Menu

Premium

Preekschets Johannes 4:7 – 3e zondag van de veertigdagentijd

‘Geef mij te drinken’

Thema: Water dat meer dan water is

Schriftlezingen: Exodus 2:15-22, Johannes 4:1-26

Het eigene van de zondag

Deze zondag ‘Oculi’ ontleent zijn naam aan de vaste psalm, Psalm 25:15: ‘Mijn ogen zijn vast op de Heer gericht.’ De zondag lijkt minder karakteristiek dan de twee voorafgaande, die de veertigdagentijd inluiden.

Uitleg

Het verhaal over Jezus’ ontmoeting met de Samaritaanse vrouw staat niet op zichzelf. In het voorafgaande hoofdstuk vindt een eerdere ontmoeting plaats, met een geleerde Farizeeër, Nikodemus. Hij wordt sympathiek getekend: hij schiet Jezus niet af maar is oprecht belangstellend. Het thema is ‘opnieuw geboren worden’ en Nikodemus vraagt zich af wat hij zich daarbij moet voorstellen. Het gesprek vindt plaats in de nacht.

Nu stappen we van de nacht zomaar over op de klaarlichte dag, rondom 12.00 uur. Nu geen ontmoeting met een man maar met een vrouw. Niet met een joodse maar met een Samaritaanse, een ‘half-joodse’, al is dat geen adequate formulering. In elk geval met iemand die de Thora ook kent.

Hierna vindt er nog een ontmoeting plaats, in Kana, nu met een Romeinse of een aan de Romeinen gelieerde ambtenaar (Johannes 4:46-53). Bij elkaar vormen deze drie perikopen een reisverhaal ‘naar buiten’: Jeruzalem, Samaria, Kana (Galilea).

Jezus is op weg naar Galilea en ‘moest’ (edei) door Samaria gaan. Dat ‘moest’ slaat niet alleen op de navigatie: vanuit noord naar zuid en vice versa is de route over het Samaritaanse heuvelland via Sichem vanzelfsprekend. Maar het is een theologisch moeten: de ontmoeting moet worden gezocht.

In onze tekst wordt van Sichar gesproken. Dat plaatsje wordt verder nergens in de bijbel genoemd. Het gaat in elk geval om de put van Jakob, die een paar honderd meter van Sichem, nu Nabloes (‘Neapolis’) ligt.
Daar strijkt Jezus neer, terwijl zijn leerlingen in de omgeving een maaltijd regelen. Dan verschijnt er een Samaritaanse bij de put en begint een gesprek. De Samaritaanse is gekomen om water te putten. Opvallend. Wie doet dat in vredesnaam om 12 uur, in de hitte van de dag? Water wordt ’s morgens door de vrouwen geput. Het is ook een sociaal moment. Kennelijk heeft deze vrouw daar geen oren naar. Johannes vertelt weinig over haar. Dan blijft er veel te raden over. Waarom komt de vrouw nú? Mogelijk ligt ze eruit omdat ze, wat we later pas horen, vijf mannen heeft gehad. Daarmee is ze zomaar in de buurt veroordeeld en zeker ook bij de standaard-bijbellezer. Maar waarom? Misschien is ze weggezet als een onvruchtbare, zoals Tamar ooit (Genesis 38:11). Wat we als enige te horen krijgen is dat haar zesde man haar man niet is, maar daar zit een bijzonder verhaal achter (zie beneden).

De ontmoeting begint met een verzoek: ‘Heb je wat te drinken?’
De Samaritaanse is alert: de etiquette schrijft voor dat Joden niet met Samaritanen omgaan.

Intermezzo: Samaritanen

Het is oud zeer van lang geleden, die deze gewoonte verklaart. Ooit verwoestten de Assyriërs in 721 Samaria. De lagere landsbevolking werd achtergelaten in een verwoest land. Andere volken werden ‘geïmporteerd’ en hebben zich met de oorspronkelijke Israëlitische bevolking vermengd (2 Koningen 17:24). Zo ontstonden de Samarianen (let op: het ontbreken van de ‘t’ is geen schrijffout). Ze herstelden het heiligdom in Sichem en zo ontstond er gaandeweg een met Jeruzalem concurrerend heiligdom en gaat men van Samaritanen spreken.

Er zijn nog steeds Samaritanen, een kleine 800, behalve in Nabloes ook wonend in Holon, ten zuiden van Tel Aviv; en er worden daar tot de dag van vandaag met Pesach offers gebracht.

(Vervolg uitleg)

Het gesprek wordt naar een hoger niveau getild: Jezus stapt van H2O over op levend water. Dat is een gave van God. En hij vraagt aandacht voor zijn eigen rol: ‘Als je eens wist wie het is die met je spreekt, als je eens wist van dat bijzondere water…’

De vrouw is niet voor één gat te vangen. Ze is ad rem, en mijns inziens moet je vers 11 ironisch en scherp lezen: ‘Als u dat water wilt tappen, moet u wel een emmertje meenemen, mijnheer, want de put is diep. Hoe komt u anders aan dat levende water? Dit water hebben we gekregen van onze vader Jakob. Welk water hebt u in de aanbieding? Of voelt u zich soms meer dan Jakob?’

‘Het water dat Jakob heeft gegeven, daarmee is je dorst niet voorbij. Die komt steeds weer terug. Maar dit levende water komt uit een andere bron, die zit in je, en die blijft maar stromen.’

De vrouw steekt de draak met Jezus’ uitleg, weer klinkt het ironisch: ‘Dat is mooi makkelijk, dat scheelt me een dagelijks loopje naar de put hier.’

Nu stuurt Jezus het gesprek anders aan: of ze haar man wil gaan halen. Die heeft ze niet, zegt ze. En Jezus bevestigt dat, al gaat het hem om meer dan een echtgenoot. Dat blijkt uit Jezus’ reactie: ‘Je hebt vijf mannen gehad, deze is je man niet.’ Wie is dan de zevende? Dat is Jezus zelf. Vijf en twee: het is een theologische optelsom. Niet drie en vier maakt zeven maar vijf en twee: vijf dagen manna rapen en dan voor twee dagen als het sabbat wordt; vijf broden en twee vissen; vijf mannen in een boot en nog twee (Johannes 21: 2).

De bruidegom ontmoet de bruid bij de waterput. Eliëzer vindt er Rebekka; Jakob ontmoet er Rachel; Mozes zijn Sippora. Het zijn allemaal beelden die bijdragen aan het beeld van het grote huwelijk tussen hemel en aarde, waarmee de Schrift in Openbaring 21 en 22 eindigt.

Het wordt de vrouw te heet onder de voeten. Ze stapt van het onderwerp af en probeert Jezus daarin mee te nemen: van het levende water naar iets banaals als ‘Waar moeten we bidden?’ Zoals we dat heden ten dage nog steeds een beproefde gesprekstechniek vinden. Je vraagt ‘Wat vindt u van de klimaatverandering?’ en je bent vaak meteen waar je wezen wilt, of in elk geval weg waar je niet wezen wilt.

De reactie van Jezus is: ‘Het maakt niet uit waar je bidt, wel hoe je bidt: in geest en in waarheid.’ Nu zijn we waar de hele ontmoeting op was gericht: de ontmoeting van deze vrouw met de God van Israël. En degene met wie ze spreekt, is zijn Messias.

Aanwijzingen voor de prediking

Ik zou het verhaal gewoon vertellen. Het heeft zoveel zeggingskracht dat je er alleen maar afbreuk aan kunt doen als je óver het verhaal gaat preken. Wel kun je het een christologische spits geven. Jezus vraagt bij Johannes immers nog een keer om water, en wel aan het kruis: ‘Ik heb dorst’ (Johannes 19:28). Hij heeft dorst geleden, opdat wij het levende water zouden ontvangen. Eenzelfde stap als: hij heeft de zure wijn gedronken, opdat wij de goede wijn voorgezet zouden krijgen. Die lijnen zijn zo veelzeggend: geef ze de ruimte.

Voor de jongeren

Jongeren zijn geholpen met een goed verhaal. Daarmee neem je jong en oud in. Dan moet je wel meteen midden in het verhaal duiken, dus niet eerst een hele aanloop maken. Een voorbeeld van een directe opening: ‘Je moet niet goed snik zijn om op een snikheet moment water te komen putten.’

En bij het slot precies zo. Als je wilt eindigen met een christologische spits, zou ik niet meer zeggen dan wat hierboven staat bij aanwijzingen voor de prediking. Elk praatje daaromheen doet afbreuk aan het verhaal.

Liturgische aanwijzingen

De zondag is genoemd naar een tekst uit Psalm 25 en ik zou in elk geval vers 7 daarvan laten zingen. Het is wat innig, maar daar krijg je niets van.
Verder kun je, heel klassiek, NLB 653:1,3 en 7 laten zingen. Mooi berijmd!
En verder natuurlijk een huwelijkslied, als je dat even uitlegt (‘We zingen voor bruidegom en bruid, de hemel en de aarde’ of iets dergelijks.) NLB 788 is geschikt, maar uiteraard lang niet het enige geschikte huwelijkslied.

Geraadpleegd

  • Jan Nieuwenhuis, Johannes de Ziener, het evangelie, de brieven en de openbaring, Kok, Kampen, 2004.

  • Jan C.M. Engelen, Johannes 1-6, Kok, Kampen, 1983. Zie ook www.janengelen.nl

  • H.N. Ridderbos, Het evangelie naar Johannes. Deel I, Kok, Kampen 1987.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken