Menu

Premium

Preekschets Jesaja 55:13

Jesaja 55:13

Zesentwintigste zondag na Pinksteren

Doornstruiken maken plaats voor cipressen,
distels voor mirtestruiken.
Zo zal de Heere zich roem verwerven,
het is een eeuwig en onvergankelijk teken.

Schriftlezing: Jesaja 55:10-13

Het eigene van de zondag

Dit is de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Vanouds staat de kerk stil bij de laatste dingen. In veel gemeenten worden de namen genoemd van de leden die het afgelopen kerkelijk jaar gestorven zijn. Verder kijken we deze zondag naar wat de Bijbel zegt over de toekomst van God. In deze situatie klinken deze woorden van Jesaja 55 hoopvol in de oren.

Uitleg

Voor de omstandigheden waarin Jesaja 55 allereerst klonk, verwijs ik graag naar de uitleg in de schets van zondag 11 november.

Vers 12 en 13 vormen een eenheid. Het zijn de laatste verzen van de tweede godsspraak in Jesaja 55. Het gaat dan om de verzen 8-13. God zelf zegt dus deze woorden.

Over Gods woorden is het gegaan in de verzen 10 en 11. Omdat Gods woord is als regen en sneeuw die niet leeg terugkeren, maar de aarde doorvochtigen, zal gebeuren wat in de verzen 12 en 13 staat.

Ki ‘im in vers 10 laat twee mogelijkheden open. Of: regen en sneeuw keren niet terug, maar doorvochtigen de aarde, of: regen en sneeuw keren pas terug wanneer ze de aarde doorvochtigd hebben. Voor de laatste mogelijkheid zal gekozen moeten worden, gezien vers 11: ‘Het (woord) zal niet ledig tot Mij terugkeren’. Duhm verwijst daarbij naar 2 Samuël 1:22, ‘En ledig keerde het zwaard van Saul niet weder’. In beide gevallen gaat het om een niet onverrichter zake terugkeren naar de plaats van herkomst.

Westermann stelt dat de vervulling van Gods beloften er anders uit kan zien dan de belofte zelf deed vermoeden. Daarmee verliest wat hier van Gods woord gezegd wordt zijn geldigheid echter niet. Ook als de vervulling er anders uitziet dan de aankondiging liet verwachten: het woord keert niet ledig tot God terug.

Van Leeuwen stelt aan de orde of het woord hier bedoeld wordt als hypostase, een zelfstandig werkende macht. Omdat het duidelijk om de woorden van God gaat, ben ik het met hem eens dat hier geen sprake is van een zelfstandig werkende macht.

Het woord van God waar het hier om gaat, is het heil dat de Here op dit moment aan Israël belooft.

In vers 12 wordt de uittocht uit Babel expliciet aangekondigd. Zo expliciet heeft het in Deutero-Jesaja nog niet geklonken. De laatste verzen van dit Jesajadeel noemen het voluit.

Het wordt getekend als een nieuwe exodus. Dat is vaker in Jesaja het geval, 51:9-11 en 52:11v. Wat God nu gaat doen, is te vergelijken met zijn grootste verlossende daden uit het verleden.

Ook wordt het getekend als begin van het nieuwe heil. De beschrijving gaat boven de terugkeer van Israël naar Kanaän uit, is ook grootser dan die geweest is. De terugkeer uit Babel en het opnieuw bewonen van het land zijn ver achtergebleven bij het visionaire beeld dat de twee slotverzen ervan schetsen. Er blijft een tegoed: het uitzicht op de vrede die gestalte zal krijgen in de herschepping.

De schepping om het volk heen doet mee in lofzang, in dienst van het heil. Dit zie je vaker in Jesaja, zoals 40:4 en 23. Westermann stelt dat de Here zich hierin niet alleen Heer van de geschiedenis, maar ook van de schepping betoont.

Zelfs de hindernissen in de schepping zullen in hulp en steun veranderen. Dit klonk al in Jesaja 40:4, ‘Laat elke vallei verhoogd worden en elke berg en heuvel verlaagd, laat ruig land vlak worden en rotsige hellingen rustige dalen’.

Het doet denken aan Romeinen 8, waar gesproken wordt over het zuchten van de schepping die er ook reikhalzend naar uitziet dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn.

Voor doornstruiken en distels komen cipressen en mirtestruiken. Doornstruiken en distels doen aan woestijn en aan lijden denken. Cipressen en mirtestruiken zijn veel en dicht vertakt en blijven het hele jaar door groen.

Voor een doornstruik zal een cipres opschieten. De woestijn verandert in een paradijselijk landschap, zie ook 43:19-21. Hier krijgt het alles eschatologische trekken.

God zette in de geschiedenis tekenen, in de daad van de exodus van zijn volk uit Egypte. Ook in de daad van de terugkeer van het volk uit Babel zal Hij dat doen. Het zijn tekenen die de Naam, God zelf, openbaren en in levende gedachtenis houden. Daarom ook is de exodus uit de ballingschap te vergelijken met die uit Egypte. Want dezelfde God doet het! Die tekenen van God in de geschiedenis zijn onuitwisbaar, eeuwig dus.

De roem van het hele gebeuren is aan de Here.

Aanwijzingen voor de prediking

Te midden van het woestijnleven van Gods gemeente vandaag en in de ballingschap waarin de kerk in Nederland terechtgekomen is, bieden de laatste verzen van Jesaja hoop. God zal de wereld vernieuwen. De woestijn komt tot leven. M.R. van den Berg schrijft: ‘Gods woord en beloften zullen dit verwrongen, verminkte, vaak zo onherbergzame bestaan, waar je je kleren en je huid openscheurt aan scherpe dorens, omzetten in een juichend bestaan. Jezus heeft het bewezen. Ook Hij wist wat dorens waren: Hij kreeg een doornenkroon op Zijn hoofd gedrukt. Maar Hij heeft de dood overwonnen.’

In de verkondiging mag benadrukt worden dat Gods woorden, ook deze dus, niet leeg terugkeren.

Het zuchten van de schepping zal eens ophouden. De schepping zal juichen. God zal betonen ook Heer van de schepping te zijn.

Het opwekkingslied ‘Gods volk wordt uitgeleid’ is een berijming van de tekstverzen. In de preek kan dit lied eens worden uitgelegd.

Tegenover het vergankelijke, waar wij bijzonder deze zondag bij bepaald worden, stelt God eeuwige en onvergankelijke tekenen. Hij zet voor eeuwig tekenen in de tijd: de uittocht uit Egypte en de terugkeer uit de ballingschap. Wij kennen ook het zo hoopvolle eeuwige teken van Goede Vrijdag en Pasen. Toen werkte zelfs de dood mee en vond bij Jezus’ sterven een aardbeving plaats, waarbij de graven opengingen. Die tekenen van Wie God is, staan. Die moeten wij ons dus ook niet af laten nemen.

Zo maakt God zich bekend. We mogen op Hem vertrouwen en hopen.

Het teken van Goede Vrijdag en Pasen geeft ook hoop op vergeving. Als wij moeten belijden dat we genoegen nemen met de woestijn en wennen aan de ballingschap, er misschien zelfs in opgaan. Gods beloften voor de toekomst vergeten zijn, er niet opletten of ze niet geloven.

We moeten, zeker op deze zondag, er ook op letten dat we het leven vóór de grote toekomst niet alleen als woestijn zien. Zoals ook de mogelijke tijd van lijden voorafgaand aan de dood van een geliefde niet alleen maar moeite kende. Er waren en zijn vaak ook heel kostbare en goede momenten in de woestijn en de ballingschap. Die doen tegelijk naar het volkomen heil verlangen.

Zelf preekte ik over deze tekst in een doopdienst. In de doop stelt God ook een teken. De doop is overgang naar leven met God in eeuwigheid met een machtig perspectief. Het leven van doopouders en gedoopten in het hier en nu kan doornen en distels kennen, maar Gods beloftewoorden klinken en keren niet leeg terug.

Het kan aardig zijn om takjes of meer van de genoemde struiken mee te nemen in de dienst of op andere wijze zichtbaar te maken.

De eer is aan God. Daarmee eindigt Jesaja 55. Laat met die lof ook deze preek en de preken over dit hoofdstuk eindigen.

Liturgische aanwijzingen

Als lezingen uit het Nieuwe Testament stel ik voor Matteüs 27:45-53: toen Jezus stierf aan het kruis werden graven geopend en beefde de aarde; Romeinen 8:18-23, het zuchten van de schepping en eventueel Openbaring 21:4 en 5, ‘Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbijgegaan’. Qua psalmen in de liturgie is te denken aan Psalm 126:3, ‘Wat men nu hier met tranen zaait, wordt eenmaal met gejuich gemaaid’, Psalm 137 over het treuren in de ballingschap en Psalm 98:3, ‘Laat heel de aard’ een loflied wezen’ en 4 ‘Rivieren klappen in de handen, de bergen jubelen het uit’. Verder: Opwekking 148, ‘Gods volk wordt uitgeleid’.

Geraadpleegde literatuur

M.R. van den Berg, (Niet) ter wille van Israël, Amsterdam, 1996; Das Buch Jesaja, Kap. 40-66, ATD, C. Westermann, Göttingen, 1981, vierde druk; Das Buch Jesaja, B. Duhm, Göttingen, 1968, vijfde druk.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken