Menu

Premium

Preekschets Jakobus 5:7a – Zondag Trinitatis

Zondag Trinitatis, eerste zondag na Pinksteren

Heb geduld, broeders en zusters, tot de Heer komt.

Jakobus 5:7a
Schriftlezing: Jakobus 5:7-12

Het eigene van de zondag

Hoewel het in sommige gemeenten gebruikelijk is om op deze zondag expliciet stil te staan bij de Heilige Drie-eenheid, is er ook iets voor te zeggen om op deze zondag een ‘nabetrachting’ op het vorige week gevierde Pinksterfeest te houden. De Heilige Geest is uitgestort over de gemeente – en dan?

‘Ik geloof in de Heilige Geest’, leert de Apostolische Geloofsbelijdenis. Dat de belijdendekerkganger gelooft dat de Heilige Geest werkt in de gemeente en in het persoonlijke leven, mag dus verondersteld worden. Met het daadwerkelijk herkennen van het werk van de Geest is het over het algemeen echter minder goed gesteld. Reden genoeg om juist daar aandacht aan te besteden.

Het is moeilijk te zeggen waar het werk van de Geest ophoudt en het werk van de mens begint. Hiermee raken we wellicht de kern van de moeite die men had en heeft met een passage als de voorliggende uit de brief van Jakobus. Strookt de parenetische (vermanende en aansporende) toon wel met de kern van het evangelie, dat ons immers leert dat de mens leeft uit genade alleen?

De vrees voor synergisme (dat is in de soteriologie: het samenwerken tussen God en mens) heeft de waardering voor de brief van Jakobus geen goed gedaan. Zoals bekend noemde Maarten Luther, de herontdekker van het sola gratia, het een ‘strooien brief’, en zag hem liever uit de canon verdwijnen.

Het kan bij het begrijpen van onze tekst helpen om de zaken dogmatisch scherp voor ogen te houden: synergisme (‘mee-werken’) is een christologische ketterij, geen pneumatologische. Hoewel het ook in het leerstuk van de heiliging belangrijk en enigszins geruststellend is om vast te houden aan het ontvangende karakter van het geheiligd-worden, is het toch geoorloofd daar meer ruimte toe te kennen aan menselijke inbreng dan in het leerstuk van de rechtvaardiging.

Zo kunnen we de vele vermaningen van Jakobus begrijpen als aansporingen om van menselijke zijde niet te versagen in het openstaan voor de vervulling van de beloften van het evangelie, en als een oproep om gestalte te geven aan het ontvangen geloof in de Heere.

Uitleg

De perikoop bestaat uit drie onderdelen (vers 7b-9; 10; 11-12) die voorafgegaan worden door een centrale aansporing: ‘Wees daarom geduldig, broeders, tot de komst van de Heere’. In hoeverre vers 12 bij de teksteenheid hoort, is omstreden. Om de volgende redenen moet het er mijns inziens toch bij gelezen worden:

  • het sluit inhoudelijk enigszins aan op de volharding van Job waarover gesproken wordt in vers 11;

  • het voegwoord de in vers 12 is nevenschikkend;

  • vers 12 houdt nauwelijks inhoudelijk verband met vers 13;

  • ook in dit vers is er sprake is van ‘oordeel’, als we Nestle-Aland tenminste volgen en ‘onder het oordeel’ (Gr. hupo krisin) lezen in plaats van de eveneens goed betuigde en inhoudelijk misschien meer voor de hand liggende variant ‘in zelftegenspraak’ (eis hupokrisin).

‘tot de komst van de Heere’ (vs. 7)

Met de adressanten van de brief van Jakobus mogen we verwachtingsvol vooruitzien naar de komst van de Heere. Ook in vers 9, ‘Zie, de Rechter (Gr. kritês, ‘oordeler’) staat voor de deur’, en in vers 11, ‘de uitkomst van de Heere’, wordt daarnaar verwezen. Het verdient aanbeveling deze zinsneden niet alleen op de klassieke eschatologische wijze te lezen, dat wil zeggen: als iets dat ooit in een verre toekomst gebeuren zal. De Heilige Geest is als Trooster gegeven (Johannes 14:16), opdat de gemeente van de laatste dingen alvast iets mag voelen en ervaren. Vers 8: ‘de komst van de Heere is nabij.’ Door het komende oordeel zullen de vernederden verhoogd worden (vgl. Matteüs 23:12 // Lucas 18:14 en Filippenzen 2:6-11) en vice versa.

‘de vroege en late regen’ (vs. 7)

Iemand met een ongeduldig karakter kan beter geen boer worden. Hij is immers afhankelijk van de weersomstandigheden en kan vaak niet méér doen dan langs de rand van zijn akker staan om te zien wat er van zijn werk worden zal. ‘Let eens op iemand die wacht op een maïskolf – en u zou niet wachten op een erekroon?’ (Matthew Henry). Het raakt aan een beeld dat Christus gebruikt in de gelijkenis van de zaaier (Matteüs 18:18-30, Marcus 4:1-20, Lucas 8:4-15) en wijst ons op het werk van de Heilige Geest dat aanvankelijk plaatsvindt in het verborgene (ondergronds) en later zichtbaar wordt (bovengronds). Een boer weet dat een zaadje pas goed ontkiemt in warme, bevochtigde aarde.

‘Zucht niet tegen elkaar’ (vs. 9)

Vergelijk hier Hebreeën 13:17, waar vreugde (Gr. chara) en zuchten (stenazein) als tegenstelling wordt gebruikt. Bij Paulus heeft het vooral de betekenis van ‘smachtend uitzien naar’ (Rom. 8:23 en 2 Korinthe 5:2-4), maar dat is hier niet aan de orde. Het gaat hier om een vermoeid mopperen in moeilijke tijden.

‘neem tot een voorbeeld’ (vs. 10)

Denk aan hoe de Heere in vroeger tijden met Zijn mensen is omgegaan. Ook de oudtestamentische profeten getuigden van de waarheid in een onwillige omgeving, waardoor ze veel te lijden kregen en geduldig moesten zijn (denk aan de profeet Micha in 1 Koningen 22:24, Jeremia 38:6, enzovoorts).

‘U hebt gehoord van de volharding van Job’ (vs. 11)

De enige plaats in het Nieuwe Testament waar de naam Job genoemd wordt. Met deze toespeling van een paar pennenstreken roept Jakobus heel de geschiedenis van Job bij zijn lezers wakker: Job, de man die alles had en alles verloor. Intens aangevochten klaagt en smeekt hij tot God. Hij vindt zijn troost uiteindelijk niet bij zijn drie vrienden of bij Elihu, maar bij God die Zichzelf aan hem openbaart (Job 38-41). Hij krijgt geen antwoord op zijn vragen van ‘waarom?’ en ‘waartoe?’, maar wel een gezegend einde (Job 42:10-17).

‘Maar voor alle dingen’ (vs. 12)

Het eed zweren lijkt wat misplaatst, maar voor een aangevochten ziel die er alles aan doet om haar leed af te wenden, kan een eenzijdig gesloten akkoordje met God een aantrekkelijke mogelijkheid toeschijnen (Wiersbe).

Aanwijzingen voor de prediking

Een duidelijke ordening helpt de hoorder. Te denken valt aan het noemen van een thema, bijvoorbeeld: ‘Geduld als een gave van de Geest’, en de gedachten dan te ordenen in twee of drie punten, bijvoorbeeld: (1) ‘Boerengeduld’, (2) ‘Profetengeduld’ en (3) ‘Jobsgeduld’.

De preek begint met het noemen van luchtige voorbeelden waarbij een mens in het dagelijks leven aanloopt tegen de grenzen van zijn eigen geduld. Te denken valt aan het wachten in de rij voor de kassa in de supermarkt op zaterdagmiddag, aan het wachten op een vertraagde trein. Het gaat erom dat de hoorder erbij bepaald wordt dat ongeduld in ons allemaal zit. Vervolgens is het zaak om uit te leggen dat het veronderstelde ongeduld van de eerste lezers van Jakobus weliswaar vergelijkbaar, maar toch van een andere orde moet zijn geweest. Het gaat om de perseverantia sanctorum (de volharding der heiligen) van een gemeente die verzocht en beproefd wordt (Jak. 1:1-3). Het gaat dan meer om het vasthouden aan Gods beloften, om het bewaren van de ‘hoop die in u is’ (1 Petrus 3:15). In die zin worden al Gods kinderen, ongeacht hun situatie, aangespoord tot geduld, zowel in de grote als de kleine dingen van het leven. Als een van Gods eigenschappen (Exodus 34:6, Psalmen 103:8, Joël 2:13, Jona 3:2, enzovoorts) maakt geduld ook onderdeel uit van de vrucht van de Geest (Galaten 5:22).

  • De benodigde warme en bevochtigde aarde kan worden toegepast op het mensenhart, waarbij warmte raakt aan welwillendheid (het gebed, waarin de gelovige zich oriënteert op ‘de dingen die boven zijn’, Kolossenzen 3:1-2) en de bevochtiging op de noodzaak van voeding (het Woord, waarin de gelovige zich spiegelt aan degenen die hem in het geloof zijn voorgegaan).

  • Daarmee komen we als vanzelf bij de profeten, die in hun tijd en op hun plaats geroepen waren om van Godswege een ander geluid te laten klinken. Dat werd ze dikwijls niet in dank afgenomen. Hoe blijft een Jeremia staande als hij in het gevang wordt geworpen (Jeremia 20:2)? Een Daniël in de leeuwenkuil (Daniël 6:17)? De sleutel ligt bij Hem die volgens het drievoudig ambt uit de gereformeerde traditie dé Profeet was: ‘In de wereld zult gij verdrukking hebben’, zegt Christus, ‘maar heb goede moed! Ik heb de wereld overwonnen.’ (Johannes 16:33) In dat geduldige vertrouwen mogen christenen van alle tijden en plaatsen in het leven staan.

  • Van het boek Job leren we dat het einde van het lijden niet bij vrienden, niet bij een ‘dominee’ als Elihu, en zelfs niet in antwoorden op de Grote Vragen te vinden is – alleen bij de Heere zelf kent het lijden een einde.

Een herhaling van de aansporing in vers 7 kan het geheel ten einde brengen: ‘… tot de komst van de Heere!’, daarbij opgemerkt dat (1) God door Zijn Heilige Geest dat geduld daadwerkelijk geeft, en dat (2) het aan ons is om die gave zó toe te eigenen, dat het de toon zet van heel ons leven.

Liturgische aanwijzingen

Een bijpassende lezing uit het Oude Testament zou zijn: Ezechiël 34:24-30. Wat de gemeentezang betreft kan Psalm 68:10 (ber. 1773) hier goede diensten bewijzen: ‘Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naad’ren van de dood, volkomen uitkomst geven.’ Ook liederen over het uitstorten van de Heilige Geest zijn op hun plaats: JdH 57: ‘Er komen stromen van zegen’ of ELB 147: ‘laat ook van die milde regen / dropp’len vallen op mij neer’.

Geraadpleegde literatuur

  • W.W. Wiersbe, The Bible Exposition Commentary, Victor, 1989.

  • Ph. Perkins, First and Second Peter, James, and Jude, Louisville, 1995.

  • R.P. Martin, James, Word Biblical Commentary. Dallas, 2002.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken