Menu

Premium

Preekschets Handelingen 6:2

Handelingen 6:2

Cantate

‘Het is niet goed dat wij de zorg dragen voor de gemeenschappelijke maaltijden, want daardoor verwaarlozen wij de verkondiging van Gods woord.’

Schriftlezingen: Numeri 27:18-23 en Handelingen 6:1-17

Het eigene van de zondag

Deze vijfde zondag van Pasen opent liturgisch gezien met Psalm 98: ‘Halleluja! Zingt de Heer een nieuw lied, want Hij heeft wonderen gedaan.’ De lezing uit Handelingen 6 laat zien dat naast een woorddienst ook een tafeldienst komt. Een conflict in de gemeente leidt tot de aanstelling van nieuwe ambtsdragers. Zie ook de opmerkingen bij de preekschets van 15 april.

Uitleg

Vers 1. Na de voortdurende mededelingen over de eenheid en gezamenlijkheid in de gemeente (1:14; 2:1, 42, 44; 12) ontstaan er spanningen. De achtergrond is het feit dat er in de gemeente twee groepen weduwen bestaan. Aan de ene kant zij die Grieks spreken. Dat zijn de uit het buitenland gekomen Joden die weer in Jeruzalem en omgeving zijn komen wonen. Tevens zijn er de Joden die altijd in Palestina zijn gebleven en het Aramees als moedertaal hebben. Uit beide groepen zijn mensen tot de gemeente toegetreden. Lindijer wijst erop dat er veel hellenistische weduwen waren, omdat veel Joden aan het eind van hun leven naar Jeruzalem verhuisden om bij de heilige stad begraven te worden. In 6:6 lijken ze ook eigen synagogen te hebben, wat verklaarbaar is uit het feit dat zij de Tenach niet meer in het Hebreeuws, maar in het Grieks lazen. Hun weduwen hadden het bijzonder moeilijk als ze geen directe verwanten in Jeruzalem hadden. Het werd als een goddelijke opdracht gezien om hen te beschermen en te steunen (zie onder andere Psalm 146). De ‘dagelijkse dienst’ (diakonia) heeft betrekking op het verstrekken van maaltijden door de gemeente. Daar hetzelfde mee bedoeld zijn als beschreven in 2:42 en 46 (‘ze gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde’). Ook herinnert deze schets aan 4:34, dat ‘niemand onder hen enig gebrek leed’. In deze zin klinkt de praktijk van de eerste gemeente door: men kwam bij elkaar, at gezamenlijk en liet zo de armen delen in de gaven van de rijkeren. De ervaring is blijkbaar dat de gemeente zo onoverzichtelijk is geworden dat er fouten worden gemaakt en mensen buiten de boot vallen.

Vers 2. Er wordt gemeentebreed (pletos is de verzamelde gemeente) beraad gehouden. De positie van de twaalf is duidelijk een leidende: zij roepen samen, formuleren de problematiek en stellen een nieuwe koers op. ‘Het is niet goed’ (ouk arestón estin), zo formuleert Lucas, met een reminiscentie aan het tov zijn van schepping en gemeente. Wat precies de bedoeling van deze zinnen is, is niet volstrekt duidelijk. Wellicht hadden de apostelen deze taak ook op zich genomen en ging het door het groeien van de gemeente mis en kwam daardoor ook de woorddienst in de verdrukking. Misschien wordt bedoeld dat ze – door hun opdracht tot de dienst aan het Woord – deze tafeldienst er niet bij konden doen en dat deze daardoor werd verwaarloosd. Hun opzet is evenwel duidelijk: er moeten anderen komen die de opdracht krijgen voor de dienst bij de maaltijden. Daarmee is een taakverdeling in de eerste gemeente een feit.

Vers 3. Zeven is in het bijbels taalgebruik een belangrijk getal. Zoals het getal twaalf respresentatie aanduidt (de twaalf stammen zijn in hen vertegenwoordigd), zo duidt het getal zeven op totaliteit (zie de zeventig naast de twaalf in Luc. 9:1 en 10:1). Deze moeten goed bekendstaan (dat wordt ook gezegd van Cornelius, Timoteüs en Ananias in 10:22; 16:2 en 22:12), vol van geest (vgl. 6:5 over Stefanus) en wijs (). Lucas noemt deze wijsheid ook in verband met Mozes (7:10 en 22), Salomo (Luc. 11:31), Jezus (Luc. 2:40 en 52) en de leerlingen (Luc. 21:15).

Vers 4. De taak van de apostelen wordt hier kortweg omschreven als ‘gebed en de verkondiging van het woord van God’. Met de nadruk op ‘wij’ krijgt voor hen die opdracht groot belang. Het bidden wordt hier uitdrukkelijk als hun werk genoemd en gaat voorop. Een aspect zou hier de voorbeden kunnen zijn voor de gemeente en de wereld. Ook zou hierbij gedacht kunnen worden aan de omgang met God als voorwaarde voor de verkondiging van het Woord. Hier is overigens sprake van een dikaiosunè tou lógou (een dienst van of aan het Woord; in de nb vertaald met ‘bediening van het woord’), waardoor er naast de dienst aan de weduwen ook een dienst aan het Woord is. Deze dienst aan het Woord krijgt gestalte in de verkondiging.

Vers 5. De zeven mannen worden met name genoemd. Opvallend is dat de zeven namen Grieks klinken. Dat erop wijzen dat zij allen afkomstig zijn uit de protesterende groep hellenistische Joden. Lindijer wijst erop dat er veel Joden met Griekse namen waren, ook onder hen die in Palestina bleven wonen (Lindijer, 161). Ook heeft het iets geforceerds om juist allemaal hellenisten aan te stellen: zou dat de polarisatie niet versterken? Stefanus wordt hier uitgebreider genoemd en getekend als ‘een gelovig man, die vervuld was van de heilige Geest’. Daarmee preludeert dit vers op de komende geschiedenis, waarin Stefanus een centrale rol zal spelen (zie vs. 6-15).

Vers 6. Hier is opnieuw sprake van de handen van de apostelen (cheiras), zoals we dat al eerder zagen in 5:12. De handoplegging betekent hier de toerusting tot een speciale taak. Dat gebeurt ook bij de uitzending van Barnabas en Paulus in 13:3. Lucas vertelt ook over de handoplegging bij genezing (9:12 en 28:8) en in verband met de doop en het ontvangen van de Heilige Geest (8:1518). Als Mozes de leiding over het volk overdraagt aan Jozua, dan legt hij hem ook de handen op (Num. 27:18-23). Met deze handoplegging wordt ‘een opdracht tot machtiging voor een nieuwe taak verleend en kracht en zegen worden als het ware op de betreffende persoon overgedragen. Op deze wijze wordt in de pas begonnen christelijke gemeente een nieuwe taak “geladen” aanvaard’ (Hemelsoet, 80).

Vers 7. Deze perikoop eindigt met het bericht dat het Woord van God steeds meer gehoor vond, zodat het aantal leerlingen sterk groeide. Opmerkelijk is de mededeling dat ook een grote groep priesters het geloof aanvaardde (upakouoo; imperatief, hören auf, gehorchen – niet als een moment, maar als een langdurig intredende situatie). Zij gaven gehoor aan de verkondiging van het Woord van God, in casu de geloofsprediking (pistis). Deze laatste uitdrukking, die duidt op vertrouwen, maakt tevens duidelijk dat ‘het geloof geen metafysica is, geen stelsel, maar een reeks van samenhangende verhalen, die allen één hoofdpersoon hebben, nl. Jezus Christus’ (Barnard I, 119). Nielsen wijst erop dat er in die tijd ongeveer achttienduizend priesters en levieten waren en dat zij daarmee een aanzienlijke groep onder de bevolking vormden. Dat Lucas deze groepering apart vermeldt, wijst er volgens hem op dat nu alle groeperingen binnen het toenmalige Jodendom in de jonge joods-christelijke gemeente vertegenwoordigd waren – behalve de sadduceeën en de overpriesters (Nielsen, 81).

Aanwijzingen voor de prediking

  • Waarom vallen mensen buiten de boot? Wordt er gediscrimineerd of is er alleen maar sprake van een blinde vlek? Gelukkig is er een groep die zich zelfverzekerd genoeg voelt om aan de bel te trekken. Maar anders? Hier de herkenning inzetten.

  • De opdracht voor de diaken blijkt te zijn: zorgen dat niemand wordt achtergesteld. Aldus ontstaat het nieuwe diakenambt. Niemand mag zich verwaarloosd voelen, iedereen moet aandacht krijgen. Zijn of haar taak moge bestaan in raad en daad; in geld, goederen of goede woorden. Het wezen ligt in de pastorale zorg: dat niemand over het hoofd wordt gezien. dat te behartigen zijn veel geest en wijsheid nodig (Barnard II, 396).

  • Woorddienst en tafeldienst lopen in elkaar over. De diakenen hebben dan ook een speciale opdracht in een dienst van Schrift en Tafel. In een bevestigingsdienst voor diakenen deze tekst in het bijzonder functioneren.

  • Als spiegelverhaal kan dienen het verhaal ‘Mordechai en zijn kleinzoon’ (Hornikx, 66).

Liturgische aanwijzingen

Naast de lezing uit Handelingen uit het evangelie gelezen worden uit Numeri 27 (zie de opmerkingen bij vs. 6). De psalm voor deze zondag is Psalm 98. Tevens valt te denken aan Psalm 146 en Gezang 351. Uit de bundel Tussentijds passen de liederen 111 en 113.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken