Menu

Premium

Preekschets Jesaja 40:3

Palmzondag

Jesaja 40:3

Hoor, een stem roept: ‘Baan voor de HEER een weg door de woestijn,
effen in de wildernis een pad voor onze God.’

Schriftlezing: Jesaja 40:1-11

Het eigene van de zondag

Zondag Palmarum, Palmzondag. De zesde zondag van de veertigdagentijd, de laatste zondag voor Pasen. Jezus doet zijn intrede in Jeruzalem, maar ondanks de vreugde is er ook al het verdriet, omdat de meeste mensen niet begrijpen wie Jezus werkelijk is. Hij is geen koning die de Romeinen zal verdrijven, maar een door God gezondene die de weg tussen God en mensen opent. Het thema voor de preek is: puinruimen.

Uitleg

Zie voor de historische achtergrond de uitleg bij 22 maart. Ook in de tekst van Jesaja 40 speelt de metafoor van de woestijn een belangrijke rol. Het is het beeld voor de algehele ellende van mensen in Babylonische ballingschap en het verwoeste Jeruzalem.

De profeet begint in Jesaja 40:1 met het aanspreken van een brede groep (imperativus meervoud): ‘Troost, troost, mijn volk, zegt uw God.’ Daarmee is de toon al gezet. De profeet reageert hiermee op de klacht dat God zijn volk heeft verlaten, en er niet meer is om te troosten (Klaagliederen 1:2, 9, 17, 21). Het verband met Jesaja 6 (zoals menig commentaar wel suggereert) is hier nogal vergezocht. De profetie van Jesaja 40-55 is meer down-to-earth: de profeet spreekt zijn volksgenoten toe, die zoals hijzelf in de ellende verkeren. Degenen die zeggen dat God als trooster verdwenen is, worden hier zelf opgeroepen om anderen te troosten.

Vervolgens wordt gezegd dat ‘haar slavernij’ (namelijk van Jeruzalem) voorbij is. Het Hebreeuwse woord duidt op dwangarbeid. De vertaling ‘lijdenstijd’ (NBG 51) is hier zo gek nog niet. Het gaat om meer dan enkel de werkelijke slavernij. Het is zelfs de vraag of er zo veel Joden als slaven dienden in Babel. De gedachte dat God het verbond heeft verbroken is ondraaglijk voor velen, en drukt haast letterlijk op de schouders. Vers 1 gaat hier al tegenin door het parallelle ‘mijn volk’ en ‘uw God’. De suffixen verwijzen terug naar de verbondsformule waarin God zich aan zijn volk verbindt voor eeuwig (Exodus 6:7; Leviticus 26:12; Jeremia 7:23, etc.). God laat zijn volk niet los.

Het kenmerk van de profetie van Jesaja junior is dat er geen ‘stil maar, wacht maar’ is. In vers 9 roept hij Jeruzalem op om voor haar eigen bestwil (Hebreeuws lāch, voor jezelf) op een hoge berg te klimmen, en om alvast te dromen over een terugkeer van de ballingen uit Babel, onder Gods leiding. Dit staat in schril contrast met Klaagliederen 1:1, waar wordt beschreven hoe Vrouwe Jeruzalem als een weduwe gebogen neerzit in het stof. Maar als je gebogen in het stof zit, kun je niet zien wat aan de andere kant van de berg in de verte gebeurt. Vrouwe Jeruzalem moet dus in actie komen, ook al is ze moe.

Vandaar ook de roep in vers 3: ‘Baan voor de Heer een weg door de woestijn.’ En in vers 6 de oproep ‘Roep!’ Bedoeld is een vreugderoep, vooruitlopend op Gods bevrijding van het volk. Maar het volk is verslagen en antwoordt met matte stem: ‘Wat moet ik roepen? Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid als een bloem op het veld. Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest van de HEERE erover blaast’ (HSV). De profeet pakt klachten op van het volk en reageert daarop. De latere vers-indeling heeft dat hier helaas tenietgedaan, maar met name het Hebreeuwse ’achēn laat zien dat hier iets nieuws begint: ‘O zeker (= jullie hebben gelijk): het volk ís gras (vgl. Psalm 102:12; 103:15), het gras verdort en de bloem valt af, maar: het woord van onze God houdt altijd stand!’ De profeet plaatst de eeuwigheid van Gods woord tegenover het tijdelijke van de mens.

Opvallend is het gebruik van chesed in vers 6. Vanwege de vergelijking met het gras en de bloem is het woord vaak anders vertaald (de Naardense Bijbel vertaalt zelfs: ‘glorie’), maar het aardige is dat de profeet de chesed (verbondstrouw) van mensen in zijn profetie plaatst tegenover die van God. In Jesaja 40-55 komt het alleen hier voor (Jesaja 40:6) en aan het eind van het boek driemaal (getal van compleetheid en volmaaktheid) voor Gods trouw (Jesaja 54:8, 19; 55:3). Waarbij in de laatste tekst zelfs een meervoud wordt gebruikt, wat eigenlijk in onze taal niet kan, en ook in het Hebreeuws niet gebruikelijk is: het is een superlatief.

Aanwijzingen voor de prediking

Het beeld van de woestijn is voor velen herkenbaar: het gevoel van alles en iedereen verlaten te zijn, alles zit tegen, niemand begrijpt je, ziekte heeft toegeslagen, je baan is wegbezuinigd. Er zijn diverse soorten van een ‘woestijngevoel’ denkbaar in een mensenleven.

Juist in zo’n situatie van dorheid in het leven wordt de oproep gedaan om een weg te banen voor God. Alle hobbels moeten weggehaald worden, en dat zijn niet in de eerste plaats letterlijke heuvels in de Syrische woestijn, maar vooral geestelijke hobbels tussen God en de gelovigen (zie bijvoorbeeld het dubbelzinnige Jesaja 40:27). De twijfels of God er nog wel is, de angsten voor de vijanden. Al die hobbels moet men eerst zelf uit de weg ruimen, om zo ook innerlijk ruimte te maken voor God. Hier kan ook goed de link gelegd worden met Palmzondag: de Heer wil ook nu nog steeds zijn intrede bij mensen doen. En dan is daar die spreekwoordelijke ‘roepende in de woestijn’. Wie roept er in de huidige tijd nog? Wie luistert ernaar? En toch is dit niet zelden het begin van echte evangelieverkondiging. In vers 9 wordt Vrouwe Jeruzalem ook aangeduid als de vreugdebode, zij die de blijde boodschap verkondigt (in de Griekse tekst inderdaad ook: euangelizomenos). In de woestijn van somberheid en ellende is er een stem die roept, en de hoorders moeten de roep overnemen. En men moet de weg bereiden voor Christus. Niet door een rode loper uit te spreiden over alles wat als obstakels tussen God en ons in staat, en de hele boel gewoon een beetje af te dekken, maar door werkelijk alles wat de weg tussen God en ons barricadeert, uit de weg te ruimen. Misschien wel ruzies, familievetes, twijfels. Angst voor de werkgever die telkens meer werk opdraagt. Woede over de maatschappij die meer en meer onbetaalde arbeid opeist in tijd die je hard nodig hebt voor je eigen baan en bestaan (participatiemaatschappij). Het moet allemaal aan de kant geschoven worden. Niet dat die zorg, dat verdriet, de onenigheid, de twijfel er niet mag zijn, maar het moet niet de weg belemmeren tussen God en ons. De profeet roept op om alvast te beginnen met dromen over Gods intocht, zijn nabijheid. En om alvast uit te roepen dat God niet ver weg is (ook al lijkt dat misschien wel zo), maar dat Hij in aantocht is (Jesaja 40:10-11), als een herder die de kudde leidt. En door dat verder te vertellen aan anderen die misschien wel evenveel sores hebben in het leven, krijgen we ook zelf weer moed.

Als wij werkelijk geloven dat het woord van God iets te zeggen heeft, dan moeten we ook bereid zijn er iets voor te doen. Dat is niet gemakkelijk, maar als je dit doet, zul je merken dat als je opstaat uit je eigen woestijn, je eigen diepe put, dat je dan naast je mensen ziet die ook in de put zitten, die je kunt bemoedigen en dat in de verte God ons tegemoet treedt, zijn intocht houdt. In de intocht in Jeruzalem is dat heel concreet geworden. In Jezus maakt God zijn opwachting in onze menselijke wereld, maar het verhaal heeft ook een diepere dimensie, en gaat tevens over Gods intocht in ons hart.

De trouw van mensen is iets waar we vaak op stuklopen, zoals de profeet ook beaamt (Jesaja 40:6). Huwelijken en vriendschappen stranden. Van mensen hoef je het uiteindelijk niet te verwachten in het leven, die zoeken als puntje bij paaltje komt dikwijls zichzelf, of je verliest hen aan de dood. Maar de trouw van God is eeuwig. Het verbond tussen God en mens kan niet stuk. Dat blijkt ook uit de komst van Jezus, als Zoon van God in deze wereld.

Ideeën voor kinderen

Wie weleens met lego speelt, weet hoe dat gaat: je bouwt huizen, legt wegen aan, hebt overal autootjes en poppetjes over de vloer. En dan komen je ouders aan het eind van de dag zeggen dat het allemaal opgeruimd moet worden. Waarom? Omdat het nogal gevaarlijk is, al die obstakels in je slaapkamer. Als je uit je bed zou stappen ‘s nachts, zou je zomaar over zo’n autootje of lego-poppetje kunnen vallen. Ook voor Jezus moet de weg vrijgemaakt worden van alles wat in de weg ligt. Zodat de ezel zich niet stoot, of struikelt, en Jezus van de ezel zou vallen.

Liturgische aanwijzingen

De lezing uit het Nieuwe Testament kan gekozen worden uit een van de voor de hand liggende teksten voor deze zondag: Matteüs 3:1-6; Marcus 1:1-8; Lucas 7:24-32; Johannes 1:19-28 dan wel Matteüs 21:1-17; Marcus 11:1-11; Lucas 19:29-38; Johannes 12:12-19. Liederen na de lezing uit Jesaja 40 kunnen zijn Gezang 123 en 126 dan wel NLB 439. Ook geschikt zijn Psalm 24:4, 5; Psalm 122 en Gezang 46, NLB 315 en 456 en EvLB 97.

Geraadpleegd

Voor een moment met de kinderen, zie de vele publicaties van Willi Hoffsümmer (o.a. 123 Kinderpredigten, 99 Kinderpredigten, 144 Zeichenpredigten, Anschauliche Predigten, alle met uitgebreid bijbeltekstregister en zaakregister).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken