Menu

Premium

Preekschets Handelingen 9:27a

Handelingen 9:27a

Tweede zondag na Pinksteren

Barnabas nam hem echter onder zijn hoede en bracht hem naar de apostelen

Schriftlezing: Handelingen 9:19b-31

Het eigene van de zondag

Na Pinksteren gaat het werk van de Heilige Geest door. Jezus heeft Saulus in zijn dienst genomen, maar in de christelijke gemeente leeft veel wantrouwen tegen hem. Hoe werkt de Geest door in relaties tussen mensen? In veel gemeenten wordt tussen Pinksteren en de zomervakantie het Heilig Avondmaal gevierd. De thematiek van de onderlinge verhoudingen binnen de gemeente is in dat licht bezien een belangrijk onderwerp.

Het thema voor de preek van vandaag is: ‘God roept ons om één familie te zijn!’

Uitleg

Het is opmerkelijk dat Saulus door de christenen in Damascus meteen wordt geaccepteerd (vs. 19b). Daarbij heeft ongetwijfeld Ananias een rol gespeeld, die in een visioen van Jezus zelf had gehoord dat Saulus werkelijk tot verandering was gekomen. Ananias heeft hem aanvaard als ‘broeder’ (vs. 17), en dat doet de gemeente blijkbaar ook.

Al na een paar dagen maakt Saulus een begin met zijn nieuwe opdracht. Hij begint in de synagogen van Damascus de boodschap te verkondigen dat Jezus de Zoon van God is. Zijn optreden wordt ‘steeds krachtiger’ (vs. 22), waardoor in de joodse gemeenschap in Damascus verwarring ontstaat. Ongetwijfeld speelt daarbij op de achtergrond de angst van veel joden een rol, dat Saulus’ verkondiging van de Messias zou leiden tot woede bij de Romeinen.

In vers 23 gebruikt Lucas vervolgens een tijdsaanduiding die op verschillende manieren vertaald kan worden. Als er hèmerai hikanai voorbij zijn, beramen de joden een plan om Saulus te vermoorden. Dit kan betekenen: ‘veel dagen’ (sv en hsv) of ‘verscheidene dagen’ (nbg en Willibrordvertaling), terwijl de nbv de tijdsaanduiding samenvat met de woorden ‘al spoedig’. Waarschijnlijk blijft Lucas hier opzettelijk vaag, omdat in deze periode Saulus’ verblijf van drie jaar in Arabië plaatsvindt (Gal. 1:15-19). Na zijn terugkeer in Damascus heeft hij niet alleen meer de joden als vijand, maar ook de stadhouder van koning Aretas (2 Kor. 11:32-33). Heeft Saulus in Arabië ook het evangelie verkondigd en daarmee koning Aretas tegen zich in het harnas gejaagd? Hoe dan ook: Damascus wordt te gevaarlijk voor hem, en hij wordt door de gemeenteleden in Damascus geholpen om te ontsnappen in een mand, die ze ’s nachts aan een touw bij de stadsmuur naar beneden laten zakken. Voor Saulus is dit een vernederende ervaring (2 Kor. 11:33). Toch is het nog maar het begin van zijn lijdensweg voor Christus.

Minstens even vernederend is zijn ontvangst in de christelijke gemeente van Jeruzalem. Of liever: het feit dat hij mét ontvangen wordt. Iedereen is ‘bang voor hem’ (nbv), ‘allen schuwden hem’ (nbg).

Omdat Lucas dit verhaal schrijft vanuit de belevenissen van Saulus, ben je als lezer geneigd om de gemeente in Jeruzalem kortzichtigheid te verwijten. Maar dat is niet terecht. Deze gemeente heeft enorm veel te lijden gehad door Saulus. Hij was het die de gemeente in Jeruzalem ‘uitroeide’ (vs. 21, nbg). De nbv vertaalt hier veel te zwak met ‘naar het leven staan’. Er zijn daadwerkelijk mensen vermoord, en de gemeente werd door Saulus ‘verwoest’ (8:3, nbg). De gemeente in Jeruzalem zal daarna ongetwijfeld wel hebben gehoord over zijn bekering op de weg naar Damascus, nu zo’n drie jaar geleden. Maar wat moest men hiervan denken? Saulus was vervolgens van het toneel verdwenen, en nu duikt hij opeens weer op. Is hij van plan het nu anders aan te pakken, en als zogenaamde bekeerling eerst de gemeente van binnenuit te verkennen? Zal hij vervolgens opnieuw toeslaan, nu nog genadelozer? De angst van de gemeenteleden is beslist niet ongegrond.

Terwijl de meeste gemeenteleden met een boog om Saulus heen lopen, is er één man die zich zijn lot aantrekt: Barnabas. Lucas heeft hem in 4:36 geïntroduceerd. Barnabas heet eigenlijk Jozef. Hij is een Leviet, afkomstig van Cyprus. Hij komt dus ‘van buiten’, is om zo te zeggen een ‘allochtone jood’. Alleen al daarom heeft hij wellicht extra aandacht voor anderen die ook ‘van buiten’ komen. Bovendien draagt elke Leviet een bijzondere verantwoordelijkheid in de dienst van God. Daar komt nog iets bij. Deze Jozef heeft een bijzonder talent: altijd ziet hij mogelijkheden om anderen bij te staan, aan te moedigen, te steunen. Vandaar zijn bijnaam ‘Barnabas’, ‘zoon van de vertroosting’, of ‘zoon van de bemoediging’ (huios paraklèseoos).

Barnabas neemt Saulus ‘onder zijn hoede’ (nbv), letterlijk staat er: hij ‘trekt Saulus naar zich toe’. Saulus’ zaak maakt hij tot zijn eigen zaak. Met Saulus gaat hij naar de apostelen. Uit Galaten 1:18-19 blijkt dat het hier gaat om Petrus en om Jakobus, de broer van Jezus, die ook als apostel gold. Barnabas bepleit Saulus’ zaak, als een echte ‘parakleet’. Hij doet zijn naam als huios paraklèseoos eer aan, en laat zien vervuld te zijn van de Heilige Geest (vgl. 11:24), die volgens 9:31 de gelovigen ‘bijstand’ (paraklèsei) verleent. Barnabas heeft meer oog voor het wonder dan voor het risico. Hij merkt het werk van de Heilige Geest op en brengt dat ook bij anderen onder de aandacht.

Barnabas weet de apostelen te overtuigen. Saulus blijft nu met hen ‘ingaan en uitgaan’ (NBG) te Jeruzalem. Lucas geeft op deze manier aan dat de apostelen Saulus nu beschouwen als iemand die gelijkwaardig is aan hen. Ze kunnen, als het ware, samen door één deur. De apostelen schamen zich niet voor hun voormalige vervolger, die nu hun broeder is.

Saulus treedt vrijmoedig op, zózeer dat hij zich de haat van de Grieks-sprekende joden op de hals haalt. De ‘broeders’ komen echter op de hoogte van een moordcomplot tegen hem en zorgen dat hij via Caesarea kan ontsnappen naar Tarsus.

Saulus’ bekeringsverhaal begint met zijn vertrek uit Jeruzalem als vervolger, en eindigt met zijn vertrek uit Jeruzalem als vervolgde (Stott).

Aanwijzingen voor de prediking

Verschillende thema’s kunnen vanuit dit bijbelgedeelte worden uitgewerkt. Ten eerste is er het punt van de acceptatie van mensen ‘met een verleden’. Heeft de Heilige Geest werkelijk zo veel kracht dat Hij hen van binnenuit verandert? Hoe ga je als gemeente met zulke mensen om? Zoiets kan spelen in dorpen, waar iedereen iedereen kent. Het kan ook spelen in situaties waarin mensen door hun fouten in het nieuws zijn geweest. En het is een bekend feit dat mensen die in de gevangenis tot geloof zijn gekomen vaak moeilijk een gemeente kunnen vinden die hen gastvrij ontvangt.

Een tweede thema, dat daarmee samenhangt, is het punt van de vergeving. Door Jezus Christus is er vergeving van zonden, is er genade. Maar kunnen wij de ander ook vergeven? Zelfs degene die ons iets vreselijks heeft aangedaan? Wonden zijn soms zo diep dat vergeving nauwelijks mogelijk lijkt te zijn. In ieder geval moeten we heel erg oppassen om anderen tot vergeving te ‘dwingen’, ‘omdat Jezus dat van ons vraagt’. Een bekend verhaal is dat van Corrie ten Boom, slachtoffer van de nazi-terreur, die na de oorlog lezingen gaf over vergeving, ook in Duitsland. Na afloop van een lezing in München kwam een van de bewakers naar haar toe die zij had meegemaakt in het kamp Ravensbrück. Toen hij haar om vergeving vroeg, voelde ze de weerstand door zich heen gieren, totdat ze, haast automatisch, haar hand in de zijne legde en voelde welke vrede vergeving geeft (Corrie ten Boom, Zwerfster voor God, Hoornaar, z.j., 46-49). Vergeving geven is een van de moeilijkste dingen in ons leven. Het vraagt om de ultieme concentratie op Christus, die zelf de bron van vergeving is. Als het dan inderdaad tot vergeving kan komen, is dat niets minder dan een Godswonder.

Een derde thema betreft de onderlinge verhoudingen in de gemeente. Wat bindt ons samen? Dat is duidelijk niet ons verleden, het is ook niet onze eigen voorkeur, het is de verbinding met dezelfde Heer. Als deze Heer Saulus heeft aanvaard, mogen Petrus en Jakobus hem niet afwijzen. Zo is het ook in de gemeente hier en nu. Bonhoeffer zegt hierover rake dingen in zijn boekje Leven met elkander (’s-Gravenhage, 1952, 18-23). Hij wijst erop dat de band tussen christenen niet van psychische, maar van geestelijke aard is. Het gaat er niet om dat het ‘klikt’ of iets dergelijks. Het gaat erom dat wij verbonden zijn met dezelfde Heer. Het Heilig Avondmaal is van deze geestelijke band de ultieme uitingsvorm.

In de vierde plaats wijst dit gedeelte ons op het belang van een gemeente. Saulus kan Jezus’ roepstem niet beantwoorden zonder band met de ‘broeders en zusters’. Op eigen houtje de wereld in trekken is voor hem geen optie. Christus zelf verbindt ons aan elkaar. De goede Herder rust niet voordat het ene schaap weer bij de kudde is. Maar Hij rust ook niet voordat de kudde dat ene schaap heeft opgenomen.

Een vijfde thema heeft, in het verlengde hiervan, te maken met gastvrijheid en acceptatie. Voor wie kunnen wij zelf een ‘Barnabas’ zijn? Zijn er mensen in de gemeente die zich misschien (nog) minder thuis voelen? Wie kunnen wij laten merken dat we ons door Jezus Christus met hen verbonden weten?

Liturgische aanwijzingen

Als lezing uit het Oude Testament zou kunnen dienen Psalm 133; deze zou ook gezongen kunnen worden. Een mooi lied na de lezing uit Handelingen is Psalm 22:10 en 11 (Lvdk), deze woorden zou Saulus gezongen kunnen hebben. Ook geschikt zijn de Gezangen 308, 312, 314 en 455 (Lvdk), en uit de elb Lied 34a, 212, 213, 217, 218 en 219.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken