Menu

Premium

Preekschets Johannes 3:16 – Dienst met de straat

Johannes 3:16

Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Schriftlezing: Johannes 3:14-21

Het eigene van de zondag

Op veel (niet alle) plekken waar straatpastoraat bestaat in ons land worden vieringen gehouden. De mensen die daarbij aanwezig zijn, zijn soms straatarm. Dat wil zeggen dat ze op straat wonen. Er spelen onder de kerkgangers vaak allerlei problemen. Een psychische problematiek bijvoorbeeld, al dan niet met een verslaving. Of een maatschappelijke, al dan niet met dak- of thuisloosheid. Of er is in sociaal opzicht averij, al dan niet met gedragsproblemen en een isolement dat daaruit voortvloeit. Toekomst kan in deze context een vreugdeloze notie zijn; hoop een valkuil. Een viering waarin de kerkgangers zich voor Gods aangezicht weer als mens aangesproken voelen, kan dan heel betekenisvol zijn. Tijdens een dienst zie ik de devotie van iemand die bijna alles in zijn leven verloren heeft. Iemand steekt met onvaste handen in grote ernst een kaarsje aan, omdat hij zich ergens herinnert dat hij kan liefhebben. Na een dienst wil iemand zijn favoriete bijbeltekst nog voorlezen. Hij leest Matteüs 7:13, 14 en zegt: ‘Mijn God, wat is dat klote met jouw smalle weg. Ik ben zelfs op straat terechtgekomen.’

In deze dienst klinken grote bijbelwoorden; over/met de bovenstaande tekst zou je eigenlijk alleen hymnisch kunnen spreken (Van Nifterik). Maar als deze woorden ergens bedoeld zijn om Gods evangelie te verkondigen, dan is het hier bij deze mensen. Verdichte troost.

Uitleg

De schriftlezing is het laatste gedeelte van het gesprek van Jezus met Nikodemus. Het antwoord van Jezus dat in vers 10 begint met de verdediging van zijn betrouwbaarheid als getuige van het Koninkrijk van God, mondt uit in uitspraken over het werk van de Mensenzoon als Gods Zoon.

Dit gedeelte staat inhoudelijk los van de aanleiding voor het gesprek dat over de noodzaak gaat om opnieuw geboren te worden – namelijk uit water en geest, vers 5 – om Gods Koninkrijk binnen te kunnen gaan. Deze monoloog van Jezus rondt de ontmoeting met Nikodemus af, die dan nog wel de aangesproken persoon is, maar niet meer in beeld komt. De perikoop heeft een open einde. Nikodemus wordt later genoemd in 7:50 en 19:39.

In vers 14 wordt een verband gelegd tussen de Mensenzoon en de rol van Mozes tijdens de tocht door de woestijn (Num. 21:4-9). De Mensenzoon moet net als Mozes’ bronzen (koperen (nbv)) slang als teken van redding worden opgeheven (hupsoo, verhoogd (nb); zie ook 8:28), nu Hij door God de wereld in gezonden is. In 12:32-34 duidt hetzelfde verhogen op de kruisdood van Jezus.

In vers 15 zijn er grammaticaal twee interpretaties mogelijk, namelijk: ‘opdat wie in hem gelooft, eeuwig leven heeft’ en ‘opdat wie gelooft, in hem eeuwig leven heeft’. , de nbv en de hsv kiezen elk anders. In vers 16 wordt in het laatste deel een bijna identieke frase gebruikt, behalve dat door de tussenvoeging van de woorden ‘niet verloren gaat’ de eerstgenoemde mogelijkheid van vers 15 hier aangewezen lijkt.

Vanuit de notie van het liefhebben (agapao) door God van de wereld (kosmos) (vs. 16a) wordt het geven en zenden van de Zoon (vs. 16b, 17) uitgelegd. In het woordje ‘want’ ligt de verbinding met vers 15. Met kosmos (78 keer in Joh.) wordt niet het ‘al’ als zodanig bedoeld (bij wijze van een harmonie der sferen), maar het geheel van de geleefde mensenwereld. In het gebed van Jezus tot zijn Vader (Joh. 17) komt de verhouding tot de wereld die ook gebrokenheid kent aan de orde. Bijvoorbeeld: ‘Ik bid niet voor de wereld, maar voor de mensen die u mij gegeven heeft’ (17:9) en ‘ze horen niet bij de wereld, zoals ik niet bij de wereld hoor’ (17:16). Verder: ‘Wanneer de wereld je haat, bedenk dan dat ze mij eerder haatte dan jullie’ (15:18; 1 Joh. 3:13). Dit wijst naar zijn dood. ‘Hij (Jezus) had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan’ (13:1); ‘geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden’ (15:13, zie ook Mat. 21:33-42).

De liefde van God voor (de mensen in) de wereld is gewaarborgd in zijn liefde voor Jezus (3:35, 36; 5:20; 10:17). De weg om God lief te hebben via Jezus is johanneïsch; in andere bijbelboeken staat de oproep aan mensen om God lief te hebben op de voorgrond (Deut. 6:5; Mat. 22:37-39; het grote gebod).

Het gered zijn van de mensen in de wereld (zie ook 12:47-50) leidt tot eeuwig leven; een term die verwijst naar het Koninkrijk Gods. Deze woorden staan tegenover oordelen en verloren gaan. Het geloof in (vertrouwen op; pisteuon) Gods Zoon is daarin onderscheidend (vs. 18). De scheiding zelf is het liefhebben van de duisternis en het haten van en het niet-komen tot het licht (vs. 19, 20), tegenover het komen tot het licht (vs. 20, 21). Daarin ligt de keuze van de mensen en zo roepen zij het oordeel (krisis) over zichzelf af.

Het oordeel houdt verband met de daden van de mensen (vs. 19-21; zie ook 5:27-29). Die daden horen bij het duister of ze komen aan het licht in het licht. Het licht zelf oordeelt niet, maar in het licht wordt het zelfgekozen oordeel zichtbaar. Het licht verleidt tot het goede. In 12:46 zegt Jezus: ‘Ik ben het licht dat naar de wereld is gekomen, opdat iedereen die in mij gelooft niet meer in de duisternis is’ (zie ook 9:5).

Aanwijzingen voor de prediking

Het is de kunst om in de communicatie met de kerkgangers het meditatieve en associatieve – waarin zij vaak meesters zijn – te verbinden met het heilzaam benoemen van de harde lichamelijke werkelijkheid van de straat – waarin zij deskundig zijn. Bedreven in het overleven.

Preekschets:

Leven in de duisternis, wat kan dat zijn? ‘Je kent het gevoel dat je het licht niet kan verdragen, alle geluid te hard is, dat je wilt terugkruipen in je schulp. Je verwijt het jezelf. Er zijn zelfbeschadiging, zelfmedelijden, schaamte voor wat is mislukt. Je veroordeelt jezelf, eigenlijk. En dat verlamt.’

Er gebeuren ook onvoorstelbaar nare dingen: er gaan mensen op straat dood. Mensen zijn oneindig eenzaam. Er zijn honger en kou, angst en ziek-zijn van een verslaving. Er zijn ook verwijten die kloppen. Mensen lopen weg bij de verantwoordelijkheid die ze voor elkaar hebben. Verloren lopen is gevangenraken in een vicieuze cirkel. Verloren gaan is elk opbouwend contact verliezen; wegglijden, verzuipen, God kwijtraken.

Jezus is niet gekomen om daarover nog eens te oordelen. Hij/God keurt niet goed dat mensen elkaar in de steek laten; dat weten we ook wel. Maar Jezus is gekomen om te redden.

Dat is misschien gemakkelijk gezegd. ‘Het kan agressief dom klinken; alsof men niet weet waar je het over hebt als je vertelt over de straat. Maar Jezus kent het lijden van alle mensen. In het donker steekt Hij het licht aan: een uitnodiging om te komen kijken. Eerst knipper je tegen het licht, later voel je je verwarmd. Je vindt jouw verloren gewaande kracht omdat Jezus je ziet als waardevol mens. Hij troost tot in de laatste snik, net zo goed als midden in het leven. Dit is eeuwig leven: leven dat hier en nu oneindig goed is. Alsof je opnieuw geboren wordt.’

God geeft zijn Zoon; Jezus geeft zijn leven. Er is geen grotere liefde dan dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden.

Geloof in Jezus is op leven en dood zijn redding aanvaarden. Dat is leven in de Geest van God.

Liturgische aanwijzingen

De diensten duren niet langer dan drie kwartier, soms maar een half uur. Spreek niet langer dan zeven minuten aaneen. Bouw een dienst op met elementen die voor de kerkgangers herkenbaar zijn en waarin zijzelf uitdrukking kunnen geven aan hun geloof. Mensen participeren graag door bijvoorbeeld een bijbelgedeelte of gedicht voor te lezen.

Andere lezingen bij deze dienst kunnen zijn: Jesaja 55:1, 2 als uitnodiging aan mensen die bijna niets hebben voor een maaltijd die Gods feest is. Of 1 Korintiërs 12:1-11 als uitnodiging aan alle mensen om mee te doen en hun talenten te delen.

Gebed is belangrijk. Samen bidden van het Onze Vader is indrukwekkend. Zingen lukt niet altijd, maar bij deze dienst misschien wel: ‘He’s got the whole world in his hands’. Luisteren werkt goed. Hier bij wijze van streetwise kyrië: ‘Fragile’ van Sting, of als slot de gospel ‘Oh happy day’.

Gedicht van Huub Oosterhuis om voor te lezen:

Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Wie wordt ontmaskerd wordt gevonden
en zal zichzelf opnieuw verstaan
en leven bloot en onomwonden,
aan niets en niemand meer ten prooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.

Geraadpleegde literatuur

Dr. M. de Jonge, TT, Johannes, Kampen, 1996. Indien 1 Korintiërs 12 als tweede lezing: Stefan Paas e.a., Geloven in de marge. De eerste brief aan Korinte, Zoetermeer, 2008.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken