Menu

Premium

Preekschets Johannes 8:12 – Kerst

Johannes 8:12

Eerste Kerstdag

Ik ben het licht voor de wereld.

Schriftlezing: Johannes 8:12-20

Het eigene van deze dag

Op de eerste kerstdag komen minder gasten dan in de kerstnachtdienst naar de kerk. De dienst heeft meer het karakter van een gezinsdienst. Omdat in de kerstnacht over Lucas 2 is gepreekt, is nu gekozen voor een minder voor de hand liggende tekst, die in eerste instantie aansluit bij de gedachten die mensen bij het Kerstfeest hebben. Het is belangrijk dat ook in deze dienst uit Lucas 2 wordt gelezen, zeker met het oog op de aanwezige kinderen.

Uitleg

Wanneer Johannes 7:53-8:11 wordt gezien als later ingevoegd, kan worden geconstateerd dat de verzen 12 en volgende, net als 7:37 en volgende, op het Loofhuttenfeest zijn gesproken. Overigens is dat niet noodzakelijk; de afwezigheid van de ‘scharen’ doet vermoeden dat het feest is afgelopen. De herinnering aan de verlichting tijdens het kort ervoor gevierde feest voldoende zijn geweest voor de hoorders van die tijd. Deze verlichting herinnerde aan de vuurkolom die het volk Israël door de woestijn geleidde. De uitspraak van Jezus in vers 12 als een reactie op de discussie uit 7:40-44 worden opgevat.

Ego eimi (vs. 12) legt sterke nadruk op het ‘Ik’ en roept opzettelijk associaties op met de Godsnaam ‘Ik ben’ (Jhwh). Ook noemt Jezus zichzelf niet ‘een licht’, maar hét licht. Hij geeft hiermee een pretentie aan waardoor ideeën over Hem als één van de grote lichten van de wereld, naast bijvoorbeeld Boeddha (de Verlichte) en Mohammed, worden weersproken. Het is de claim van uniciteit. De wereld (kosmos, het universum) is de prachtige schepping van de Here God. Er is dus ook een claim van universaliteit. Wanneer het verband met de illuminatie van de tempel tijdens het Loofhuttenfeest wordt gelegd, maken deze woorden nog helderder wie Jezus zegt te zijn: het licht verwees immers naar de aanwezigheid van de Here God! Op dezelfde manier leidt Jezus de mensheid, dat wil zeggen: de mensen die Hem volgen, door de donkere woestijn van de wereld naar Gods eeuwig licht. Opvallend is, dat er niet wordt gezegd dat wie Jezus volgt het licht des levens ziet, of er in wandelt, maar het ‘zal hebben’. Dit is de stellige belofte van een geschenk. Vanuit die belofte mogen de volgelingen van Jezus leven. Hiernaast staat de uitspraak die te vinden is in Matteüs 5:14, waar Jezus tegen zijn discipelen zegt dat zij het licht der wereld zijn. Licht is elementair. Het wordt door de Here op de eerste dag geschapen. Zonder licht is er geen leven mogelijk. Licht van chaos kosmos maken. Licht ont-dekt ook; er wordt van alles door aan het licht gebracht (zie Ef. 5:8-13).

‘Wie Mij volgt’ staat als participium geschreven, en geeft aan dat het niet om incidenteel volgen gaat, maar om iets wat voortdurend gebeurt. Het ‘wandelen’ (NBG) of ‘lopen’ (NBV; peripateoo) heeft een notie van ronddwalen, namelijk in de duisternis.

‘Het licht des levens’ verwijst onder andere naar Jesaja 9:1; 49:6 en 60:1-3. Zie ook Johannes 1:1-13; 9:5; 12:35 en 46 en Openbaring 21:23. Dit licht geeft eeuwig leven. Jezus biedt zichzelf aan als levensnoodzakelijk voor de wereld. Hij is het licht voor de (hele) wereld; maar niet allen nemen Hem aan (Joh. 1).

De confrontatie met de Farizeeën, voor wie de tora het licht op hun levenspad (Ps. 199:105) is, is hevig. Zij voelen haarscherp de pretentie van de uitspraak aan. Dit zelfgetuigenis mag voor hen niet waar zijn; het is Godslastering. deze blasfemie te bestrijden kiezen zij een legale weg: de wet die zegt dat het getuigenis van een persoon over zichzelf per definitie niet rechtsgeldig is, maar dat er minstens twee personen over hem moeten getuigen. Jezus geeft aan, dat Hij desondanks de waarheid spreekt, en dat zijn oordeel waarachtig, betrouwbaar is. Hij is immers de Zoon van de Gever van de tora! God is zijn getuige. Wie niet in Jezus en zijn zelfgetuigenis gelooft, ergert zich alleen maar aan zijn woorden (zie ook Jes. 8).

De uitspraak (vs. 20) dat de Farizeeën, die zozeer thuis waren in de heilige Schriften, desondanks zijn Vader niet kennen, is uitermate pijnlijk voor hen. In het vervolg (vs. 21w) wordt Hij zelfs nog scherper. Het woord ‘sterven’ valt niet voor niets; zowel het sterven van de hoorders als dat van Jezus komt hier in het vizier.

Veelzeggend is, dat Jezus dit gesprek had in de tempel, op het grondgebied van zijn Vader. Maar zelfs de aanwezigheid in de tempel is geen garantie voor het geloven en volgen van zijn Zoon.

De schatkamer van de tempel had de ingang bij de voorhof der vrouwen. Ook zij konden horen wat Jezus te zeggen had. Dit betekent wel, dat Jezus’ woorden niet te horen waren in de voorhof der heidenen; het heil werd eerst verkondigd aan Israël.

‘Zijn tijd was nog niet gekomen’, namelijk om te sterven (vs. 20). Niet de mensen bepalen Jezus’ levensloop, maar zijn Vader in de hemel.

Aanwijzingen voor de prediking

Kerstfeest zonder kaarsjes, al dan niet met kunstlicht, is haast ondenkbaar. Zij staan voor veel mensen voor gezelligheid en sfeer. Voor christenen zeggen deze lichtjes méér: zij verwijzen naar hét licht der wereld, Jezus Christus. Hij is geen flakkerend kaarsje, maar een zeer helder licht. Voor sommigen zelfs oogverblindend, omdat Hij zichtbaar maakt wie wij zijn in Gods ogen. Dan komt er allerlei minder prettigs aan het licht: een donkere rommelzolder lijkt lang niet zo rommelig en vies als wanneer het licht er aan gaat. Juist daarom kwam Gods Zoon als mens naar de wereld: Hij kwam als mens onder de mensen, om hun leven te delen en te vervullen, en Gods toom tegen de zonde te dragen. Dat is nog niet te zien aan het kleine kind uit Lucas 2. Maar ‘het zit er allemaal al in’, zowel het lijden als het kruis en de opstanding. Kerstfeest wil zeggen dat God zijn heilige licht laat schijnen over de mensen.

Er zijn veel voorbeelden van duisternis in de wereld. Lang niet iedereen zal dit alles als duisternis willen betitelen. De lezing uit Jesaja geeft hier een handreiking. De hoorders uit Johannes 8 meenden dat zij al in het licht waren. Dat menen velen tegenwoordig ook.

Echter, niet de mening van de mensen geeft de doorslag, maar Gods oordeel erover. Jezus’ pretenties wekken ergernis op. Jezus zei in de tempel dat Hij het licht der wereld is, en werd door veel gelovigen niet geloofd. Ditzelfde is ook mogelijk in de kerk. Mensen zijn soms verblind door dwaallichten, die in de duisternis verkeerde wegen wijzen. Opmerkelijk is, dat één van de namen voor de satan Lucifer (lichtdrager) is.

Wie weet er in het van de eenentwintigste eeuw nog wat echte duisternis is? Voor een blinde is het ingrijpende werkelijkheid, waarmee hij heeft moeten leren leven. Zo hebben veel mensen ook met geestelijke duisternis leren leven; zij weten soms niet eens wat zij missen! Verwijzen naar het spel ‘blindemannetje’ kinderen een idee geven wat het is om niets te kunnen zien.

Het licht van het Kerstfeest, namelijk Jezus die het licht der wereld is, moet gevolgd worden. Jezus zegt tegen zijn discipelen: ‘Gij zijt het licht der wereld’ (Mat. 5). Mensen kunnen door zijn Geest het licht van Christus uitstralen. Dat is nodig in een donkere wereld.

Jezus laat er geen twijfel over bestaan: Hij is voor de mensen van levensbelang, Hij is uniek en zijn werk is universeel. Zijn licht geeft helderheid over het leven, veiligheid, zekerheid, groeikracht en zicht op het eeuwig leven. ‘Zonder Jezus is je Kerst mis’, stelde ooit een poster van ‘Visje’.

Liturgische aanwijzingen

Andere schriftlezingen: Lucas 2:1-14, Jesaja 8:11-9:6 en eventueel Matteüs 5:14-16. Liederen: veel kerstliederen gaan over licht. Hierbij moet wel kritisch worden gekeken, welk licht zij bezingen; dat is zeker het geval bij de kinderliederen. Psalm 118, Gezang 124 en 138 zijn een goede keuze.

Bij Johannes 8:12 sluit de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel aan. Deze is minder bekend dan het Apostolicum, maar dat mag geen bezwaar zijn.

De kinderen die op zondag naar de kindemevendienst gaan, laten op deze dag vaak zien hoe zij zich hebben voorbereid op het Kerstfeest. Hun aanwezigheid zet de voorganger ertoe aan, op heldere en eenvoudige wijze het kerstevangelie te verkondigen, zonder kinderachtig te gaan doen. Overigens moet deze dienst geen kinderdienst worden.

Wanneer kinderen van de kindemevendienst – of anderen – meewerken aan deze dienst is het belangrijk dat wat zij doen een harmonieus geheel met de rest van de dienst vormt en er niet als franje aan toe is gevoegd.

Geraadpleegde literatuur

E. Thumeysen, Andachten, Berlijn 1936, 24w en J.H. Bavinck, Geschiedenis der Godsopenbaring, Kampen 1955, 309w.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken