Menu

Premium

Preekschets Jeremia 29:11 – Derde Advent

Jeremia 29:11

Derde adventszondag

Mijn plan met jullie staat vast – spreekt de heer. Ik heb jullie geluk voor ogen, niet jullie ongeluk: ik zal je een hoopvolle toekomst geven.

Schriftlezing: Jeremia 29:1-14

Het eigene van de zondag

Voor de laatste twee adventszondagen zijn teksten gekozen uit de profetie van Jeremia. Ze zijn gesitueerd rond één van de grootste crises van Israël: de ballingschap. De dreiging van grootmacht Babel is tastbaar. De profeet heeft de ondergang van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel aangezegd. Wat valt er nu nog te hopen? Schijnt er nog licht in de duisternis? In de adventsperiode, de tijd van verwachting, horen we hoe God in de crisis een nieuwe weg baant.

Uitleg

Jeremia 29 bevat (twee of drie, dat verschilt per uitlegger) brieven die de profeet aan de ballingen in Babel stuurde. In het jaar 597 voor Christus had Nebukadnessar de bovenlaag van de bevolking van Jeruzalem naar Babel gedeporteerd, vergelijk 2 Koningen 24:8-17 (later, na de val van Jeruzalem in 586 voor Christus zouden nog meer Israëlieten volgen). Onder de ballingen bevonden zich naast koning Jechanja en de koningin-moeder ook oudsten, priesters en profeten (vs. 1-2).

De brief wordt meegegeven met een gezantschap van de koning (vs. 3). Jeremia schrijft de brief in naam van God, de Almachtige en Soevereine, de God van Israël (vs. 4), een veelzeggende benaming. Hij staat boven alles en allen, ook boven de koning en de goden van Babel!

Het doel van de brief is de ballingen te waarschuwen voor de boodschap die de profeten in Babel brengen, namelijk dat de ballingschap maar van korte duur zal zijn. Dat laatste wordt hier niet expliciet vermeld, maar blijkt uit het vervolg. Ook elders in de profetie speelt deze thematiek. Deze valse profeten spiegelen het volk in naam van God een spoedige bevrijding voor. Jeremia moet de ballingen duidelijk maken dat het wensdromen zijn en dat er rekening gehouden moet worden met een langdurige ballingschap. Pas op Gods tijd zal er een einde aan komen. Hij is het die een strafgericht over zijn volk uitvoert. Op de achtergrond speelt dus het thema ware en valse profetie (vgl. vs. 8-9).

In een serie opdrachten wordt duidelijk dat men het dagelijkse leven in Babel gewoon moet voortzetten: trouwen, huizen bouwen, tuinen aanleggen, kinderen baren (vs. 5-6). De reden volgt verderop: men zal verschillende generaties lang in Babel blijven (vs. 10). Dat zal een grote schok gegeven hebben. Men wilde maar één ding: weg hier, en wel zo snel mogelijk. Hier, in dit heidense land, is geen toekomst voor hen.

Nog schokkender was de opdracht om voor Babel te bidden (vs. 7). Een tegendraadse oproep: bidden voor de vijand, je dus niet keren tegen het land en volk dat je gevangen houdt. Dat is natuurlijk wel de eerste reactie. Hoe kun je nu bidden voor de vijand die bezig is vaderland en moederstad te veroveren? Nationalistische profeten hebben een anti-Babel stemming aangewakkerd en ook een snelle terugkeer voorzegd. Jeruzalem als tempelstad zal nooit verloren gaan! Nog even, en we zijn weer thuis. Tegen zo’n stemming in roept de profeet het volk op om te bidden voor Babel. Het doet denken aan wat Jezus later zegt: Bid voor degenen die je vervolgen (Mat. 5:44.). Waar men gewend was te bidden voor de vrede van Jeruzalem (Ps. 122), moet men nu bidden voor de vrede van Babel. Je moet je dus niet terugtrekken in eigen kring. De gedachte was: hoe kun je in een onrein land, waar de voorwaarden voor de juiste viering van de eredienst (tempel) afwezig zijn, God dienen? Welnu, in Babel leven kan, omdat God ook daar aanwezig is. Ook daar in den vreemde kun je hem dienen. Zorg dat je ook daar tot zegen bent.

De periode van ballingschap zal zich uitstrekken over een periode van zeventig jaar (vs. 10). Het getal zeventig staat in de Bijbel vaak voor een langere periode, hier voor de tijd dat een hele generatie, van de jongste tot de oudste, overleden is. Ze zullen het dus nog heel lang moeten uithouden in Babel. Pas dan daagt er hoop, en wel van de kant van God.

Wat rest is dus wachten op God en uitzien naar zijn toekomst, die vol van heil zal zijn. Want Gods gedachten over zijn volk zijn hoopvol en heilvol (vs. 11). Hij brengt zijn volk dan wel in den vreemde, maar laat hen niet aan hun lot over. Er is een weg terug: terug naar God, en zo ook terug naar het eigen land. Ondanks alles laat God zijn volk niet los. Nu al, aan het begin van de zeventig jaar, laat Hij het hun weten. Ook al verkeert het volk in den vreemde, men hoeft niet te wanhopen. God is ook daar waar mensen zich tegen hem keren.

Daar klinkt ook een oproep in door: als het volk toekomst zoekt bij de here alleen, dan zullen ze hem ook daadwerkelijk vinden (vgl. Deut. 4:29). Tegelijk is het God die handelt: Hij bracht hen in ballingschap, Hij is het ook die hen verzamelt en terugbrengt. God is niet gebonden aan oude besluiten, Hij kan nieuwe openingen creëren.

Het gaat dus om a) erkenning en aanvaarding van de ballingschap: bouw daar je leven op, zoals God je opgedragen heeft en b) een belofte van terugkeer in de toekomst, boven de wanhoop en onzekerheid uit. We herkennen daarin de dubbelheid van Jeremia 1:10 (uitrukken en planten) – een kernvers in de profetie. Nog weer anders gezegd: te midden van het oordeel klinkt al een stem van hoop en verwachting. De situatie is ernstiger dan men meende, maar wordt hoopvoller dan men dacht. Op beide punten ging Jeremia daarmee in tegen de heersende opinie.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Ook al spreekt de tekst een hoopvolle boodschap uit, de perikoop bevat een schokkend bericht. De tekst kan niet geïsoleerd worden van de context. De redding komt door het oordeel heen. Er is dus geen sprake van een goedkoop optimisme. Het oordeel van God over de ontrouw van zijn volk blijft staan. Er klinkt een boodschap van heil, maar wel in een wereld vol onheil.

  • Babel is in de Bijbel meer dan alleen een plaatsnaam. Het staat voor een cultuur die slecht en verdorven is, anti-goddelijk. Hoe kun je daar als vrome Jood leven? Onze westerse cultuur krijgt ook steeds meer anti-goddelijke (Babelse) trekken. Wat betekent het voor een christen om in deze cultuur te leven? Je terugtrekken uit de wereld? Of midden in de samenleving staan? Maar hoe voorkom je dan dat je meegezogen wordt in de cultuur van vandaag? Dat kan niet anders dan spanning oproepen: enerzijds leven wij in deze maatschappij en doen wij er volop aan mee, zijn wij er een onderdeel van en dus mede schuldig, anderzijds zijn wij geroepen om daarin zuiver en smetteloos te leven (Fil. 2:15).

  • Het verlangen van de ballingen kan herkenning oproepen: weer terug naar vroeger tijden, toen het nog goed was. Dromen van herstel. Er is echter maar één weg: naar de toekomst toe. In het verleden ligt geen toekomst. Terug verlangen naar vroeger kan verleidelijk zijn, maar helpt je niet verder. Een christen leeft richting de toekomst, die Gods toekomst is.

  • Leven als christen betekent dus op je post blijven. Geen aanpassing aan Babel, ook niet het isolement van de eigen kring zoeken, maar participatie in de maatschappij, om zo tot zegen te zijn. Doen wat je hand vindt om te doen, in volstrekte solidariteit met de wereld waarin je leeft. Bidden en het goede doen onder de mensen (Bonhoeffer). Oftewel: christelijk leven in een heidense omgeving.

  • De vertaalslag van de zeventig jaar ballingschap kan gezocht worden in het leven in een tijd van Godsverduistering en wachten op Gods reddend ingrijpen. Over het wachten op Gods tijd schrijft Bonhoeffer mooie dingen (zie F. de Lange daarover). Leven in Babel vraagt daarom ook om volharding en discipline. Het spreekt niet vanzelf dat je staande blijft. De verleidingen van materialisme en statusdrang gaan de christelijke gemeente niet voorbij.

  • Bevrijdend is Gods bemoeienis met zijn volk, ook al heeft het zelf het oordeel van de ballingschap over zich afgeroepen. Ondanks alles blijft Hij naar hen omzien en houdt Hij hen vast. God is ook in Babel aanwezig. Daarom kan de christelijke gemeente ook in een ontkerstende omgeving leven. Dat vraagt wel een houding van concentratie op God en zijn Woord.

  • Gods gedachten over de toekomst zijn hoopvol. Dat geldt voor Israël, dat geldt voor heel Gods schepping. Wij mogen weten van Gods grote doel: de komst van zijn koninkrijk. Geloven is onderweg zijn naar Gods rijk van vrede en gerechtigheid.

  • De weg naar Gods koninkrijk loopt niet in een rechte lijn, maar kent een belangrijk kruispunt: de komst van Christus naar deze wereld. Hij gaf de hemelse heerlijkheid prijs (Fil. 2). Zijn komst betekende een keerpunt in de wereldgeschiedenis. Hij droeg het oordeel van God over deze wereld. Alleen daarom zijn de woorden die de kerk heeft woorden van hoop: in Christus is er door het oordeel heen toekomst.

Liturgische aanwijzingen

Naast de liederen voor de adventstijd is te denken aan Psalm 33: God spreekt (en handelt) met macht; zijn Woord brengt een ommekeer; Psalm 72: over de toekomst van de koning, en de bloei van de stad; Psalm 87: ook Babel hoort erbij en Gezang 37: een bewerking van Jeremia 29.

Als nieuwtestamentische lezing kan gedacht worden aan Filippenzen 2:5-18 of 1 Petrus 2:11-25.

Geraadpleegde literatuur

De commentaren van L.C. Allen, Jeremiah (otl), Louisville/London, 2008; W. Brueggemann, Exile and Homecoming, Grand Rapids/Cambridge, 1998 en B.J. Oosterhof, Jeremia 2 (cot), Kampen, 1994. Verder: W.R. van de Zee, Wie gelooft staat op, ’s-Gravenhage, 1990; F. de Lange, Wachten op het verlossende woord, Baarn, 1995 en de preekschets van A. Noordegraaf over Jeremia 29:7 in: J. van der Graaf e.a. (red.), Het Woord der prediking. Handreiking voor predikanten deel 3, Kampen, 2000, 64-69.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken