Menu

Premium

Preekschets Johannes 3:21 – Eerste Advent

Johannes 3:21

Eerste Advent

Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet.

Schriftlezing: Johannes 3:1-21

Het eigene van de zondag

De waarheid is iets wat je doet. Dat zou een mooi thema kunnen zijn op deze eerste zondag van Advent. Als overkoepelend thema, dat van de Eerste Advent tot en met de Eerste Zondag van Epifanie valt uit te breiden, zou men kunnen kiezen voor: ‘Op zoek naar de waarheid die in Christus wordt gevonden.’ Het Johannesevangelie is geen voor de hand liggende keuze als leidraad in de tijd van Advent op weg naar kerstfeest. Het vierde evangelie kent immers geen kerstvertelling. De evangelist Johannes gaat letterlijk op zoek naar de waarheid die in Christus wordt gevonden. Advent is een tijd van bezinning, kritisch zelfonderzoek, hoop en verwachting, een tijd van ‘wakker worden’. Wat is de relevantie van de Godsidee in een tijd waarin wij gemakkelijk kunnen leven alsof God niet bestaat (etsi deus non daretur)?

Uitleg

Om het woord ‘waarheid’ goed te doen uitkomen, is het goed naast de nbv ook de NBG-51 te lezen: ‘Wie de waarheid doet, gaat tot het licht.’ Kunnen wij de waarheid kennen? ‘Nee,’ zegt de scepticus Pilatus: ‘Wat is waarheid!’ ‘Ja,’ zegt de evangelist, ‘let op de komst van Gods Woord onder de mensen.’ Mensen kunnen zich uitgedaagd voelen om daadwerkelijk op zoek te gaan naar waarheid die bevrijdt. Zo gezien is de waarheid die in Christus wordt gevonden een gekwalificeerde waarheid: verborgen echtheid die tot openbaring komt. Er bestaat een duistere waarheid der wereld, een leugenachtige werkelijkheid waartoe het leven in de wereld kan verworden. Maar de waarheid die in Christus wordt gevonden leidt mensen tot het licht der schepping, zodat zij hun leven leren zien als een scheppingswonder Gods. Dit is de waarheid die mensen verbindt, aan elkaar en aan God. Daartoe kan kerstfeest mensen de ogen openen.

Wijzelf zijn de wijngaard waar de profeten van spreken, wij mensen zelf zijn die vruchtbare heuvel. Er is in ons geïnvesteerd. De God van Israël wordt in de Jesajatekst (Jes. 5:1-7) getekend als de Heer van de oogst. Hij verwacht iets terug. In de taal van het profetenboek Jesaja: God verwacht gerechtigheid (mispath) en rechtvaardigheid (tsdaka), Hij verwacht van mensen dat ze, voorzien van al zijn waarachtige woorden, komen tot daden van recht en rechtsbetrachting, dat is zijn hoop. Maar in een Hebreeuws woordspel dat zelfs in het Nederlands nog overkomt, blijkt Gods grote teleurstelling, want het was: onrecht en rechtsverkrachting. Israëls zelfverstaan, zichtbaar in het verhaal van het verval van de wijngaard, kunnen wij goed op onszelf en de wereld als Gods schepping betrekken. Mensen dragen een eigen verantwoordelijkheid en zo vaak nemen zij die niet. Dat geldt in het groot, wat betreft oorlog en vrede, de wijze waarop wij omgaan met de natuur en ons handelen met het leven. Dat geldt in het klein, hoe mensen omgaan met elkaar. Toch eindigt het lied van de wijngaard, dat waarschijnlijk een zeer oud Israëlitisch gedicht is, niet met verwoesting, maar met de bange vraag wat er nu moet gaan gebeuren, wat er zal gaan gebeuren… in de toekomst. Het lied van de wijngaard heeft, ondanks alle dreiging, een open einde.

Tegen deze achtergrond kan het gesprek van Jezus met Nicodemus worden getekend, zoals dat in het Johannesevangelie staat, een wonderlijke ontmoeting. In feite barst het verhaal van de symboliek en is deze weergave nauwelijks voorstelbaar als een letterlijk verslag. Deze ontmoeting staat helemaal in het teken van dat open einde waarop het lied van de wijngaard is uitgelopen, want, zo staat er: ‘God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde’ (vs. 17). Nicodemus treedt immers op als vertegenwoordiger van Israël, oprecht en belangstellend, iemand die onbevangen naar de daden van Jezus wil kijken en die bereid is zonder vooroordeel naar zijn woorden te luisteren. Deze open houding kan niet worden gemist wanneer mensen iets van Godswege willen ervaren. Maar Nicodemus komt ’s nachts en ook dat is veelzeggend. Er is iets geheimzinnigs aan deze ontmoeting, alsof het eigenlijk niet mag en inderdaad, hij komt vanuit het duister tot het licht, alleen of hij dat zelf beseft? Dat is de vraag. De scheldnaam ‘nicodemieten’ is in de kerk, onder andere door Calvijn, gebruikt voor hypocriete mensen die de waarheid wel kennen, maar het niet durven daarvoor uit te komen.

Aanwijzingen voor de prediking

Een geloofsovertuiging is geen waarheid van twee plus twee is vier en van ‘neem dat nou maar aan’. De waarheid die in Christus wordt gevonden is ook geen waarheid die andere, misschien wel niet-christelijke plaatsen van waarheidsvinding zou willen uitsluiten. Integendeel, alles wat mensen doen telt mee, als het gaat om deze visie op Gods Koninkrijk. Menselijke ‘containers’ worden als het ware bij voorbaat gerelativeerd. Juist in het slot van het gesprek met Nicodemus wordt dit zo mooi en duidelijk verwoord: wie kwaad doet, haat het licht en gaat niet tot het licht, maar wie de waarheid doet, die gaat tot het licht. Te ontdekken dat God daar iets mee te maken heeft, praatje niemand aan. Dat is een persoonlijke ervaring. Op heel ingewikkelde dingen gaat een helder licht schijnen, Gods licht, het licht van de schepping. De waarheid is iets watje doet.

Wat is hier de waarheid? Kan een mens de waarheid over God en mensen kennen? Is dat mogelijk? Zonder in hoogdravende epistemologische speculaties te vervallen, geeft de Johannestekst intrigerende ingangen. ‘Wij weten,’ zegt Nicodemus, ‘dat Gij van God gekomen zijt als leraar.’ Maar wat bedoelt hij daarmee? Wat is dit voor weten? Kun je zoiets werkelijk weten? Dat ‘weten’ is in deze teksten en in heel het Johannesevangelie niet zomaar een woord. Het gaat om een diepzinnig weten, een beseffen, een ‘schouwen’ in waarheid, de beleving van een moment van openbaring. En dat is wat Jezus belichaamt: een ‘weten’ dat beseffen is. Zelf zegt Hij: ‘Wij spreken over wat we weten en we getuigen van wat we gezien hebben…’ Dit doorleefde kennen van de waarheid staat centraal in het vierde evangelie.

Wij leven in een tijd die bol staat van de informatie. Wij weten veel meer dan vroegere generaties, denken veel mensen. Cumulatief is dat wel waar, als het gaat om de mensheid. Maar daarom hoeft een mens nog niet wijzer te zijn. Het motto van de informatietechnologie is geworden ‘dat zoeken we op’ en door middel van internet en talloze toepassingen daarvan is in principe oneindig veel kennis voor gewone mensen beschikbaar gekomen door een druk op de knop. Dat is op zichzelf mooi en zonder meer een wereldrevolutie als het gaat om toegankelijkheid en de uitwisseling van kennis. Maar wij kunnen natuurlijk niet zeggen dat wij al die dingen die wij kunnen opzoeken dan ook werkelijk weten. Beschikbaarheid van informatie betekent nog lang niet dat je er dan ook iets van snapt. Het leggen van verbanden, weten hoe je losse kennis tot een zinvol verhaal kunt ordenen, beseffen wat de betekenis van feiten is, wordt door veel mensen heel moeilijk gevonden, laat staan dat je al die dingen kunt onthouden. Het verwerken van informatie tot een eigen levensbeschouwing, waardoor je daden richting krijgen, is iets waarmee veel mensen moeite hebben. Te veel kennis kan net zo goed een belemmering zijn als te weinig kennis, wanneer het gaat om het vinden van de waarheid. Soms zie je ineens door de bomen het bos niet meer en weet je niet meer hoe het moet: leven.

‘Opnieuw geboren worden…’ Dat is, vanzelfsprekend, niet letterlijk bedoeld, hoe graag sommige mensen die vreselijke dingen hebben meegemaakt dat misschien ook zouden willen. Dit is ons niet gegeven: letterlijk totaal opnieuw beginnen. Als gevolg daarvan zijn er mensen die zich afsluiten, gaandeweg meer en meer, naarmate hun levenswonden en teleurstellingen toenamen; zijn sommige mensen om zich te beschermen zich gaan terugtrekken en ten slotte soms zelfs opsluiten. Dit is het drama van mensen niet langer op zoek, verward in de fuik van het zelfgekozen isolement. Deze bescherming tegen de pijn is begrijpelijk en toch is ze de oplossing niet. Op de lange duur is het middel erger dan de kwaal. Je komt er niet meer uit.

Doop en avondmaal, de kerk zelf – zij functioneren, wanneer telkens opnieuw de feiten van het leven geestelijk kunnen worden verwerkt. Mensen worden in staat gesteld Gods altijd komende Koninkrijk te betrekken op de feiten die hen overkomen. Zo worden mensen telkens opnieuw uit water en Geest geboren.

Liturgische aanwijzingen

Voorafgaande aan het evangelie kunnen gelezen worden: Jesaja 5:1-8 en Romeinen 13:11-14. Mogelijke liederen zijn: Psalm 25:1, 2 en 3; Tt nr. 125; LvdK Gezang 130; Gezang 124 en Gezang 117:1, 3 en 7.

Geraadpleegde literatuur

W. Stoker en H. Vroom, Verhulde waarheid. Over het begrijpen van religieuze teksten, Zoetermeer 2000.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken