Menu

Premium

Preekschets Johannes 9:21 – 5e zondag van de herfst – openbare geloofsbelijdenis

Vraag het hem zelf maar. Hij is oud genoeg om voor zichzelf te spreken.

Johannes 9:21

Schriftlezing: Johannes 9

Het eigene van de zondag

Het is niet evident om over het eigene van de zondag te spreken voor die zondagen in het liturgisch jaar die de dans van Advent, Epifanie of Veertigdagentijd ontspringen. De tekst in Johannes 9 kan evenwel gelezen worden tijdens een dienst waarin openbare belijdenis van het geloof wordt afgelegd. Vandaar ook het voornoemde citaat, vers 21.

Uitleg

In deze tekst gebruikt de auteur verschillende werkwoorden voor het woord zien. Deze hebben alle hun eigen betekenis. Aan de hand van deze werkwoorden wil ik de tekst kort toelichten.

De eerste die ziet in deze tekst is Jezus, in vers 1. Je zou dit zien kunnen interpreteren als iemand kennen, weten wie hij is, hem echt zien dus met al wat hij of zij is en niet is.

In vers 7 kun je het werkwoord vertalen als aandacht hebben voor.

In vers 8 werd het werkwoord vertaald in de NBV als kennen. Je kan het ook lezen als contempleren of begrijpen.

In vers 10 dan weer als je ogen openen en in vers 11 als naar naar de hemel kijken, omhoog kijken.

Verschillende woorden voor wat op het eerste zicht hetzelfde lijkt. Ik vermoed dat de auteur van het evangelie met opzet verschillende woorden gebruikte om zo duidelijk te maken waar het bij de genezing van de blinde om gaat: de weg naar inzicht, een proces van bewustwording.

Na deze weg tot inzicht wordt de blinde een gezondene. Dit is de betekenis van het woord Siloam in vers 11.

De weg die hij gaat zou je als volgt kunnen samenvatten. Jezus ziet hem en raakt hem aan. Dan vraagt Hij hem zich te wassen. Blijkbaar moet hij dat zelf doen. Een gedeelte van de weg die hij te gaan heeft, doet hij op eigen beweging.

Het is niet meteen zichtbaar voor de mensen om hem heen dat hij is veranderd, dat hij ziet. Op zich al merkwaardig. Mensen zien niet dat de blinde ziet en ze horen hem, maar luisteren niet (vers 27). Mooie paradoxen. Hij wordt geconfronteerd met de blindheid van anderen. Je zou kunnen zeggen dat de auteur hier dezelfde spraakverwarring introduceert als in Johannes 3 bij Nicodemus en in Johannes 4 bij de Samaritaanse. Over welke blindheid gaat het eigenlijk?

Maar de eerst over wie hij getuigt is zichzelf: ik ben het, in vers 9. De eerste die hij dus ziet, is zichzelf. Wanneer hij tenslotte zichzelf heeft gevonden kan hij Christus zien, in vers 38. Maar eerst, op de weg naar zijn uiteindelijke belijdenis, noemt hij Jezus een profeet, net als de Samaritaanse. De blinde wordt tenslotte een gezondene die getuigt van Christus.

Het gaat om de weg van duisternis naar licht die uitmondt in de belijdenis van het licht voor de wereld.

Aanwijzingen voor de prediking

Vraag het hem zelf maar, hij is oud genoeg om voor zichzelf te spreken. Voor zichzelf spreken, daar gaat het om.

Het is bijna ongelooflijk om vandaag je geloof te belijden, niet vanzelfsprekend, maar dat is het nooit geweest. Dat blijkt ook uit de tekst. Toch, vandaag zou minder het verwijt klinken dat die man te horen krijgt: waarom zie je niet? Misschien eerder: waarom zie je wel? En wat denk je dan te zien?

Wat met de man gebeurt die voor zichzelf spreekt, is bijzonder. Hij kijkt naar de wereld en de mensen met een nieuwe blik, hij komt tot inzicht.

Als gelovige kijk je anders naar de dingen en de mensen om je heen. En dat is meestal heel subtiel, even subtiel als hoe deze man tot zicht en geloof komt. Hij legt een hele weg af voor hij voor zichzelf spreekt, een weg langs twijfels, onzekerheid en onbegrip.

Daarom gebruikt Johannes ook verschillende woorden voor zien. Het gaat niet zomaar om wat rondkijken, want je kan blijkbaar ook ziende blind zijn. Zo eindigt de tekst. Verschillende woorden voor die verschillende stappen op de weg die de man aflegt.

Geloven is zien. Het is nog steeds dezelfde man maar hij ziet anders.

Het begin van de weg is bijzonder. Hij begint niet bij het moment waarop de man kan zien, noch voordien, bij het feit dat hij blind is. De weg begint bij het feit dat hij gezien wordt. En dan niet door de mensen om hem heen, zij zien hem als een blinde bedelaar. Jezus zag iemand, daar begint het.

Jezus ziet, kent, erkent hem als mens, met al wat en wie hij is. Hij wordt gezien, zonder dat hij het weet, zonder dat hij daarom had gevraagd. Jezus probeert zijn leerlingen dezelfde blik te gunnen op die man. Hij veegt de vooroordelen van hen weg. Het gaat hier nu niet om zonde. Ook hen wil hij de ogen open.

Deze man komt niet zelf tot inzicht, hem worden de ogen geopend. Hij wordt gezien en aangeraakt.

Hij wordt een nieuw mens. Vandaar het speeksel, de grond, aarde en het woord samen, een nieuwe schepping, een nieuw persoon.

Vooraleer hij ziet, hoort hij. Hij hoort Jezus zeggen: Ga. Ga zelf op weg, met dat wat ik je gaf, een nieuwe blik.

Het is pas wanneer hij zelf opstaat om op weg te gaan, dat we horen dat hij kan zien. Nadat hij dat ene woord heeft gehoord – ga, een woord dat Abraham en Mozes hoorden – dan pas komt hij tot zicht. De man ziet, kijkt omhoog. Hij heeft aandacht voor de dingen, zo zou je het kunnen omschrijven. Hij kijkt niet naar beneden, naar al wat hem kan verblinden en verlammen, oppervlakkig, beperkt, maar hij kijkt om hem heen met aandacht voor die nieuwe blik die hij ontving. Nieuw, want hij heeft zichzelf nadien ook de ogen geopend: ga je wassen. Maar hij weet nog niet wie Jezus is. Hij heeft geen volledige helderheid op zijn geloof. Hij zegt niet: aha, nu zie ik het volledig, nu geloof ik. Neen, nog niet. De weg is nog niet ten einde.

Het eerste wat God doet met ieder van ons is deze absolute aanvaarding , voor we doorhebben wie het is die ons de ogen heeft geopend. Waar is hij die je ogen geopend heeft? Dat weet ik niet, antwoorde die man (vers 12). Ja, als je het nog niet weet, dan kun je nog geen belijdenis doen. Hij doet nog geen belijdenis, nu nog niet. Dat komt pas later, aan het eind.

De rest van de weg gaat die man zelf, in gesprek met anderen, zijn omgeving, die blijkbaar ziende blind blijft.

Het eerste wat hij ziet, is zichzelf. Ik ben het echt! Hij komt tot inzicht in zichzelf, in wie Hij is, gezien, gekend door God. De blik van Jezus, en dat geschenk van geopende ogen, brengen eerst helderheid bij hemzelf. Nu weet hij wie hij is.

Hij ziet zichzelf als nieuw. Maar dat zien de mensen om hen heen niet, hij blijft nog steeds diezelfde bedelaar.

De auteur gebruikt een ander woord voor zien wanneer hij wil duidelijk maken hoe de mensen om hen heen kijken. Een woord dat we allemaal kennen: theorie. De weg van de man gaat verder maar hij wordt geconfronteerd met de blik, de theorie, van anderen.

De mensen zien hem niet zoals Jezus hem ziet. Geloven is zien maar blijkbaar is kijken met theorieën, ziende blind blijven. Zie je daar ten diepste de mens, elkaar mee?

Nu hij weet wie hij is, zichzelf gevonden heeft, anders kijkt naar mensen en dingen om hen heen, met een nieuwe blik, kan hij Christus zien. Ik geloof Heer en hij boog zich voor Jezus neer.

Ook in zijn zicht op Christus gaat hij een weg, zichtbaar doorheen de tekst van Johannes: van een man die Jezus heet in vers 11, naar een profeet in vers 17, naar een man van God in vers 33, naar de Christus in vers 38.

Blind zijn, is niet zien. Het is de vrijheid niet te moeten zien. Zien is geloven, is het geschenk wat wij genade noemen, namelijk dat je gezien wordt door God in alle vrijheid aanvaarden. Dan ga je op weg en zie je eerst jezelf, je kijkt met aandacht om je heen. Je ziet elkaar in het licht van Gods blik, het licht dat Johannes Christus noemt.

Men kan alleen met het hart goed zien, zegt de vos tegen de kleine prins, want het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar.

Liturgische aanwijzigen

Evident is ELB 203, ook NLB 600 en 601 raken het thema. Voor een belijdenisdienst is NLB 909: 2 een suggestie.

Gebruikte literatuur

  • Antoine de Saint-Exupéry, de Kleine Prins, AD. Donker, Rotterdam 1975

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken