Menu

Premium

Preekschets Johannes 4:24 – Derde Advent

Johannes 4:24

Derde Advent: Gaudete

Want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in Geest en in waarheid.

Schriftlezing: Johannes 4:1-26

Het eigene van de zondag

In het kader van een overkoepelend thema ‘Op zoek naar de waarheid die in Christus wordt gevonden’, nu het thema: ‘Aanbidden in Geest en waarheid.’

Uitleg

De geschiedenis trekt haar sporen. Ook de jongste kinderen worden belast met de erfenis van een ten dele tragisch verleden. Zo waren joden en Samaritanen in de tijd van Jezus vanwege gebeurtenissen die in toen al weer oeroude tijden hadden plaatsgevonden, vreemd voor elkaar. Hun omgang met elkaar is te typeren door wantrouwen en vijandigheid en strijdige waarheidsclaims wat betreft de relatie tot God. In 721 voor Christus waren veel Israëlieten die woonden in Samaria door Assyrische legers weggevoerd in ballingschap om nooit meer terug te keren. De nakomelingen van achtergeblevenen werden in de tijd van Jezus als rasonzuivere godsdienstige bastaarden beschouwd. ‘Joden gaan niet met Samaritanen om’ (Joh. 4:9). Moet je dat nog uitleggen? Vandaag snappen veel lezers misschien niet waar ze zich druk om maakten, totdat wij het durven om te denken aan de waterdichte scheidingen tussen groepen in onze eigen samenleving. Nederlanders gaan toch ook niet om met Marokkanen?

Hoewel de ontmoeting van Jezus bij de bron met de Samaritaanse vrouw heel goed echt gebeurd kan zijn, staat de manier waarop de evangelist Johannes dit gesprek beschrijft, bol van de symboliek. In die zin stijgt de vertelling volstrekt boven het incidentele uit. De vrouw uit Sichar is bepaald geen onberoerde bruid. Haar vele mannen verwijzen naar de pijnlijke waarheid van een verscheurd hart en een verbrokkeld leven. Zij komt weliswaar aan de bron, symboliek voor verlangen naar zuiverheid, maar op een tijdstip dat geen andere vrouw daar wil zijn, op het heetst van dag. Daar ontmoet zij niemand anders dan Jezus, die straks, op ditzelfde tijdstip, midden op de dag, zal hangen aan het kruis, buiten de poorten van Jeruzalem. Deze vrouw is voor de evangelist niet alleen zichzelf. Zij verbeeldt Samaria als ontrouw volk van God. ‘Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.’ Dit is niet alleen de vraag naar een echtgenoot. De evangelist hoort hierin ook de vraag naar trouw aan de ene God. Van de Samaritanen is bekend dat zij vijf góden aanbaden, restanten uit de vermenging met het heidendom. Deze Vrouwe Samaria blijkt vijf mannen te hebben gehad, maar de ware Jakob heeft zij niet. Zij weet dat de Messias komt, die Christus genoemd wordt en dat die haar alles zal verkondigen. Jezus zei tegen haar: ‘Dat ben ik, die met u spreekt.’

Aanwijzingen voor de prediking

Deze mens is geen gewone man. Jezus Christus is ‘de bruidegom’, Johannes de Doper had het al gezegd, die komt om zijn bruid, dat is zijn volk, dat God aanbidt in Geest en in waarheid. Maar dat kan tenslotte niet beperkt blijven tot de etnische afgrenzingen van het joodse volk. Samaritanen, het is nog maar de eerste stap, het gaat om alle volken. Dit wordt de lezers in geheimtaal gezegd daar bij de bron van Jakob, de plaats die symbool staat voor de onuitputtelijke erfenis van Israël. Zo’n bron komt aan water door middel van infiltratie van regenwater, gevallen in de korte regentijd en vastgehouden in poreuze gesteenten, doorsijpelend naar een diepste punt, waaronder een hardere laag gesteenten ligt, die het tegenhoudt. Men noemt dat ‘levend water’, het komt uit een onderaardse stroom, in tegenstelling tot water opgeslagen in ‘cisternen’, rotsholen in de grond, die zuiver dienst deden als hermetisch afgesloten opslagtanks. Dat vloeit niet en blijft niet eindeloos goed. Zo is godsdienst zonder voeding, zonder communicatie met de omgeving, dood. Iedere traditie, ook het christendom, kan uitlopen op een doodlopende weg, een systeem zonder betrekkingskracht als het gaat om de waarheid van mensenlevens.

Men kan de vete tussen joden en Samaritanen als illustratief presenteren voor elkaar uitsluitende tradities. Geen stap komt men dichter bij elkaar en er zal ook geen enkele beweging komen zonder besef dat het er ten diepste niet om gaat wat Gods volk voor God kan doen, maar dat het wanneer de waarheidsvraag in het geding is, beslissend is wat God kan doen voor mensen. De rollen worden omgedraaid, zoals bij Jezus en de vrouw bij de put. Hij geeft haar te drinken. Het gaat, zoals Jezus zegt tot de Samaritaanse, om de gave Gods en wie het eigenlijk is die zegt: ‘Geef mij wat te drinken’; als je je dat realiseert, ga je Hem te drinken vragen: godsvertrouwen rakend aan de vragen van het leven nu, godsdienst die niet verzuurt.

Dorst is een primaire, altijd actuele levensbehoefte. Zoals aan het kruis, vraagt Jezus hier bij deze bron om water, op het midden van de dag (Joh. 19:28). Dorst staat vaak symbool voor verlangen naar gerechtigheid en water lijkt dan direct betrekking te hebben op de Thora die zowel bij joden als bij Samaritanen hoog stond aangeschreven. Echter, het gaat niet om de letter, maar om de geest en of een mens zich van harte betrokken kan voelen. Levensdorst laat zich niet stillen in een formule of in vele woorden, ook niet die van een belijdenis, of in een veelheid van (kerkelijke) activiteiten, of in bergen (goedbedoelde) aandacht. De onrust van ons hart kan worden verstaan als een hunkering naar God. Augustinus (354-430) schreef in zijn Belijdenissen: ‘Gij [Heer], wekt [een mens] er toe op, dat het zijn lust is U te loven, want Gij hebt ons geschapen tot U en ons hart is onrustig, totdat het rust vindt in U…’ (Confessiones, 1,1: Inquietum est cor nostrum, donec resquiat in te.) Maar hoe komt een mens daartoe? Augustinus voegt er veelbetekenend aan toe: ‘Laat mij, Heer, weten en inzien, wat voorafgaat: of U aan te roepen of U te prijzen, en of U te kennen voorafgaat, of U aan te roepen. Maar wie roept U aan, wanneer hij U niet kent?’

Wat is waarheid als het gaat om God en mensen? Kunnen wij God kennen? Of aanbidding dan waarachtig is, wordt niet gegarandeerd de juiste geloofstraditie. Van wie de waarheid onder woorden wil brengen in zijn of haar contact met God wordt een eerlijkheid gevraagd die pijn kan doen. Terwijl de vrouw bij de bron naar de letter de waarheid spreekt, technisch juiste informatie geeft over haar, laten we zeggen, burgerlijke staat, zij heeft immers geen echtgenoot, spreekt zij de waarheid niet. Zij vertelt Jezus in eerste instantie immers niets over wat er werkelijk leeft in haar hart, aan liefde en teleurstelling, aan warmte en kou, aan dorst. Maar Jezus communiceert op het niveau van het hart en dat is de laag waarin oprechte gebeden wortelen. Aanbidden in Geest en in waarheid is niet gemakkelijk. Maar al te vaak speelt het verstand mensen parten, verliezen wij alle spontaneïteit en raken wij volstrekt geblokkeerd in ons zoeken naar God. ‘Wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren,’ schrijft Paulus (Rom. 8:26). Jezus spreekt bemoedigend: ‘De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden’ (Joh. 4:23).

Sporen van wonden uit het verleden zijn in de samenleving en in ons persoonlijk leven niet weg te denken. De gemeente van Christus verzamelt zich rond pleisterplaatsen op de levensweg, te beschouwen als bronnen in de woestijn. In de geest van de Jesajaprofetie gelooft de gemeente dat God daar telkens opnieuw herscheppend aanwezig is. Brood en wijn worden ontvangen uit Gods hand. God doorzoekt de harten (Rom. 8:27 nbg-51), zo is Hij vanouds ook in het Oude Testament bekend (vgl. 1 Sam. 16:7; 1 Kon. 8:39), aan Hem alleen zijn de diepste geheimen van de geest bekend.

De zeventiende-eeuwse filosoof en gelovige Blaise Pascal (1623-1662) zegt in zijn boek Gedachten: ‘Het hart heeft zijn eigen redenen, waar de rede niets van weet; aan talloze dingen merken we dat. Ik beweer dat het hart van nature van het hoogste wezen houdt en van nature van zichzelf houdt, al naar gelang het zich er aan overgeeft, en dat het zich, al naar het verkiest, voor het ene of het andere afsluit. U hebt het ene verworpen en het andere behouden. Is het uit verstandelijke overwegingen dat u van uzelf houdt? Het is het hart dat God waarneemt, niet het verstand. Dat is geloven: God in het hart voelen, niet met het verstand’ (Pascal, 180, no. 423-424). Wij kunnen met ons verstand veel over God leren en bedenken en dat heeft nut. Maar als wij hem aanbidden in Geest en in waarheid, dan doen wij dat met ons hart.

Liturgische aanwijzingen

De derde Adventszondag is de zondag waarop het wit van Kerstfeest door het paars heen schijnt: Gaudete, ‘Wees verheugd’ (Fil. 4:4). Ook in de themakeuze kan op deze (rose) zondag iets van vreugde om geloofsgroei doorklinken. Eventueel andere teksten in deze dienst te gebruiken: Jesaja 35:1-10 en Romeinen 8:22-27. Liederen: LvdK Psalm 85:1 en 3; Tïnr. 125:1, 2, 3, 6, 7 en 8; Awn IV,12; Tt nr. 49; LvK Gezang 89; Tt nr. 127; als de Maaltijd van de Heer wordt gevierd, Tt nr. 132 en LvdK Gezang 125.

Geraadpleegde literatuur

Augustinus, Confessiones, 1,1; B. Pascal, Gedachten, Amsterdam 1997; J.A. Fitzmyer, Romans, Londen 1993, i.z. 519; J. Marsh, Saint John, Harmondsworth 1988, i.z. 211.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken