Menu

Premium

Preekschets Johannes 1:1 – Jaarwisseling

Johannes 1:1

In het begin was het Woord

Schriftlezingen: Johannes 1:1-18; Openbaring 21:1-6

Het eigene van de dagen

Oudjaar behoort niet tot de orde van het kerkelijk jaar. De dag maakt deel uit van die van het burgerlijk jaar. Voor Nieuwjaar ligt dat iets anders. In Dienstboek I staat voor die dag ‘Naamgeving en besnijdenis van onze Heer Jezus Christus’ vermeld. M.A. Vrijlandt stelt: ‘Dit is de oktaaf na Kerst, en dient als zodanig gevierd te worden’ (M.A. Vrijlandt, 1989, 270). De auteur voegt eraan toe: ‘Oud en nieuw als gedenkdag van dood en leven zijn een protestantse uitvinding.’ Of Oud en Nieuw nog als gedenkdag van dood en leven gevierd wordt, valt te betwijfelen. In veel gemeenten is het veeleer zo dat men in de dienst op Oudejaarsavond op het voorbije jaar terugblikt. In de prediking of overdenking worden de ervaringen van het menselijke leven benoemd. In de dienst op Nieuwjaarsmorgen kijkt men vooruit, niet alleen naar het komende jaar, maar ook naar ‘de toekomst des Heren’. De diensten op 31 december en 1 januari hebben doorgaans een meditatief karakter, ze lenen zich goed voor het houden van een liedpreek – aldus H. Mudde (H. Mudde, 2002, 17v.). Hij legt niet uit waarom dat zo is. Wel wijst hij op de these van Martin Rössler dat de uitleg van een lied zich altijd weer beweegt in het spanningsveld tussen de twee polen van ratio en emotie, hoofd en hart, verstand en gemoed (14). Welnu: in de diensten op Oudejaarsavond en Nieuwjaarsmorgen zal meer dan in veel andere diensten een appel op de emotie, het hart, het gemoed gedaan worden.

Anders dan in het Liedboek voor de kerken het geval was, is in het Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk geen rubriek ‘Jaarwisseling’ te vinden. Daar is nog niet alles mee gezegd. In de nieuwe bundel staat wel een ‘Nieuwjaarslied’ (513), tussen liederen voor de Kersttijd en die voor de Epifanieëntijd (resp. 467 t/m 509 en 514 t/m 534): ‘God heeft het eerste woord’. In de oude bundel is dit Gezang 1. Overigens is deze pennenvrucht ooit als Nieuwjaarslied geschreven, aldus de dichter (Jan Wit, 1978, 147). Zo staat het ook in zijn bundel Ministeriale (Jan Wit, 1966, 80). ‘Kort daarna, in de tijd toen er nog Hervormde kerkdagen gehouden werden, werd het tot kerkdaglied uitgeroepen’.

Uitleg

In thematisch opzicht borduurt deze preekschets voort op die voor 28 december. De uitleg bij de schets voor die zondag moge dan ook voor deze gelden.

Aanwijzingen voor de prediking

Op Nieuwjaarsmorgen staat de gemeente aan het begin van een nieuw jaar. Maar feitelijk is het op die dag net als anders een kwestie van ‘dag in, dag uit’, zij het dan ook van ‘jaar in, jaar uit’. Ooit is er wel een echt begin geweest: toen God hemel en aarde schiep. Dat deed Hij door te spreken. Met de woorden van Psalm 33: 9: ‘want hij sprak en het was er’. Dat gezichtspunt wordt in de eerste strofe van Lied 513 onder de aandacht gebracht.

Na de schepping van hemel en aarde heeft God er niet het zwijgen toe gedaan. Zoals in de preekschets voor 28 december aan de orde kwam: Hij is doorgegaan met spreken (vgl. Hebreeën 1:1v.); ja: uit-einde-lijk is het Woord mens geworden (vgl. Johannes 1:14). Er kan zelfs van een nieuw begin gesproken worden. In de bijbel krijgt het onderscheid tussen ‘oud’ en nieuw’ uitzonderlijk gewicht vanwege de voortgang van Gods daden: ‘In en door de verschijning van Christus heeft God zoveel gegeven, Zich zó te kennen gegeven dat een nieuwe orde, een nieuwe schepping is ingeluid, die alles en allen vernieuwen wil. De hang naar het oude verduistert het licht, ondergraaft het leven’ (G.W. Marchal, 2005, 419).

Ook na het nieuwe begin in Jezus Christus heeft God er niet het zwijgen toe gedaan. Wanneer Jan Wit de eerste strofe van Lied 513 besluit met de zin ‘Hij spreekt nog altijd voort’, mag gedacht worden aan de prediking als de derde gestalte van het Woord (Karl Barth). Ook in het nieuwe jaar komt de gemeente elke zondag bijeen om daarnaar te luisteren.

Kan men van ‘het nieuwe begin in Jezus Christus’ spreken, dat nieuwe begin is dan wel meteen het begin van het einde (Hebr. 1:2: ‘nu de tijd ten einde loopt’). In de derde strofe van Lied 513 spreekt Jan Wit over ‘het eind der tijden’, in relatie tot de belijdenis dat God het laatste woord heeft. Men kan dan denken aan wat Hij in Openbaring 21:5 zegt: ‘Alles maak ik nieuw!’ In de dienst op Nieuwjaarsmorgen dient men zijn blik niet alleen te richten op de toekomst van het nieuwe jaar, maar ook op die van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (vgl. Openbaring 21:1).

De laatste strofe van Lied 513 vat wat in de eerste en de derde gezegd is nog een keer samen. Het woord ‘oorsprong’ verwijst weer naar het begin, de combinatie ‘doel en zin’ weer naar het einde.

Het Nieuwjaarslied van Jan Wit is niet alleen goed te gebruiken als leidraad voor de dienst op Nieuwjaarsmorgen. In zijn oorspronkelijke versie biedt het ook een geschikt aanknopingspunt voor de dienst op Oudejaarsavond. In die versie volgt op de tweede strofe (over het begin van het persoonlijk leven):

God heeft het laatste woord.

Al moeten wij neerzijgen

in ’t somber rijk van ’t zwijgen,

het wordt door Hem verstoord.

De dichter schrijft: ‘Ik moet ronduit toegeven dat dit de zwakste strofe was, al moet ik aan de andere kant zeggen dat door de weglating ervan een zeker evenwicht in het lied verstoord is.’ Hoe dat ook zij, de tweede strofe en de strofe die geschrapt is, geven de gelegenheid om stil te staan bij ‘de ervaringen van het menselijk leven’. De prediker zou bij de bespreking van de in Lied 513 weggelaten strofe naar Psalm 90 kunnen verwijzen. In dat lied wordt het ‘neerzijgen in ’t somber rijk van ’t zwijgen’ op pregnante wijze verwoord. Van God zegt de dichter in vers 3: ‘U doet de sterveling terugkeren tot stof en zegt: ‘Keer terug, mensenkind.’’ Daar komen ‘moeite en leed’ (vs. 10) als ‘het beste’ tijdens het leven nog bij. Maar ook wordt in de psalm gesteld dat God, die ‘van eeuwigheid tot eeuwigheid is’ (vs. 2), ‘het laatste woord’ heeft. In nieuwtestamentisch perspectief krijgt die uitdrukking een diepe klank. Nogmaals: ‘Alles maak ik nieuw!’

Liturgische aanwijzingen

Naar aanleiding van de opmerking in ‘Het eigene van de dagen’ dat de diensten op Oudejaarsavond en Nieuwjaarsmorgen doorgaans meer dan op zon- en feestdagen een meditatief karakter hebben: er is veel voor te zeggen die als getijdengebed vorm te geven, zeker als ze niet op zondag vallen.

Zie voor liederen de preekschets voor 28 december.

Ideeën voor kinderen

De diensten op Oudejaarsavond en Nieuwjaarsmorgen worden doorgaans niet door kinderen bijgewoond. Het is dan ook overbodig ideeën voor kinderen te noemen.

Geraadpleegde literatuur en documenten van de PreekWijzer

G.W. Marchal, ‘Nieuw, oud’, in A. Noordegraaf e.a. (red.), Woordenboek voor bijbellezers, Zoetermeer 2005, 415-419
H. Mudde, ‘Preken uit ‘De Kleine Bijbel’’, in Postille 54 (2002-2003), Zoetermeer 2002, 7-31
Bert Westland, ‘Biddagen, dankdagen, jaarwisseling’, in Paul Oskamp en Niek Schuman (eindred.), De weg van de liturgie. Tradities, achtergronden, praktijk, Zoetermeer 20013, 349-357
M.A. Vrijlandt, Liturgiek, Zoetermeer 19923, 270; Jan Wit, Ministeriale. Geestelijke liederen om te zingen en te spelen met allerlei instrumenten. Ingeleid door Th.J.M. Naastepad, Haarlem 1966, 80
Jan Wit, ‘Gezang 1’, in Een compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken, Amsterdam 19782, 147.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken