neue Testament), Götting­en 1998

  • J. Roloff, Die Apostelgeschichte, (Neues Testament Deutsch), Göttingen 1981

  • G. Schneider, Die Apostelgeschichte. Band I, (Herders theologischer Kommentar zum Neuen Testament), Freiburg / Basel / Wien 1980

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken