Menu

Premium

Preekschets Johannes 11:21

5e zondag Veertigdagentijd

Marta zei tegen Jezus: ‘Als U hier geweest was, Heer, dan zou mijn broer niet gestorven zijn.

  • Bijbelgedeelten: Johannes 11:1-53 en Romeinen 8:8-11
  • Preektekst: Johannes 11:21
  • Thema: ‘Heer als u hier geweest was …’

Het eigene van de zondag

Op de vijfde zondag van de veertigdagentijd staat klassiek de lezing van Johannes 11 gepland. Deze zondag heet Judica: ‘Doe mij recht, o God!’ (Psalmen 43).

Liturgisch kader

We zingen deze psalm 43 enerzijds mee met Jezus, belaagd door boosdoeners (Johannes 11:46-47). Anderzijds zingen we de woorden mee met Lazarus, een mens die ingewikkeld is in doodsdreiging, maar opgericht leeft voor Gods aangezicht (couplet 2, 3 en 5 van de berijmde versie).

Als lied na de apostellezing (Romeinen 8) kan gezongen worden: lied 686 (Liedboek Zingen en bidden in huis en kerk, 2013). Daarin komen de thema’s dood, leven en leven-door-de-Geest samen.

Gezien de plek van Johannes 11 in het geheel van het evangelie, kan na de evangelielezing kan gekozen worden voor een lied over Jezus’ naderende dood, bijvoorbeeld lied 543:1,3; 561:1,4,5. Na de verkondiging zou lied 647 gezongen kunnen worden.

Johannes 11 is eigenlijk een paasverhaal dat – als het ware – vóór Pasen uitgaat. In die zin is het te verstaan, dat de kerk het leest in de weken die als catechese bedoeld zijn: onderricht wat Pasen is, inhoudt en betekent.

Voorgangers die vóór Pasen specifiek aandacht willen besteden aan Jezus’ lijden, kunnen beter Johannes 11 niet lezen. Wie onderricht, zoekt wat het is om als gedoopt, dus opgewekt, christen met de Heer te leven en zijn roepstem te verstaan, die kan dit kostbare hoofdstuk lezen en overdenken vóór Pasen. Dat geldt juist in een wereld waarin het ‘stinkt naar de dood’ (“Lord, by this time he stinketh”, 11:39 in de King James vertaling).

De perikoopindeling van vrijwel alle gangbare vertalingen doet geen recht aan het feit dat 11:45-53 onlosmakelijk verbonden is met het voorgaande. Juist daarin wordt het eigene van het voorgaande juist onderstreept.

Gezien de lengte van de evangelielezing is het te overwegen om het bij deze ene lezing te houden. Er is een grens aan de opnamecapaciteit van de gemeente. Als er al een tweede lezing moet zijn, kan gekozen worden voor Romeinen 8:8-11, over de gelovigen die nu echt volop leven, omdat de Geest van de Heer in hen woont.

Uitleg

Johannes 11 is een hoofdstuk met een rijke theologische lading. In één preek kan onmogelijk aan deze rijkdom recht worden gedaan (zo reeds Maarten Luther over dit hoofdstuk: ‘Es ist zu viel drin, als daβ es sich in einer Predigt sagen lieβ.’). Keuzes maken uit dit geheel én die keuzes ook benoemen is dan van groot belang. Beter één element goed uitwerken dan veel dingen kort aantippen.

Deze schets richt zich op het teken-karakter van de opwekking van Lazarus. Dit laatste semeion in een reeks van zeven is zowel te zien als theologische samenvatting en als climax van de reeks tekenen. Het wijst niet alleen terug maar ook vooruit naar wat komt. Want voor Lazarus houdt dit teken ‘slechts’ uitstel in van een dood, die op een bepaald moment toch weer zal komen. Geroepen door Jezus, komt hij uit zijn graf en hij is dan nog steeds omwikkeld door zijn grafdoeken (11:44). Die zijn later weer nodig.

Hoe wonderlijk de opwekking van Lazarus ook is, als ‘teken’ ligt het belang uiteindelijk niet in de fysieke dimensie van het teken, maar in datgene waarnaar het teken verwijst. En dat is de opstanding van Jezus. Van Hem vertelt Johannes dat Hij zijn grafdoeken in zijn graf achterlaat (20:6) omdat Hij die niet meer nodig heeft. Door kruis en dood heen, zal Jezus opstaan naar een onverwoestbaar leven bij God. En dat leven zal Hij schenken aan degenen, die in vertrouwen met en op Hem leven.

Voor de leerlingen is de gang naar Judea een waagstuk (zie de opmerking van Thomas in 11:16). Voor Jezus is het de climax in de openbaring van zijn heerlijkheid (11:4), de opmaat naar het slotakkoord van kruis en opstanding.

Voor hedendaagse hoorders verwijst het laatste semeion daardoor naar en symboliseert het Gods geschenk van écht, waar leven in al zijn dimensies: de opstanding van Jezus op Paasmorgen, de opstanding van de Heer in het hart van iedere gelovige en de opstanding van de gelovigen op de jongste dag.

Aanwijzingen voor de prediking

De lezing kan een uiteenlopende reeks emoties en gevoelens bij de horende gemeente oproepen: verdriet, gemis, ongeloof, hunkering naar vriendschap, troost, overgave. Ook voor dit brede spectrum emoties geldt, dat het onmogelijk is om daar in één preek (breder: eredienst) recht aan te doen. Ook hier geldt: keuzes maken én die keuzes in liturgie en prediking benoemen.

In het verlengde van de eerder genoemde inhoudelijke keuze van deze schets, zou de preek in kunnen zetten met de opmerking van Marta: ‘Heer, als U hier geweest was …’ (11:21). Daar kunnen vragen genoemd en benoemd worden, die concreet in pastorale gesprekken of op een gespreksgroep aan de orde zijn geweest. In de realiteit en weerbarstigheid van het dagelijks leven is er immers zoveel, dat twijfel doet ontstaan aan het leven, dat de Heer wil en zal schenken aan degenen die in vertrouwen met en op Hem leven.

In dat kader ligt het voor de hand om voor preek en liturgie te zoeken naar een vorm van collectief pastoraat. De preek is dan als het ware een ‘virtuele dialoog’ met de hoorders, een station in een voortgaand gesprek. Aan een preek in deze toonzetting zijn aan deze preek gesprekken voorafgegaan en deze preek nodigt vervolgens ook uit tot gesprekken. Vanuit dat perspectief zou het aan te bevelen zijn in de week na deze zondag gelegenheid te geven tot nagesprek.

Voor de inzet van de preek is het van belang om de geloofs- en existentiële vragen rondom dood en opstanding zowel authentiek als ingetogen te benoemen. Dat geldt zeker voor de vraag die in dit hoofdstuk speelt: ‘Heer als u hier geweest was …’.

Waarom was de Heer er niet? Waarom heeft hij zich niet gehaast naar Bethanië? Het is de vraag van de omstanders daar en toen en het is een vraag die tot op de dag van vandaag klinkt: Waarom voorkomt Jezus niet, dat mensen ziek worden of zelfs doodgaan?

En op al die vragen moeten we als antwoord geven: we weten het niet. Het is net als met die vele waarom- vragen, waarop we het antwoord schuldig moeten blijven. Het enige wat we kunnen zeggen is, dat de ernstige ziekte en ook de dood van een vriend(in), van een partner, van een kind of een ouder – het is niet naar de wil van de Heer. Want van zo’n ernstige ziekte of zo’n overlijden, horen we de evangelist zeggen, dat Jezus huilt en verbolgen is over de dood als inbreker en stukmaker.

Dit hoofdstuk heft onze vragen niet op, maar legt iets naast onze vragen. Om te beginnen legt de Heer zijn vriendschap naast ons verdriet. En die vriendschap is niet stuk te krijgen. Die vriendschap is sterker dan de dood. Daarom is er hoop, hoop voor levenden en doden.

Ten tweede ligt de verwachting van de christelijke gemeente in dit woord en dit teken: de gelovige ontvangt in Jezus Christus zelf onverwoestbaar leven. En dát leven is geboren door Jezus’ liefde en trouw tot in de dood aan het kruis. De tekst vraagt: geloof je dat? Heb je daar fiducie in? (11:26).

Vervolgens geeft Jezus de begrippen ‘dood’ en ‘leven’ een nieuwe betekenislaag, doordat Hij niet zegt ‘Ik héb het leven’ maar ‘Ik bén het leven’. Deze grote woorden riepen én roepen telkens weer misverstand op: hoe kan dat? Bij Nikodemus (3:4), bij de Samaritaanse vrouw (4:11), bij de blindgeborenen (10:6) en ook bij Marta en Maria en de omstanders.

Dood is, waar Jezus áfwezig is, waar niet geleefd wordt uit de Geest van Jezus. Leven is daar waar Hij zelf aanwezig is, waar gehoor gegeven wordt aan de roepstem van de Heer.

En als vierde is daar, in het licht van kruis en opstanding, de belofte dat dit onverwoestbare leven van God de dood en het doodse ooit totaal zal uitbannen. En vertrouwen in die belofte komen we in het hier en nu op het spoor waar mensen in geloof en vertrouwen de dood en het doodse te lijf gaan in woorden en daden die daden rijmen op de roep van Jezus: ‘Lazarus, kom uit’.

Ideeën voor kinderen en jongeren

Als iemand van wie je hebt gehouden, sterft, gaat er ook iets in jezelf een beetje dood. Golven van verdriet gaan dan over je heen. Dan lijkt niets of niemand de pijn in je hart te kunnen genezen. Tot iemand je bij de hand neemt en je warme woorden van vriendschap toefluistert. Dan doen we, omdat we erop vertrouwen dat mensen eigenlijk nooit sterven.

Wie heeft jou bij de hand genomen toen je verdriet had? En heb jij weleens iemand bij de hand genomen?

Deze preekschets is geschreven door Rein Bos.


Geraadpleegde literatuur

  • Tom Wright, Johannes voor iedereen, Van Wijnen, Franeker (2016)
  • Raymond Brown, The Gospel According to John (Anchor Bible 29), New York (1985-21)
  • John P. Meier, A Marginal Jew Vlm. 2. Mentor, Message, and Miracles, Doubleday, New York (1994), 798-874.
  • Fleming Rutledge, The Undoing of Death, Wm. Eerdmans, Grand Rapids (2002), 271-279

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken