Menu

Premium

Preekschets Jesaja 49:16 – Israëlzondag

Ik heb je in mijn handpalm gegrift,

je muren staan mij steeds voor ogen.

Jesaja 49: 16

Thema: Onuitwisbaar

Liturgie

De tekst komt uit het gedeelte Jesaja 49: 14-20(21). In de synagoge is het de lezing uit de profeten, wanneer tevoren de lezing uit de Thora, Deuteronomium 7: 12-26, is voltooid. De psalmen bij de lezingen in die tijd zijn Psalm 122, 123, 124, 125. Het is ook de tijd rond Grote Verzoendag en Loofhuttenfeest. Daarnaast valt te denken aan Psalm 48, en Psalm 87. LB 260; 261; 264 en 265 zijn ook passend, en de laatstgenoemde zou je in zijn geheel moeten zingen (wie maakt er een liedcantate van?). Als lezing uit het Nieuwe Testament valt te denken aan (delen uit) Openbaring 21.

Uitleg

In DeuteroJesaja speelt de ballingschap een belangrijke rol. De belofte van bevrijding en terugkeer wordt door de profeet aangekondigd. Intussen is de situatie in Jeruzalem niet rooskleurig, de stad ligt in puin en de tempel is ook verwoest. Wanneer de realisering van die belofte van herbouw te lang duurt, vlamt de klacht van de ballingen weer op. Dat begin is, evenals het vervolg, in de vorm van poëzie gegoten. Daarbij is het goed om op de stijlfiguur van het parallelisme membrorum te letten.
Vers 14: Sion is in de klacht aan het woord. Sion is als synoniem van Jeruzalem te verstaan, terwijl het mag worden opgevat als een pars pro toto voor geheel Israël. Sion wordt echter als een personificatie opgevoerd. De klacht is: de HEER heeft mij verlaten/de Heer heeft mij vergeten. In het geheel van dit hoofdstuk is deze klacht op zijn zachtst gezegd teleurstellend. Immers, tevoren zijn door de HEER troostende en hoopvolle woorden gesproken. Een schuldbelijdenis zou wellicht eerder verwacht mogen worden, in de zin dat Sion zegt: Ik heb de HEER verlaten, en Hem vergeten. Maar Sion zoekt de oorzaak buiten zichzelf.
Het antwoord daarop is een tegenspraak van het verwijt. Op vier manieren wordt het verwoord, in de vorm van vier korte vergelijkingen.

  • In vers 15 wordt het beeld van een moeder geschetst, die haar kind nooit zal vergeten. Het is haar eigen om zich te ontfermen, al veronderstelt de tekst, dat het in uitzonderingsgevallen voor kan komen. Maar zo niet bij de HEER. Bij Hem is het tegendeel aan de orde, het tegenovergestelde van vergeten: gedenken. Het volgende vers is er een sprekende illustratie van. Gedenken, in de zin van tegenwoordig stellen, actualiseren van wat er in de geschiedenis aan daden van heil door de HEER is verricht. Ook als ze als een belofte worden uitgesproken, wachten ze op de verwerkelijking in de toekomst.

  • In vers 16 treffen we het beeld aan van een architect, die een schets maakt betreffende de herbouw van Sion. Dat heeft hij letterlijk bij de hand, zelfs in de kom van zijn handen: zijn handpalmen. Het is opmerkelijk dat hier niet het woord ‘jad’ wordt gebruikt, maar wel het woord ‘kaf’ dat tegelijk vorm van de eerste letter bedoelt, die al de holle hand aanduidt. Terecht wordt de binnenkant of onderkant van de hand met handpalm weergegeven. Het werkwoord voor graveren, griffen, of kerven geeft een versterking van schrijven aan. Het is een onuitwisbaar schrift, dat de HEER dagelijks voor ogen staat, zo dikwijls als Hij zijn handen openvouwt. Vergelijkbare woorden vinden we in Ezechiël 4: 1. Daar moet de profeet een tekening maken op een kleitablet. Een tekening van de stad Jeruzalem moet het worden. Het verschil is, dat Ezechiël de stad in verwoesting moet weergeven. Jesaja mag het doen met het oog op de herbouw.

  • In vers 17 vinden we het beeld van de inwoners die terugkeren, terwijl de tegenstanders op de vlucht zullen slaan. De inwoners worden aangeduid met ‘zonen’ (MT), maar met een andere vocalisatie kan ook gelezen worden ‘bouwers’(Qa). Beuken pleit voor beide betekenissen, vanwege de tegenstelling in de tekst: bouwers staat tegenover de tegenstanders die immers als verwoesters worden genoemd. Een tweede tegenstelling is die tussen komen en weggaan. Koole wil wel met Beuken meegaan, maar wijst er ook op dat ‘zonen’ in vers 20 opnieuw worden genoemd. Het hoeft elkaar niet uit te sluiten, want de terugkerende zonen zullen grotendeels ook de opbouw werkers zijn.

  • In vers 18 wordt gesproken over Sion als een bruid, die met een sieraad wordt versierd.
    Voortbouwend op vers 12, waar ook sprake is van mensen die van ver komen, wordt hier zelfs verteld, dat zij in drommen, dus grote groepen komen. De teruggekeerde inwoners zullen als een kroon getooid worden op het hoofd van Sion, als een sieraad van een bruid. Het zal eruitzien als de bekroning van muren met kantelen.
    In vers 19 wordt voorzegt, dat de stad te klein zal zijn voor alle toekomstige inwoners.
    In vers 20 wordt die gedachte onderstreept: de stad moet worden uitgebreid om meer woonruimte te bieden.

Preekontwerp

De kerntekst is vooral bekend geworden door het gebruik rond doopvieringen. De uitdrukking daarbij is dan dat onze namen staan geschreven in de hand(palm)en van de HEER. Dat is ook terug te vinden in een aantal doopliederen. Wat dat betreft is de uitdrukking zeer bekend geworden. In verreweg de meeste vertalingen komt het zo – terecht – niet voor, want zo staat het ook niet in de tekst. Daar staat het woord ‘naam’ niet, daar staat ook niet dat de naam Sion of Jeruzalem wordt gegraveerd. Wel staat er ‘uw muren’, dus de muren van Sion. Wat er van die muren wordt bedoeld, staat niet nader omschreven: een plattegrond, of een schetsplan of bouwplan?
De eerste hoorders van de tekst waren de ballingen: de HEER is hen zeker niet vergeten. Maar een verre hoorder is Sion zelf, want de HEER is ook niet vergeten, dat Sion hunkert naar de terugkeer van de ballingen. Met sterke beelden wordt het verwijt weersproken. Op de Israël- zondag is het niet ongebruikelijk om de niet-aflatende zorg van Israëls God voor zijn volk te benoemen. Ook nu mag dat aan de orde zijn, wanneer er sprake is van het woord dat in de handpalmen gegraveerd is: het is onuitwisbaar.
De HEER blijft trouw aan zijn woord, zelfs als er perioden zijn van ontrouw bij zijn volk.
Sion is herbouwd, in later eeuwen weer verwoest en daarna toch weer herbouwd.
Het wil dus zeggen, dat de belofte van God nog steeds van kracht is.
Dat impliceert, dat de kerk zich niet als vervanger van Sion kan opstellen, maar zich bewust moet zijn en blijven, dat Israël een eigen plaats heeft in het handelen van Gods trouw. Dat betekent intussen niet, dat alle zaken van de staat Israël kritiekloos worden goedgepraat. Bovendien is de huidige situatie nogal gecompliceerd.
Om de tekst toe te passen op dopelingen, of op bekommerde gelovigen, doet mijns inziens tekort aan de bedoeling van de bedoeling van de woorden. Daarvoor is de situatie van de ballingen in Jesaja 49 te zeer verschillend van mensen in de 21e eeuw. Wel kan in algemener zin een verband gezien worden in de eeuwige trouw aan zijn verbond, die wezenlijk is voor de HEER, de God van Israël. Voor de gemeente van Jezus Christus mag het betekenen, dat ze mag meeluisteren met Israël, maar zich ook geroepen mag weten tot geloof in deze God en Vader van Jezus Christus. Dat wil ook zeggen dat er verbondenheid wordt beseft met Gods eigen volk. Het is overigens opvallend, dat er ook een eschatologische spits is te vinden: de muren van het nieuwe, hemelse Jeruzalem.

Voor de kinderen

‘Teken de omtrek van je hand op een vel papier, en ga vervolgens opschrijven wat je graag zou willen. Als je dat met potlood doet, kun je het uitgummen. Maar als je het met een balpen doet…
Er zijn wel eens mensen die belangrijke zaken op hun hand schrijven, telefoonnummers, of afmetingen van te maken meubels of schetsen van bouwwerken. Die zijn meestal met water en zeep te verwijderen. Met tatoeages gaat dat wat moeilijker.’

Bronnen
Vooral de commentaren van W.A.M. Beuken, Jesaja IIb in Prediking op het Oude Testament, Nijkerk 1983; en J/L. Koole, Jesaja II-2 in Commentaar op het Oude Testament, Kampen 1990.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken