Menu

Premium

Preekschets Johannes 6:11

Johannes 6:11

Zevende zondag na Pinksteren

Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten.

Schriftlezing: Johannes 6:1-15

Het eigene van de zondag

Ook nu staat het vrij een invalshoek te kiezen die leidt tot overdenken wat kernachtig bij het gemeente-zijn behoort. Mensen gaan in deze tijd op vakantie en maken kennis met andere kerkelijke tradities dan ze thuis of in Nederland gewend zijn. Ook het deelnemen aan het heilig avondmaal of de eucharistie hoort daar soms bij. De verdeeldheid van de kerken vindt nog altijd een van haar oorzaken in de verschillende opvattingen over de betekenis van de maaltijd van de Heer. Het is goed dat men enige schroom heeft voor de gewoonten bij de viering van het avondmaal in een andere gemeente. Dat is een uiting van respect. Het lijkt me niet goed als we blijven denken dat ook de Bijbel geen ruimte geeft aan de gastvrijheid. Deze schets wil een bijdrage leveren aan de onderbouwing van dit standpunt.

Uitleg

Opvallend is dat Matteüs twee maal de wonderbare spijziging vermeldt, Marcus evenzo en Lucas eenmaal. Johannes vermeldt de gebeurtenis met het brood en de vissen met een uitgebreide toelichting die als centrale kern heeft: ‘Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage’ (6:53 NBG). We hebben met de wonderbare spijziging dus te doen met een kern van de betekenis van Jezus. In zijn boek Jezus van Nazaret legt Joseph Ratzinger boeiende verbanden met de eucharistie. Hij spreekt ook over de vele exegeten die de broodrede hebben verprutst! (Ratzinger, 247 vv.)

Voor dankzegging gebruiken de synoptici het werkwoord eulogein. Het heeft de betekenis van ‘zegenen’, benedicere. Van de synoptici spreekt Matteüs ook van eucharistesas (15:36), evenals Johannes (6:11). Eucharistein is meer ‘dankzeggen’, gratias agere (Schmoller, 203, 206). Het staat wel vast dat Jezus gebeden heeft als de Joden, rechtstreeks de ogen opheffend tot de Vader (ThWNT, 800). Het valt ook op dat Paulus op verschillende plaatsen eucharisteoo gebruikt (o.a. Hand. 27:35; Rom. 14:6; 1 Kor. 14:18). Paulus spreekt wel over to potèrion tès eulogias, de beker der dankzegging (1 Kor. 10:16). In ieder geval zijn deze twee werkwoorden van belang. Er is geen sprake van magie, maar van rechtstreeks contact met God. Het valt bij de synoptici op dat Jezus het brood aan de leerlingen geeft, die het weer aan de scharen moeten doorgeven (bijv. Mat. 14:19). Bij Johannes deelt Jezus na de dankzegging zelf het brood uit. Ook deelt Hij de vis zelf uit.

De leerlingen krijgen de opdracht te verzamelen. Niets mag verloren gaan. Dat, gerelateerd aan het eerste ‘Ik ben’-woord, maakt nieuwsgierig. Alle vier de evangelisten laten de broodspijziging plaatsvinden op een eenzame plek, waar de schare (ochlos) Jezus opzocht. De schare is in de Bijbel meestal een aselecte verzameling mensen. De motieven om te volgen kunnen velerlei zijn. Wegsturen is daarom geen optie. ‘De schepping, de mensheid, zal eens bestaan als een schare, die niemand tellen kan, met palmtakken in hun handen (Openb. 7:9). En deze gemeenschap zal de apostolische vorm hebben’ (Noordmans, 261).

Johannes vermeldt apart als locatie Galilea. ‘Daar in Galilea, rond de zee, vindt nu een beslissende openbaring van Jezus plaats, zijn eerste ‘ik ben’-woord (Nieuwenhuis,129).

Johannes adstrueert dat door te zeggen dat het tegen Pesach liep. De confrontatie met de Joden is ophanden. Zij zullen ook uitdrukkelijk navraag doen over de betekenis van het brood omdat ze met Mozes ook wonderbare ervaringen met brood hebben gehad (vs. 30vv.). De tegenstelling tussen Mozes en Jezus komt gaandeweg op scherp te staan. Voor de mensen was het duidelijk: hij is de profeet die in de wereld komen zou (vs. 14). Het onbegrip moet groot geweest zijn toen Jezus ging uitleggen dat dit niet het geval was. Hij was ook niet hun koning zoals ze zouden willen. Het koningschap ligt in het broodteken. ‘De broodverdeling is eucharistie avant la lettre’ (Nieuwenhuis, 132).

Aanwijzing voor de prediking

Wie de tafelgebeden uit het Dienstboek, een proeve (p.184-336) leest, kan geen andere conclusie trekken dan dat het verschil tussen de gebezigde liturgische taal en de taal van de klassieke avondmaalsformulieren (Dienstboek p. 337vv.) groot is. Het is niet alleen een verschil in taal, het is een verschil in beleving. In veel kerkelijke gemeenten is sprake van de maaltijd van de Heer als een gebeurtenis die in het ‘open veld’ plaatsvindt. Allen zijn genodigd. Zoals de schare die meetrekt, wordt uitgenodigd om te gaan zitten en door Jezus meegenomen wordt in de dankzegging tot God. Het missionaire en het belijdende komen daardoor meer en meer dooreen te lopen. Is dat ernstig of wenselijk?

Het ‘delen’ dat bij de synoptici naar voren komt, staat niet in contrast met de perikoop in Johannes, waar Jezus zelf deelt. Jezus is niet de eenzamer priester die ‘hocus pocus’ doet. Hij is de van God gegeven voorganger die wijst op zijn Vader in alles wat Hij doet. In de oecumenische beweging, zeker in ons land, wordt dit herkend en erkend en als een groot goed bewaard én gevierd. Als dat niet zo is of nog niet kan, dan verdient dat respect van beide kanten. Het verdient mijns inziens geen bijbels-theologische berusting.

Liturgische aanwijzingen

Aanvullende lezingen: 2 Koningen 3:38-41 en 1 Korintiërs 10:14-17. Liederen: Psalm 65:1, 4, 5; Psalm 119:59; Gezang 465:1, 2, 3; Gezang 480:1, 4, 5 (Lvdk); Gezang 210 (Tt).

Geraadpleegde literatuur:

Dienstboek, een proeve, Zoetermeer 1998; Alfred Schmoller, Handkonkordanz zum griechischen Neuen Testament, Stuttgart 1963; Jan Nieuwenhuis, Johannes de Ziener, Kampen 2004; O. Noordmans, Verzamelde Werken VIII, Kampen; ThWNT Band II; Joseph Ratzinger (Benedictus XVI), Jezus van Nazaret, Tielt 2007.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken