Menu

Premium

Preekschets Jesaja 35:4b – Derde Advent

Derde Advent: Gaudete

Jesaja 35:4b

Zie, uw God zal komen met wraak, met de vergelding Gods; Hij zal komen en Hij zal u verlossen.

Schriftlezing: Jesaja 35; Matteüs 11:2-11

Het eigene van de zondag

Deze zondag heet in de kerkelijke traditie: ‘Verheugt u’. Deze oproep, ontleend aan Filippenzen 4:4, herinnert de kerkganger er aan dat men bij alle ernst van de voorbereiding niet moet vergeten dat we op weg zijn naar een groot feest. Het is goed om de vertrouwde en veel bezongen woorden van Jesaja 35 in een nieuwe vertaling te lezen.

Liturgische aanwijzingen

Wil men recht doen aan de naam van deze zondag dan zal men veel aandacht moeten besteden aan goede, opwekkende muziek als een passend voertuig van emoties. Men zou ook kunnen zoeken naar min of meer theatrale vormen om iets op te roepen van de in Jesaja 35 beschreven grote overgang van de dorre woestijn naar het waterrijke, opbloeiende land. Liederen waarvoor men zou kunnen kiezen zijn de Psalm 85 en 146, de Gezangen 53, 98, 127 en 129, en het bekende ‘De steppe zal bloeien’ (LG II, 59).

Geraadpleegde literatuur

De commentaren van Blenkinsopp en Childs (zie bij 28 november); W.A.M. Beuken, Isaiah II/2: Isaiah 28-39 (HCOT), Leuven 2000; L. Grandia, Bijbel en spel, ’s-Gravenhage 1988, 136-137; A.J. van Nijen, ‘Jesaja 35:1-10’, in: J.H. van der Laan e.a. (red.), Woord in beweging 4, Kampen 1985, 184-190.

Uitleg

Van Nijen merkt op dat veel kerkgangers moeite hebben met ‘de gedragen NBG-bewoording’. Hij pleit dan ook voor het gebruik van een andere, ‘moderne’ vertaling. Dat zou nu de nbv kunnen zijn. Ook in andere recente vertalingen vinden we de gewraakte uitdrukking ‘versaagden van hart’ (vs. 4) niet meer terug. De KBS heeft hier: ‘Zeg tegen iedereen die radeloos is’. Ook op een andere plaats wordt Van Nijen als het ware op zijn wenken bediend. In navolging van de meeste commentaren wordt nu ook in de KBS en de GNB het laatste woord van vers 1 bij het begin van vers 2 getrokken. We staan hier echter wel voor de vraag om welke bloem het hier nu precies gaat. In de Statenvertaling was het een roos. (Die vertaling heeft vele dichters; zie de Hervormde Bundel van 1938, Gezang 111, en in het Liedboek voor de kerken de Gezangen 132 en 337 geïnspireerd, al spelen daar respectievelijk ook Jesaja 11 en de toenmalige woonplaats van de dichter, Roozendaal, een rol.) In de NBG-vertaling van 1951 werd het een narcis, in de KBS een krokus en in de GBN weer een narcis. De commentaren geven aan dat elke vertaling onzeker is. Het Hebreeuwse woord komt verder alleen nog voor in Hooglied 2:1. Het is een opvallend mooie bloem, dat is zeker.

Van Nijen gaat ook in op het vertaalprobleem in vers 4b. In de boven aan deze bijdrage geciteerde vertaling van de NBG-1951 is ‘God’ het subject van het werkwoord ‘komen’. Zo vinden we het ook in de KBS: ‘Hij brengt de wraak mee, de goddelijke vergelding, Hij komt u redden’. In het Hebreeuws is echter ‘wraak’ grammaticaal gezien het meest aannemelijke subject. De vertaling zou dan moeten luiden: ‘Zie, jullie God! Wraak zal komen, de vergelding van God. ’. In dit geval blijft de GBN dichter bij het Hebreeuws: ‘jullie God is in aantocht. Wraak en vergelding vergezellen Hem.’ Dat is een subtiel verschil, maar het is niet zonder betekenis dat de oproep om niet bang te zijn in eerste instantie alleen met de verwijzing naar God wordt gefundeerd. Pas daarna wordt het ingevuld met een verwijzing naar zijn vergeldend en bevrijdend handelen. Dat wordt duidelijk zichtbaar gemaakt door de indeling van vers 4 bij Beuken. De verwijzing naar ‘jullie God’ hoort volgens hem bij het eerste deel van het vers. Het tweede deel begint met ‘wraak zal komen’.

Het mooie beeld van de opbloeiende woestijn staat in schril contrast met het in het voorafgaande hoofdstuk uitgesproken harde oordeel over Edom dat tot een woestenij gemaakt zal worden. In Jesaja 34:8 wordt dat aldus beschreven: ‘Want het is een dag van wraak van de Heer, het jaar van de vergelding voor de verdediger van Sion’ (KBS). Dat is dus de keerzijde van wat we lezen in 35:4. Terwijl in hoofdstuk 34 die wraakoefening wordt beschreven, lezen we in hoofdstuk 35 over de in vers 4 genoemde bevrijding. Israël zal weer opleven, terwijl het zo goed als dood leek. Dat wordt uitgebeeld in de beschrijving van de woestijn die opbloeit en van de blinde die gaat zien. We moeten hier in eerste instantie denken aan het herstel van Israël na de Babylonische ballingschap, wanneer het teruggekeerd is naar Sion. De weg naar herstel leek afgesneden, maar God baant een nieuwe, een ‘heilige’ (vs. 8) weg. Dit herstel staat met soortgelijke woorden ook in Jesaja 40-66 beschreven, maar het kan ook worden toegepast op het nieuwe begin dat met de komst van de Messias gemaakt wordt (zie het citaat in Mat. 11:5).

Met het woord ‘wraak’ moet men zorgvuldig omgaan. Het wordt snel geassocieerd met een spiraal van onbeheerst geweld, waarbij maar al te vaak de machteloze het moet ontgelden. Het is om te beginnen goed om onderscheid te maken tussen de mens en God als wreker. Dat houdt Paulus ons ook voor in Romeinen 12:19, waarbij hij Deuteronomium 32:35 citeert. Gods wraak staat in het kader van zijn functie als rechter: Hij laat het kwaad niet ongestraft. Voor mensen die gebukt gaan onder de oneerlijkheid van het bestaan of die verstrikt zijn in de niet te ontwarren kluwen van goed en kwaad, kan dat als troost ervaren worden. Vervolgens doet men er goed aan om God niet te vereenzelvigen met deze of een andere functie. Wat dat betreft is het goed om te bedenken wat hierboven al is gezegd over de vertaling van vers 4. Het moedeloze volk wordt toegeroepen: ‘wees sterk en vrees niet’. De fundering daarvan is dat ene zinnetje dat daarop volgt: ‘zie jullie God!’ Het vertrouwen dat men niet door God in de steek gelaten wordt, is voldoende. Daarna wordt pas uitgelegd wat God gaat doen. Dat heeft twee kanten: God zal het kwade vergelden en Hij zal de door het kwaad geteisterde mensen bevrijden.

Aanwijzingen voor de prediking

Soms is het heel makkelijk om het goede en kwade te onderscheiden, vaak niet. Johannes de Doper zag het allemaal heel scherp en zei het ook scherp in zijn prediking. Ook hij lijkt echter door de harde werkelijkheid te worden ingehaald en krijgt te kampen met de vraag of het allemaal wel klopt en goed zal aflopen. Volgens Matteüs 11:4-5 wijst Jezus hem op de vervulling van de woorden van de profeet Jesaja. Dat moet dan wel worden samengenomen met wat Jezus daarop laat volgen: ‘Zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt’. Uiteindelijk gaat het om Jezus zelf. De dingen die om Hem heen gebeuren, kunnen wel opgevat worden als aanwijzingen voor wie Hij is en wat Hij komt doen, maar ze zijn soms ook voor misverstand vatbaar. Uiteindelijk komt het erop aan of je op Hem durft te vertrouwen of niet. Het is als in Jesaja 35:4. De basis voor het geloof en het vertrouwen in de toekomst ligt in de aanvaarding dat God er voor jou is en blijft.

Men doet het evangelie en zichzelf te kort als men het thema wraak probeert te omzeilen. Het is niet de bedoeling om gelovigen angst in te boezemen voor een oordelend God. Het gaat er juist om dat men de moed heeft om het kwaad onder ogen te zien. Dan helpt het als je erop durft te vertrouwen dat het kwaad niet het laatste woord heeft, ondanks alle schijn van het tegendeel.

Grandia beschrijft heel beeldend hoe de profetie van Jesaja gespeeld kan worden: mensen kunnen zich inleven in het verhaal, als het ware verzand raken in een moeilijk begaanbare woestijn en daarna de overgang naar de bloeiende steppe maken om zich daadwerkelijk te verheugen in een wereld waarin mensen op allerlei manieren weer opleven. Grandia is zelf blind. Hij vertelt dat het nadoen van het verhaal een grote indruk op hem achterliet. Dankzij het spel kan men iets van de bijbelse droom beleven dat er geen blinden, doven, lammen en stommen meer zullen zijn. Van een afstand kan dit opgevat worden als zinsbegoocheling, een manier om jezelf voor de gek te houden. Maar misschien heeft dit ook iets te maken met de ‘heilige weg’ (Jes. 35:8). Die is niet voor iedereen begaanbaar. Hij is bestemd voor wie zich de ‘knikkende knieën’ laat sterken (vs. 3); dat wil zeggen: voor wie zwak en klein durft te zijn (vgl. Mat. 11:12) en groot genoeg om zich te laten bevrijden.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken