Menu

Premium

Preekschets Jesaja 9:5 – kerstnacht

Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst.

Kernvers: Jesaja 9,5
Pericoop: Jesaja 8,23b-9,6
Thema: Visioen van een kind
Overige lezingen: Jesaja 11,1-10

Liturgisch kader

Kerstavond is bedoeld om de hoorders voor te bereiden op het kerstfeest. In de praktijk deelt deze avond vaak al in de speciale kerstsfeer en maakt die bijna deel uit van het kerstfeest zelf. Het is haast ondoenlijk deze avond te blijven volharden in liederen van verwachting en nog niet over te gaan naar lof- en dankliederen om de vervulling in Christus. Deze dubbelheid van uiterste verwachting, op het randje van de vervulling, is voelbaar in de gedeelten uit Jesaja. Ze zijn in het typische profetisch perfectum geschreven, alsof het voorzegde reeds werkelijkheid is: ‘Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht’.

Geschikte liederen

– Daar is uit ’s werelds duistre wolken (LB 26)
– Donker de nacht (ELB 100)
– Wie maar de goede God laat zorgen (LB 429)

Uitleg

De stem van Jesaja klinkt in de achtste eeuw voor Christus, in het Judese zuidrijk. Kennis van de historische toedracht is hier onmisbaar om de zeggingskracht en dramatiek van de tekst in het oog te krijgen.

Juda leefde geruime tijd in een toestand van gewapende vrede met het noordrijk Israël. Maar in de tijd van Jesaja is het evenwicht uit balans geraakt. Israël komt steeds over de grens, om de macht naar het zuiden toe uit te breiden. Jesaja krijgt daar allerlei verontrustende berichten over binnen. Israël is een verbond aangegaan met Aram (uit de regio van het huidige Syrië) om de krachten te bundelen en samen ten strijde te trekken tegen Juda. De opmars is voortvarend: dorpen en steden worden veroverd, akkers geplunderd, Juda wankelt.

Dan komt er een politieke wending. Het zuiden slaagt erin zich te verbinden aan de Assyriërs, de nieuwe opkomende grootmacht in de regio. Dat Assur er wel belang bij had om de alliantie van Israël en Aram onder druk te zetten moet voor Juda een lot uit de loterij zijn geweest. Jesaja ziet dat in en zegt tegen zijn koning Achaz dat hij niet bang hoeft te zijn voor Israël en Aram, want ‘de rijkdommen van Damascus en de schatten van Samaria zullen door de koning van Assyrië worden buitgemaakt’ (8,4).

Maar daar blijft het niet bij. Wanneer Assur op stoom is gekomen, zal het meer willen en zich ook op Juda gaan richten. Assur zal Juda binnendringen en het overspoelen, zodat iedereen het water tot de lippen stijgt (8,8). Met het verbond met Assur dat eerst een uitkomst leek, blijkt Juda zich een groot onheil op de hals te hebben gehaald. Het visioen is uiterst donker: Moedeloos en hongerig zullen de mensen door het land zwerven en God en de koning vervloeken. ‘Ze kijken omhoog of staren naar de grond, maar overal heerst verstikkende duisternis; donker en somber is het, nacht overal’ (8,21-22).

Tegen die achtergrond klinkt dan, geheel onverwacht, de bekende profetie: ‘Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht’ (9,1). De vraag is waar dit heilsvisioen opeens vandaan komt. De situatie is immers donker en uitzichtloos. Vanwaar dan dit heerlijke vergezicht? Waarom geen doemdenken? Hoe kan het dat Jesaja dwars tegen de feitelijke werkelijkheid in gelooft en hoopt?

Jesaja ziet iets in een kind. Daar verwacht hij het van. Het is altijd nog een klein raadsel aan wie Jesaja hier eigenlijk gedacht heeft. Wat voor een kind zou dat hebben kunnen doen, die messiaanse vrede teweegbrengen? Hier al te snel ‘Jezus’ in te vullen is hermeneutisch en bovendien theologisch onverantwoord. Het is een profetie die mettertijd steeds meer waar is geworden, terwijl die oorspronkelijk geen beslag kreeg.

Jesaja verwacht het niet alleen van het kind, maar in de tweede plaats ook van God. De redding staat in feite reeds vast, gegeven Gods wezen. Deze God, zoals Jesaja Hem kent, zal niet anders kunnen en willen: ‘Daarvoor zal hij zich beijveren, de Heer van de hemelse machten’ (9,6).

Aanwijzingen voor de prediking

De preek kan uitgaan van en werken met de vijf elementen die uit de uitleg naar voren komen:

De ervaring van duisternis en ondergang. Er zijn talloze identificaties mogelijk met machten waar wij ons vertrouwen op stellen, maar die zich tegen ons blijken te keren. Ze gebruiken ons en laten ons leeg achter. ‘Assur’ kan chiffre zijn voor alles wat in het Nieuwe Testament wordt aangeduid als ‘machten’, ‘krachten’, ‘tronen’ en ‘heerschappijen’. De sfeer van het ‘ze kijken omhoog of staren naar de grond, maar overal heerst verstikkende duisternis’ is soms voelbaar achter alle sfeerverlichting, in de meest prettig verzorgde winkelcentra.

De beweging van het geloof, dat dwars tegen de werkelijkheid in hoopt en gelooft. Jesaja heeft het gewaagd om in de diepste put van Juda’s bestaan te verkondigen dat hij licht zag. De preek kan de hoorders proberen te oefenen in deze zelfde beweging van het geloof. Maar dan moet er wel iets zijn, dat aan dit geloof voorafgaat en het grond geeft. Anders wordt de prediking dwingend en onevangelisch.

De grond voor het geloof ligt allereerst in het kind. In de context van de christelijke liturgie is het legitiem om Jesaja’s visioen over zichzelf heen te tillen en te betrekken op het kind Jezus. Hier mag in de preek, lijkt mij, best iets van een zelfde lyriek tot klinken komen die ook Jesaja 9 zo indrukwekkend maakt. Niet nog weer een sterkere, overtreffende wereldmacht maar het onooglijke kind Jezus is drager van het geloof en de hoop.

De tweede grond ligt in God. Wanneer we God werkelijk leren kennen zoals Hij zich te kennen geeft in het kind, mag dat het geloof voeden dat Hij zich zal ‘beijveren’ (9,6). Het gaat hier om de Bijbelse ‘jaloezie’ van God. Volgens het Bijbels getuigenis gunt God het kwaad de overwinning niet, maar zal Hij zich sterk maken om vast te houden wat Hij begon.

Het laatste element is het heilsvisioen zelf: licht, vreugde, blijdschap, bevrijding, vrede, gerechtigheid. Een boodschap die het altijd verraderlijk goed doet in de donkere decemberdagen. De profeet Jesaja verbindt deze geweldige woorden aan het optreden van het kind. Het is alleen onder zijn heerschappij dat het vrederijk kan komen. De tekst vraagt in feite niets van de hoorders (met kerst geen ethisch programma!) dan overgave aan het kind en zijn evangelie. Een uitleg van de namen in het kernvers mag daarbij niet ontbreken.

Dit laatste kan goed voortgezet worden vanuit Jesaja 11. Daar blijkt het kind kalf en leeuw en andere vijandige diersoorten te kunnen weiden en tot vrede te kunnen brengen.

Voor kinderen en jongeren

De dierenwereld uit Jesaja 11 spreekt al snel tot de verbeelding, helemaal als het een ‘kleine jongen’ is die al die fascinerende beesten mag hoeden (11,6). Wat zou er gebeuren als leeuw en lam, wolf en schaap, panter en bokje elkaar in het wild ergens tegen komen? In de dierentuin leven ze ook wel in vrede met elkaar, maar dat komt omdat er hekken tussen zitten. Dat is gewapende vrede: door scheiding en door tweeheid. Als je dat doortrekt naar de mensenwereld: de vrede doordat iedereen zijn eigen waarheid mag hebben, zijn eigen hok waar hij in woont, zijn eigen sociale mediabubble. Ieder zijn eigen waarheid, dan hebben we vrede met elkaar.

Maar de ‘kleine jongen’, Christus, kan de dieren zonder hekken tot vrede brengen. Niet de vrede van gescheiden tweeheid, maar van eenheid en eensgezindheid. Niet van ieder zijn eigen waarheid, maar van samen dezelfde waarheid. Het kalf en de leeuw weiden samen, de koe en de beer grazen samen uit dezelfde grazige weiden van de kennis van God.

Het zal desgewenst niet moeilijk zijn hier een boeiende vorm bij te vinden. Kinderen zouden bijvoorbeeld een dierentuin kunnen uitbeelden, waarbij ieder kind een dier voorstelt (met een plaatje van dat dier op een bordje of iets dergelijks). Zolang er hekken zijn, gaat het goed. Maar dan verdwijnen de hekken. Er ontstaat algehele onrust en consternatie onder de kinderen. Totdat er een kleine jongen komt, charismatisch, die de dieren tot vrede brengt. Laat het zo zijn in de wereld, onder het Hoofd Jezus Christus.

Literatuur

Het is aan te bevelen om de hoofdstukken 1-12 of 6-12 van Jesaja eerst op hoofdlijnen in hun geheel te bestuderen, om de historische achtergrond, de tekstuele ontwikkeling en de plaats van de hoofdstukken 9 en 11 daarin goed in beeld te krijgen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken