Menu

Premium

Preekschets Hebreeën 4:12-13

Hebreeën 4:12-13

‘Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden. Niets van wat geschapen is blijft voor hem verborgen, alles is onverhuld en volkomen zichtbaar voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap moeten afleggen’.

Schriftlezing: Hebreeën 4:1-16

Het eigene van de zondag

De gemeente is een schepping van het Woord. Zij leeft uit het Woord. Rond het Woord komt de gemeente samen in de eredienst en met dat Woord werkt zij in en vanuit de kerk. In allerlei ‘gemeentewerken’ speelt dat Woord op de een of andere manier een rol. Het tekstwoord uit Hebreeën 4 bepaalt ons bij de levende en krachtige werking van het woord van God.

Uitleg

De verzen 12 en 13 van Hebreeën 4 bevatten een in verheven taal gegoten formulering van de krachtige werking van het woord van God. Dit Woord kwam in het voorafgaande meerdere malen ter sprake. Reeds in de eerste twee verzen van hoofdstuk 1 heeft de auteur het over het veelkleurige en veelvuldige spreken van God tot de voorouders door de profeten en over Gods spreken door zijn Zoon in het laatst der dagen. Hebreeën 1:1-2 en 4:12-13 omramen zodoende het eerste grote hoofddeel van de brief, waarin hij verscheidene keren uit de Schriften citeert, met name uit het boek van de Psalmen. De Schriften zijn voor hem niet ‘oude boeken’, maar laten de actuele stem van God horen. Het door de auteur meer dan eens aangehaalde citaat uit Psalm 95: ‘Horen jullie vandaag zijn stem’ (3:7, 15; 4:7) typeert ook zijn schriftvisie.

Hebreeën 4:12-13 vormt tevens het besluit van 3:7-4:13, dat een ‘preek’ over Psalm 95 bevat. Door middel van uitleg en toepassing van deze psalm wekt hij de gemeenteleden op het einddoel van het geloof, dat is: de eeuwige rust vast in het oog te houden. Ze moeten niet afhaken zoals de woestijngeneratie, die de kop in de wind gooide omdat ze meende dat Gods belofte van het komen in het beloofde land niet vervuld zou worden. De mensen van die generatie namen Gods woord niet serieus en luisterden niet meer naar zijn stem. Ze zijn het beloofde land dan ook niet binnengegaan. De gemeenteleden moeten dit ongelovige voorbeeld niet volgen. Op de pelgrimage van het leven moeten ze het doel van hun reis niet uit het oog verliezen. Dat doel typeert de auteur met ‘de (eeuwige) rust’, ‘sabbatsrust’ (4:9). Elders in de brief noemt hij dit doel: ‘een beter vaderland: het hemelse’ (11:16), ‘de Sionsberg, de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem’ (12:22), ‘het onwankelbare koninkrijk’ (12:28). Dat doel staat vast. Die eeuwige rust heeft God al klaar liggen vanaf de grondvesting van de aarde. Hij is er op uit, dat zijn volk daarin binnengaat om dan met Hem, met Jezus de middelaar van het nieuwe verbond, met de engelen en met de gestorven gezaligden die ons zijn voorgegaan de eeuwige sabbat te vieren (zie 12:22-23). Vandaar die preek over Psalm 95. Vandaar deze brief, deze ‘woorden van bemoediging’ (13:22). Vandaar de oproep Hem die spreekt niet af te wijzen (12:25). Vandaar de opwekking acht te slaan op de woorden van de Heer (Jezus), die door de apostelen zijn overgeleverd en door de voorgangers worden verkondigd (zie 2:3-4; 13:7, 17). Want ze betreffen ‘de zoveel meer omvattende redding’ (2:3).

Het woord van God neemt in Hebreeën dus een centrale, beslissende plaats in. Sleutelpassages in deze brief ‘constitueren een indrukwekkende Woord theologie’ (Martin Karrer, 56; zie ook p. 56-66). En dat Woord is scheppend, richtend en reddend. Het is een performatief Woord. Hiervan legt 4:12-13 in verheven proza getuigenis af. Deze passage doet denken aan de lof op de Wijsheid (Sap. Sal. 7:22-8:1, m.n. 7:23-24). Twee dingen brengt de auteur aangaande Gods Woord naar voren: de werkzaamheid ervan (vs. 12) en de situatie waarin de mens, tot wie het Woord klinkt, zich bevindt voor het aangezicht van God (vs. 13).

De kracht en de werking van het Woord worden in vers 12 geschilderd met vijf kleuren. Het woord is levend, krachtig, scherp, doordringend en richtend. ‘Levend’ is het primaire predicaat, dat door de vier volgende kenmerken nader wordt geïnterpreteerd. De vijf typeringen worden met een herhaald ‘en’ aan elkaar geregen tot een imposante keten.

Het woord van God is allereerst levend. Zoals God die leven is en levend doet zelf is, is ook zijn Woord. God is de Levende (3:12; 10:31; 12:22) en zijn Woord is een levend (en levend brengend) woord. Het is een creatief woord en keert niet leeg terug. Het bijbelse debar Adonai is niet, zoals het Griekse logos, een uitspraak over de vraag of iets wel of niet is, noch een uiting die iets betekent, maar scheppend machtswoord, dadelijk woord (Ps. 33:9). Waar het klinkt, gebeurt er wat. Wanneer het tot mensen gesproken wordt, bewerkt het iets. Het wil niet maar aangehoord, maar gehoord en gehoorzaamd worden. Het bevrijdt, zet in de ruimte, plaatst voor de keuze.

In de tweede plaats is het woord van God krachtig. Het is zoals het Griekse woord zegt energiek. Het heeft power. Zijn werking is het tegendeel van ijdel, vruchteloos, onverrichter zake. Het is effectief. In overeenstemming met Gods werkzaamheid (sap. Sal. 7:26).

Het derde kenmerk van het Woord is: het is scherper dan elk tweesnijdend zwaard. De auteur gebruikt een bekend beeld. God hanteert het zwaard van het gericht (zie o.a. Deut. 32:41; Jer. 47:6), ook van het eschatologisch oordeel (o.a. Jes. 27:1; 66:16; Ez. 21:33; Openb. 1:16; 19:15, 21). Dat woorden als (geslepen) zwaarden kunnen zijn, vinden we ook in het boek van de Psalmen (Ps. 57:5; 59:8; 64:4) en in Jesaja 49:2. Maar hier wordt het beeld toegepast op het Woord (vgl. Sap. Sal. 18:14-16). Dat is tweesnijdend en scherp. Het laatstgenoemde woord in de brontaal herinnert aan de typering door de Schriftuitlegger en filosoof Philo van de Logos als ‘Woordmes’ waarmee de goddelijke rede alle dingen snijdt. Dit mes deelt de ziel in een verstandig en een onverstandig deel, de taal in waarheid en leugen, het zinsvermogen in de voorstelling die het object vat en die welke niet te vatten is. Het verschil met Philo is, dat de auteur van Hebreeën het oog heeft op de verkondiging van het Woord. Het gaat hem om het beoordelend en oordelend karakter ervan. De scherpte ervan kwam in het voorgaande al tot uitdrukking in zijn preek over Psalm 95. De tweesnijdende kwaliteit slaat op de twee kanten van het werkzame Woord: het is prediking van heil en gericht. In alle vermaningen van Hebreeën treedt deze tweezijdigheid ook aan de dag. Ze zijn beloftevolle opmontering en ernstige waarschuwing.

In de vierde plaats is het Woord doordringend. Het is een indringend Woord. Het dringt zo diep door, dat het vaneen scheidt ziel en geest, gewrichten en merg. Verdeeld in twee begrippenparen hebben alle vier aspecten betrekking op het innerlijk van de mens. God ziet niet naar wat voor ogen is (de schijn), maar ziet het hart aan. Hij kent en doorgrondt ons (Ps. 139:1). Hij proeft hart en nieren (Jer. 11:20).

Het vijfde kenmerk van het Woord is: richtend. Het Griekse woord waarvan ons woord ‘kritisch’ komt, slaat op het vermogen om te (onder0scheiden en te oordelen. En de plaats waar het Woord dit werk wil doen, is het binnenste, het hart. Het hart is het oriëntatie- en beslissingscentrum van de mens. Uit het hart zijn de oorsprongen des levens (Spr. 4:23). Het denken, voelen, willen en streven van de mens hebben hun oorsprong in het hart. Het is de plaats van de ‘opvattingen’ (gedachten, ideeën) en ‘gedachten’ (voorstellingen, begrippen, inzichten). Beide woorden slaan respectievelijk op het willen en het denken van de mens. Het kritisch karakter van het Woord bestaat dan hierin, dat het oordeelt over wat er in het hart omgaat, overwogen en bedacht wordt. Het verborgene van het hart wordt in het gericht gebracht. Het thema van God als rechter komen we in de Bijbel telkens tegen. Het is ook voor de auteur van Hebreeën van groot belang. God is ‘de rechter over allen’ (12:23). De mens moet eenmaal sterven en dan komt het oordeel (9:27).

In vers 13 wordt het voorgaande vers samengevat en toegespitst. Alle dingen liggen ‘ontkleed’ (naakt) en ‘ontbloot’ voor God. Voor Hem kun je en hoef je niet de schijn op te houden. Hem kun je niets wijs maken. Alles ligt open en bloot voor Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen. Het thema van God als rechter staat centraal. Voor Hem moeten we verantwoording afleggen. In 13:17 komt dit ook ter sprake. Daar bindt de auteur de gemeenteleden op het hart hun voorgangers te gehoorzamen, want zij waken over hun zielen en zullen daarvan ook rekenschap moeten afleggen.

Aanwijzingen voor de prediking

We maken eerst een opmerking vooraf. De tekst geeft in verheven taal een typering van het Woord en zijn werking. Het gevaar is, dat de preek een nogal abstract vertoog over het Woord wordt. Maar de tekst heeft juist de verkondiging in actu op het oog. In de hele brief, in zijn Schriftcitaten, Schriftuitleg en toepassing getuigt de auteur van Hebreeën daarvan ook. Hij is een echte ‘Woordtheoloog’, maar is dat als prediker. Wonend in het Woord spreekt hij in onze tekst over het Woord. En hij heeft daarbij steeds zijn gemeente, die aan moeheid begint te lijden, op het oog. Hij spreekt ook vaak in de ‘wij-vorm’ en sluit zichzelf daarmee als hoorder onder de hoorders in.

De preek kan inzetten bij gedachten en gevoelens die dit tekstwoord op het eerste gehoor oproepen. Eerste reacties zijn wellicht: ‘pittig’, ‘beklemmend’, ‘benauwend’. Het tekstwoord, niet in het minst wanneer het Gods alziende ogen ter sprake brengt, bewerkt misschien verzet. Het kan bij hoorders nare herinneringen te binnen brengen: ‘Pas op hoor, want God ziet alles’. Het alles doordringende, alles onthullende karakter van het Woord doet bij aanvankelijke lezing denken aan een registrerende camera of aan ‘Big Brother is watching you’. Mijn diepste zielenroerselen vertel ik niet zomaar en er is veel dat ik liever voor mijzelf houd. Het is goed dat mensen mijn wensdromen, mijn agressieve driften, mijn bewuste overleggingen en mijn onbewuste motieven niet kennen. Ze zouden hard weglopen.

Aan de andere kant: veel mensen zien niet wat ik eigenlijk doormaak. Mensen, misschien ook in mijn naaste omgeving, beseffen niet welk verdriet er in mijn hart woont. Ze hebben niet door, dat ik ook bemind, gewaardeerd, gezien wil worden. Zij weten niet waarvoor ik me eigenlijk inspan. Het gevoel niet begrepen te worden, kan danig aan een mens knagen. Wie kent mij nu echt? Wie kan er echt inkomen waarom ik doe zoals ik doe? Ik ben goed in het ophouden van de schijn (‘Gaat het goed met je?’. ‘Ja, hoor’), maar in werkelijkheid voel ik me eenzaam en onbegrepen. Wie heeft er echt oog voor me? We willen niet bekeken, maar wel gezien worden.

We gaan een stap verder. We vinden het terecht, wanneer misdaad, fraude, onrecht, misbruik, huiselijk geweld aan de kaak worden gesteld. Dit brengt ons in de sfeer van het gerecht. Voor de rechtbank wordt de dader ter verantwoording geroepen. Een van de pijnlijkste dingen voor slachtoffers is, dat de dader niet oprecht wil bekennen. Onthullend wil niet alleen de rechtbank zijn. Ook cabaret en cartoon kunnen op schertsende wijze blootstellen. We kunnen ook denken aan schrijvers die het literaire vermogen hebben de ziel van hun personages bloot te leggen, zoals Fjodor Dostojewski inzake schuld en boete en Guy de Maupassant betreffende de burgerlijkheid en de hypocrisie. De film Spotlight maakt een beklemmende indruk, niet alleen omdat hij het omvangrijke kindermisbruik in het aartsbisdom van Boston maar juist ook het toedekken ervan onthult. En Jeroen Bosch stelt in zijn schilderij De Hooiwagen hebzucht en graaien van hoog en laag aan de kaak.

De Bijbel is een onthullend boek en prediking is ook ontdekkende prediking. Het is zeker waar: de Bijbel is ook een lamp voor de voet en een licht op het pad, hij vertroost, biedt een geweldig toekomstperspectief, wijst de weg. Hij bevat goede boodschap, het ‘weldadige woord’ (6:5). Maar hij kent ja en nee. Hij biedt een boodschap van redding en gericht. De prediker kan het tweesnijdend zwaard van God naar geen kant, om het de mensen naar de zin te maken, een beetje afslijpen, ook niet en juist niet onder de titel van de liefde. ‘Hij kan voor de mensen de vrije genade niet tot een gerieflijke genade, de lieve God niet tot een goeie man maken’ (Karl Barth). Maar om die vrije genade is het God juist te doen. Daarom voegen we er dit meteen aan toe: waar God op uit is, is behoud. Ook Gods nee zet Hij in ten bate van het ja. ‘Want de dood van een mens geeft me geen vreugde – spreekt God, de heer. Kom tot inkeer en leef!’ (Ez. 18:32). ‘Adam, waar ben je?’, roept God. Om Adam (en Eva) niet kwijt te raken, maar bij zich te hebben. De profeet Nathan brengt koning David door het vertellen van een aangrijpende parabel (‘U bent die man!’) tot schuldbelijdenis om een nieuw begin te maken. (Onder andere deze gelijkenis kan de prediker gebruiken om de tekst concreet te maken. Johannes 8:1-11 is hiervoor eveneens een passend gedeelte). Ook de pittige preek van de auteur van Hebreeën over Psalm 95 is bedoeld om te bewaren bij de weg naar Gods einddoel.

Want de kenmerken van het Woord (waarover de prediker kort iets kan vertellen) beginnen met het woord ‘levend’. Het is het Woord van Hem die leven is en leven doet (vgl. het vervolg: 4:14-16). Als het zwaard van de Geest (Ef. 6:17) is het geen houwdegen, maar een Woord dat onthult om ons bij de weg ten leven te brengen of te houden. Daarom heeft God telkens weer zijn volk opgezocht door profeten te sturen en daarom gaf Hij ten laatste zijn Zoon in wie Hij het diepste Woord heeft gesproken. Dit Woord behelst de komst van de Zoon die de reiniging van zonden voltrokken heeft en plaats genomen heeft aan Gods rechterhand (1:3), die daar de hogepriester is die kan meelijden met onze zwakheden (4:15) en daar altijd voor ons intreedt (7:25; 9:24).

God ziet en doorziet ons. Maar Hij beziet ons door de ogen van Christus. Daarom hoeven we ons niet te verbergen. Daarom kunnen we alles voor Hem neerleggen, alles opbiechten, alles vertellen wat er in ons hart leeft. Want we kunnen zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden (4:16). In prediking en liturgie wordt ‘alles doorlicht en tot opheldering gebracht – zodat er geen enkele onklaarheid meer overblijft: de duisternis (van de zonde) wordt daar áls duisternis “in het licht gesteld”. En vooral: in de kerk is ook de oplossing van dit allerdiepste probleem van het mens zijn, namelijk de verlossing van de verloren werkelijkheid. Daar is de verzoening van de schuld. We ontvangen in de kerk ook het heil’ (A.A. van Ruler, 67).

Ideeën voor de kinderen

Met de kinderen kan een gesprekje over de Bijbel worden gehouden. De kanselbijbel of de bijbel op de lezenaar kan daarbij dienst doen. We lezen thuis uit de Bijbel, op de gesprekskring, met catechisatie. We doen het ook altijd in de zondagse eredienst. En we vertellen eruit in de kindernevendienst. Waarom is dat zo belangrijk? Wat staat er in? En wat mogen we eraan hebben? Je kunt ook insteken bij het ontstaan en het werk van het Nederlands Bijbelgenootschap. Of het een en ander via de beamer laten zien van het Bijbels Museum.

Liturgische aanwijzingen

Lezing uit het O.T.: Psalm 95 of Jesaja 55. Zingen: Ps. 33; 56:1,3; 95; 119; 139. Gezang 7; 326; 328; 329; 330 (LvdK). Lied 313-320, 326, 345, 710d, 722, 723, 972 (Liedboek).

Geraadpleegde en aanbevolen literatuur

  • Martin Karrer, Der Brief an die Hebräer. Kapitel 1,1 – 5,10, Gütersloh 2002

  • Erich Grässer, An die Hebräer (Hebr 1-6), Zürich, Braunschweig, Neukirchen-Vluyn 1990

  • P. Ellingworth, The Epistle to the Hebrews. A Commentary on the Greek Text, Grand Rapids – Carlisle 1993

  • Karl Barth, Kirchliche Dogmatik IV/3, Zürich 1959, 718-719.

  • K.H. Miskotte, Bijbels ABC, Baarn 19775, 13, 17, 31, 96-107 (‘Woord’)

  • G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke Dogmatiek. Een inleiding, Zoetermeer 2012, 78vv., 152vv., 484vv

  • A.A. van Ruler, Waarom zou ik naar de kerk gaan?, Nijkerk 19713, 61-68

  • H.C. van der Meulen, Met het oog op Jezus. De prediking van de brief aan de Hebreeën, Soest 2018

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken