Menu

Premium

Preekschets Lucas 10:23

Lucas 10:23

Invocabit

Jezus richtte zich apart tot de leerlingen en zei tegen hen: ‘Gelukkig de ogen die zien wat jullie zien!’

Schriftlezing: Lucas 10:17-24

Het eigene van de zondag

Met zondag Invocabit begint de veertigdagentijd. Deze zondag is genoemd naar de slotverzen van Psalm 91 die eindigen met de woorden ‘Ik geef hem inzicht in mijn heil’ (nb) of ‘Ik zal hem Mijn heil doen zien’ (hsv). In de tekst uit Lucas gaat het over openbaren en zien; beide concentreren zich op Jezus. Op de weg naar Jeruzalem, die in Lucas 9:51 begint, doet Jezus drie zaligsprekingen; deze eerste wordt in de afzondering van de leerlingenkring uitgesproken. Zo begint de tijd van bezinning op het lijden van Jezus, als de gemeente zich afzondert om iets te ontwaren van het geheim van Gods heil. Bij de afbakening van de tekst is een keuze gemaakt om de verbinding te leggen met de perikoop over de uitzending van de zeventig. Deze afbakening sluit aan bij de alinea-indeling van de nbv.

Uitleg

De vreugde bij de terugkeer van de zeventig (vs. 17, 20) loopt uit op een juichende Jezus, ‘vervuld van de heilige Geest’ (vs. 21). Typerend voor Lucas is de aandacht voor de rol die de heilige Geest speelt. In de gang van het verhaal wordt het contrast versterkt met het zojuist verhaalde: hoe demonen zich onderwerpen (vs. 17) en Satan zich gewonnen geeft (vs. 18).

Deze samenhang van vreugde en Geest geeft het gedeelte een extatische lading. De extase is niet slechts uiting van het menselijke gemoed. Zij bestaat in de lofprijzing van God de Vader. Deze extase waarin de Geest van God is betrokken is daarmee excentrisch, gericht op de Heer van hemel en aarde. De verbinding met de doop van Jezus in Lucas 3 ligt voor de hand: daar daalt de Geest neer bij de Vader vandaan, hier is de beweging van de aarde naar de hemel. In het werk van Lucas volgt dit gedeelte na de overgang in Lucas 9:51 als Jezus zijn reis naar Jeruzalem begint. Zoals aan het begin van Jezus’ publieke optreden de wil (het welbehagen, hsv) van de Vader staat, zo ook aan het begin van de reis naar Jeruzalem.

De extase is bepaald geen privé-aangelegenheid. Het tegenovergestelde is het geval. De blijde roep wordt gevolgd door een openbaringswoord, een belijdeniswoord en een zaligspreking, en dat is waar de liturgievierende gemeente ontstaat (Schürmann). Die gemeente bestaat niet uit wijzen en verstandigen, maar uit eenvoudige mensen die zich rond Christus hebben geschaard. Aan hen worden de geheimen van het evangelie bekendgemaakt. Hoewel niet privé is de uitbundige jubel ook niet zomaar publiek. Aan de vreugde van Jezus door de Geest tot de Vader ontspringt de openbaring van het geheim dat aan de gemeente wordt meegedeeld.

De extase gaat samen met het arcanum: Jezus richt zich apart tot zijn leerlingen. Wat er met en door Jezus aan het gebeuren is, moet eerst binnen gezien worden. En zalig zijn de ogen die het te zien krijgen. Leerlingen van Jezus komen tot inzicht en verstaan. Openbaring heeft daarmee ook iets exclusiefs. Voordat de zending van de gemeente verder gaat, komt eerst de vraag naar de essentie aan de orde: wat is het heil waarin wij mogen delen? Wat de gemeente te zien krijgt, is niets minder dan het beloofde en verwachte heil waar het Oude Testament vol van is. Koningen en profeten verlangden te zien en te horen wat nu hoorbaar en zichtbaar wordt. In de beslotenheid van Christus en de gemeente worden de leerlingen zalig genoemd. Niet vanwege hun vroomheid of wetsbetrachting, maar het wordt hen aangezegd. In het apart gezet zijn is de leerling zalig, als zijn ogen opengaan voor het eschatologische heil dat zich in Jezus ontvouwt.

Het mysterie van de Vader en de Zoon gaat open naar de gemeente. De Zoon draagt geen geheime kennis over, maar in Hem wordt God zelf meegedeeld, openbaar en ervaarbaar. De Vader deelt zichzelf mee aan de Zoon. Dit mysterie heeft tijd nodig om ontvangen te worden, verwerkt en begrepen. Terug van de straat, terug van grote ervaringen, terug uit de omgang met het gewone leven, staat de gemeente ook op zichzelf om de zaligspreking te ontvangen en zich te verwonderen over dit heil, hoe God zichzelf meedeelt in deze Jezus die zijn aangezicht heeft gericht naar Jeruzalem om daar te lijden en sterven. Het zijn geladen zinnen, vol geheimen die gaandeweg moeten opengaan. En toch wordt de leerling er van meet af aan bij betrokken, ook als de gemeente vandaag niet zalig gesproken wordt in het zien, maar als niet-ziende en toch gelovend (Joh. 20:29). Want ook voor de gemeente nu staat niet de missie voorop of de daadkracht, maar het zien in geloof hoe God, de Heer van hemel en aarde, zichzelf meedeelt in de Man die de weg van het kruis gaat.

Aanwijzingen voor de prediking

Twee tradities dienen zich aan. In de traditie van de lijdenstijd wordt de bijeenkomende gemeente bepaald bij het lijden van Christus. In de traditie van de veertigdagentijd oefent de gemeente zich in toewijding als zij de weg van de doop in de paasnacht inslaat. Beide tradities kunnen hun plek krijgen in de preek. Het gaat om een geheim dat onthuld gaat worden. Dat geheim van Jezus en zijn zending staat van meet af aan in het licht van het lijden. Tegelijkertijd kan er ook de tijd genomen worden om als leerling aan dat geheim te ‘wennen’. De preek mag wel iets hebben van het inwijden in een geheimenis. Daarbij past wel iets mystiekere taal.

De toon van de preek zal een vreugdevolle zijn. Ondanks de weg die voorligt, begint het met een uitroep van vreugde, vol van de Geest. De onderwerping van de macht van de boze is begonnen. De vreugde is overigens getemperd en het past de gemeente niet om te veel vooruit te grijpen. De waarschuwing van Jezus in vers 20, ‘Verblijdt u erover dat uw namen geschreven zijn in het boek’, is daarom ook op zijn plaats. Een vreugdevolle toon: het licht van de opstanding valt al voordat we het lijden goed en wel hebben begrepen, laat staan er doorheen zijn gegaan. Maar het eschatologische voorbehoud tempert de vreugde van het heil nog steeds in het aangezicht van de machten van de dood die manifest zijn.

En tegelijkertijd heeft de gemeente weet van een geheim. We verlagen de drempel. We maken ruimte voor gasten in de gemeente. Met alle nadruk op missionair gemeente-zijn verdwijnt echter het geheim waarvan de gemeente leeft niet. Nee, we willen Christus als de inhoud van het geloof bewaren. Als het in de binnenste kring niet gezien en geloofd wordt, waarover moet de gemeente het dan nog hebben? De preek tast daarmee ook grenzen af. Als Jezus de leerlingen apart neemt, dan mag ook de gemeente een plek zijn waar het heil wordt doorverteld in woorden die niet zonder meer toegankelijk zijn. Openbaring en verhulling tegelijk, in de verborgenheid van de gemeente die het zelf ook steeds weer geopenbaard moet krijgen.

In die ruimte kan iets worden aangegeven van het geheim van wie Jezus is. Jezus maakt iets zichtbaar van God, op een manier die uniek en particulier is. Dat roept ook weerstand op, want het geloof in Christus laat zich niet reduceren tot een soort variant van godsdienstigheid. Religie is in; religie en politiek zijn opnieuw een spannend koppel. Maar Christus is niet zomaar religie. Er is een traditie, een overdracht van Vader op Zoon die zich niet laat herleiden tot algemeenheden: in Jezus vindt zelfmededeling van God plaats. De preek wordt daarmee geen afgesloten ruimte voor hen die het toch wel weten, maar nodigt uit om binnen te komen.

Liturgische aanwijzingen

Beeldend schrijft Job 28 (12-28) over de wijsheid van God die zich niet zomaar aan de sterveling toont. Klinkt op de achtergrond het knechtslied uit Jesaja 52 (13-15) mee? Beide lezingen geven een verschillend reliëf aan de thema’s die in Lucas 10 aan de orde zijn. Gezang 176 heeft een mystieke toonzetting. Heel anders is Gezang 177: het overdenken van Jezus’ lijden vindt plaats in de ik-U-relatie. Een passende opgewektheid geeft Psalm 146 (of Gezang 20). Psalm 119 helpt om wijsheid te zoeken en voor de openbaring ervan open te staan (bijv. vs. 1 en 3).

Geraadpleegde literatuur

Op de verbinding tussen de jubel van Jezus en de zaligspreking van de leerlingen wijst J. Ernst (Regensburger Neues Testament). De christologische en ecclesiologische lijnen worden uitgewerkt door H. Schürmann (htknt).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken