Menu

Premium

Preekschets Johannes 13:1

Johannes 13:1

Witte Donderdag

Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan.

Schriftlezing: Johannes 13:1-15

Het eigene van de dag

Met Witte Donderdag begint de ‘driedaagse’ die in de paasnacht uitmondt in Pasen. Eigenlijk vormen de vieringen op deze dagen samen één liturgie. De donderdagavond is de opmaat van Goede Vrijdag, maar wijst, over die donkere dag heen, al naar Pasen. Vandaar de ‘kleur’ wit.

Uitleg

Met Johannes 13 begint een nieuw gedeelte in het evangelie. De eerste twaalf hoofdstukken vertelden over het openbare optreden van Jezus, voorgesteld als een hemelse afgezant, Gods Zoon. De hoofdstukken 13-20 staan in het teken van zijn terugkeer naar de Vader.

Johannes 13:1 is te lezen als opmaat tot wat verteld wordt over het afscheid van de leerlingen (Joh. 13-17), maar ook als opschrift boven heel de rest van het evangelie. De dubbelheid zit in de woorden eis telos. Vertaalt men met ‘tot het uiterste’ (o.a. NBV), dan lijkt dat primair te doelen op het direct volgende verhaal: de voetwassing, teken van grenzeloze liefde. Vertaalt men met ‘tot het einde’ (o.a. NBG), dan verwijst dat verder: alles wat volgt, tot Jezus’ levenseinde aan toe, spreekt van zijn liefde. De Naardense Bijbel heeft ‘tot aan de voleinding’: heel het volgende verhaal van dood én opstanding vertelt van zijn liefde (kreeg Jezus’ dood niet zijn ‘voleinding’ in de opstanding?). In het Grieks klinken al die betekenissen mee: ‘uiterste’, ‘einde’, ‘voleinding’.

Dat 13:1 een keerpunt in het evangelie is, blijkt uit de nadruk op het feit dat nu ‘de tijd gekomen was’. Eerder konden de mensen hem niet grijpen, omdat ‘zijn tijd nog niet gekomen was’ (7:30; 8:20). De verteller onderstreept dat Jezus zélf dat wist: hem wordt bijzonder inzicht toegedacht (vgl. vs. 11), hij had de regie. Opvallend is dat hij het komen van ‘het uur’ niet in verband bracht met zijn komende arrestatie, maar met het ‘uit de wereld terugkeren naar de Vader’ (vgl. 12:23,27). Hij wist ‘dat hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan’ (vs. 3). De leerlingen, Petrus voorop, worden voorgesteld als degenen die dat nu nog niet kunnen doorzien, maar het later zullen begrijpen.

‘Het was kort voor het pesachfeest.’ De chronologie is anders dan bij de synoptici. Die presenteren Jezus’ laatste maaltijd als een pesachmaal, bij Johannes valt het afscheid een avond eerder. Zo kan de verteller de dood van Jezus laten samenvallen met de voorbereiding van het pesachmaal en suggereren dat Jezus zelf als het waarachtige paaslam werd gedood.

Johannes 13:1-15 moet een ingewikkelde redactiegeschiedenis hebben doorgemaakt. Daardoor bevatten de eerste verzen enkele weinig fraaie constructies. Vers 2b, over de duivel die Judas het verraad al had ingegeven, lijkt later ingevoegd (het is in tegenspraak met 13:27); vers 3 zou zijn toegevoegd om Jezus’ soevereiniteit te onderstrepen. De rest van de perikoop heeft een duidelijke opbouw. In vers 4-5 wordt verteld hoe Jezus zijn leerlingen de voeten waste. In vers 6-10 wordt daaraan een eerste duiding gegeven: Jezus als ‘een die dient’ – ben je daarvan gediend? In vers 11-15 volgt een tweede duiding: dienstbaarheid als voorbeeld.

Vers 4-5: de voetwassing is een symbolische actie, enacted parable (Barrett). Jezus liet in een simpele handeling zien wie Hij was. Hij deed werk dat men aan slaven overliet: de voeten van hun meester wassen (en waar er geen slaaf in dienst was, deden vrouwen of kinderen dat). Hij aan wie ‘de Vader alle macht had gegeven’ (vs. 3) nam de gestalte aan van een slaaf (vgl. Fil. 2:7).

In het gesprek met Petrus (vs. 6-10) spelen twee motieven door elkaar. Petrus heeft er moeite mee dat zijn meester zich tot slavenwerk vernedert. Dat nooit! Jezus’ belofte dat Petrus het later zal begrijpen (vs. 7) maakt de voetwassing tot een voorafschaduwing van de vernedering aan het kruis. Achteraf zullen de leerlingen immers gaan zien, zo is de visie in dit evangelie, dat die vernedering een ‘verhoging’ is, dat juist daarin Jezus’ grootheid blijkt. Dan zullen ze ook begrijpen dat al eerder de voetwassing, waarbij Jezus een uiterste aan nederigheid toonde, een teken van die grootheid was.

Hier doorheen speelt een tweede motief: in wat gezegd wordt over gewassen worden en rein zijn, klinken associaties met de doop door. Wellicht is dat latere ‘kerkelijke redactie’, maar het is onmiskenbaar: om ‘bij mij te horen’ moet je je laten wassen (vs. 8). Een noot in de NBV-studiebijbel legt het verband met de doop vooral bij vers 10. Maar juist de overlevering van dat vers is onzeker. In veel handschriften ontbreken de woorden ‘alleen nog de voeten’. Dan is er inderdaad een sterke associatie met de doop: ‘Wie eenmaal gebaad heeft, hoeft zich niet nog eens te wassen, die is helemaal rein.’ Neemt men de woorden ‘alleen nog de voeten’ erbij, dan lijkt vers 10 eerder een alledaagse terechtwijzing na Petrus’ onstuimige vraag om hem ook de handen en het hoofd te wassen: ‘Wie bij een ander aanschuift aan de maaltijd heeft zich thuis al helemaal gebaad en hoeft zich in het huis van zijn gastheer alleen nog de voeten te laten wassen, dat weet je toch?’

In vers 11-15 stelt Jezus zijn optreden ten voorbeeld aan zijn leerlingen: ‘Wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.’ Opvallend is de nadruk die hij erop legt dat hij als hun ‘meester’ en ‘Heer’ dit voorbeeld gaf.

Aanwijzingen voor de prediking

De dag waarvan de avond de opmaat is van de naar christelijk besef donkerste van alle dagen, heet Witte Donderdag. Waarom? Wellicht moet daarover eerst iets worden gezegd. Een deel van het antwoord is dat wit de ‘kleur’ is van de maaltijd, op deze avond gevierd: maaltijd van gedachtenis, maar ook van dankbaarheid, verwachting. Het is ook de ‘kleur’ van Pasen: deze avond loopt vooruit op dat feest.

Dat laatste is in de geest van het Johannesevangelie. Het is goed de eigen benadering van dat evangelie kort te schetsen: Jezus’ lijden, dood en opstanding worden als één beweging gezien, samengevat in woorden als ‘verhogen’ en ‘verheerlijken’. In zijn lijden en dood ‘verheerlijkt’ Jezus God: Hij toont wat voor God het hoogste gewicht heeft, liefde-tot-het-uiterste. En als Hij zo God verheerlijkt, verheerlijkt omgekeerd God ook Hem (vgl. 13:32). Jezus’ dood aan een kruis is bij Johannes vernedering en verhoging tegelijk. Eigenlijk is zijn sterven al direct een opgenomen worden in de sfeer van Gods heerlijkheid. (Kende men ook in johanneïsche kring de hymne die Paulus in Filippenzen 2 aanhaalt: ‘(…) nam de gestalte aan van een slaaf, heeft zich vernederd tot in de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven’?)

Met de voetwassing liet Jezus al vooruit iets zien van dat geheim van ‘vernedering als verhoging’. De meester wordt slaaf en toont juist zo zijn ware grootheid. Dat is een ‘voorafbeelding’ van wat volgt, maar ook een ‘voorbeeld’ voor de leerlingen (13:14v.). Dienstbaarheid, nederigheid als opdracht: daar zullen sommigen terecht tegen steigeren. Is de moraal dat we ons slaafs of kruiperig moeten gedragen? Altijd weer onszelf wegcijferend? Kleine mensen die opzien tegen de grote? Gedachten van Romano Guardini kunnen hier verhelderend zijn. Hij spreekt over de ware ‘deemoed’. Die gaat niet van beneden naar boven (de geringe mens buigt voor zijn meerdere), maar van boven naar beneden. ‘Van deemoed is pas sprake, wanneer het grote eerbiedig voor het kleine buigt,’ wanneer juist de machtige de kostbaarheid van de geringe, kleine erkent. Toen Hij, hun meester en Heer (‘dat zeggen jullie terecht tegen me’, 13:13), hun voeten waste, toonde Jezus aan zijn leerlingen ‘het goddelijk mysterie van de deemoed’. Hier wordt niet de arme of geringe bevestigd in zijn rol van onderdanigheid, maar wordt de sterke, machtige genood de majesteit te zien van wie zwak en machteloos is (aldus Guardini). In die beweging wordt iets zichtbaar van de deemoed van God, ‘die hoog boven zijn woning heeft, en zijn oog richt naar beneden’ (Ps. 113).

Ook over de maaltijd kan in dit kader iets gezegd worden. Degene aan het hoofd van de tafel zegt: ‘Ik ben in jullie midden als een die dient’ (diakonoon, Luc. 22:27). De maaltijd is voorafbeelding van het beloofde, gedeelde leven, maar zet ons er ook toe aan nu al ‘delend’ te leven.

Liturgische suggesties

Vierde Jezus op de laatste avond van zijn leven een pesachmaaltijd? Volgens de synoptici wel. En Hij duidde die maaltijd om tot een gedachtenismaal voor Hem zelf (Marc. 14:22-25 par.). Het Johannesevangelie laat het afscheid van de leerlingen een dag eerder vallen en vertelt hoe Jezus hun bij de maaltijd (geen pesachmaal) de voeten waste. Die tegenstrijdigheid was voor de kerk geen bezwaar om beide tradities bij elkaar te brengen en op Witte Donderdag zowel Exodus 12:15-20 (instelling van Pesach) te lezen en de maaltijd te vieren, als Johannes 13:1-15 te lezen (de voetwassing). In sommige kerken gaat dat laatste gepaard met een liturgische voetwassing. Dat wordt echter daar waar het niet vanouds gebruik is gauw een wat wonderlijke opvoering. Het is mijns inziens verstandig het rituele element in de dienst tot de maaltijdviering te beperken. Die is op déze avond beter op haar plaats dan (zoals in protestantse kerken veelal gebruik werd) op Goede Vrijdag.

‘Ubi caritas et amor, Deus ibi est’ (Gezang 162 Tt) werd oorspronkelijk tijdens de liturgische voetwassing gezongen, maar past ook goed bij de maaltijdviering. Voor verdere liturgische suggesties: Dienstboek – een proeve; De viering van Pasen in oecumenisch verband (Zoetermeer 2002); J. de Jongh, De goede week vieren, Vught 2006. Zie ook M. van Leeuwen, Van feest naar feest, Amsterdam 2005, hoofdstuk IV.

Ik koos de lezingen op deze dag en de volgende dagen uit het Johannesevangelie. Het zijn in leesroosters de meest gangbare.

Geraadpleegde literatuur

De commentaren op het Johannesevangelie van E.L. Smelik (Nijkerk 1948), C.K. Barrett (London 1978), J. Becker (Gütersloh 1984), M. de Jonge (Kampen 1996). Verder: James D.G. Dunn, Jesus remembered(Grand Rapids/Cambridge 2003). Over de voetwassing: R. Guardini, De Heer (Utrecht/Antwerpen 1964, 403vv., 463vv.); zie ook: Theo Zweerman, in: Van Leeuwen/de Haardt (red.), Teksten van mijn leven (Zoetermeer 2007, 148-160).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken