Menu

Premium

Preekschets Lucas 12:35-40

Oudejaarsavond
Lucas 12:39

Besef wel: als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief in zijn huis zou komen, dan zou hij niet in zijn huis hebben laten inbreken. Thema: Als een dief in de nacht.
Schriftlezing: Lucas 12,35-40

Het eigene van de zondag

De Oudejaarsavond is misschien wel de meest onkerkelijke feestdag. Op 1 januari zou de besnijdenis van de Here Jezus kunnen worden gevierd. En met dat Hij de besnijdenis ondergaat wordt daarbij zijn naam uitgeroepen, het jaar van onze Heer (Anno Domini). Van de Oudejaarsavond kan dat niet worden gezegd. Toch komt de gemeente bijeen en dat is goed. Wij tellen onze jaren, zoals we dagen moeten leren leven en tellen in het verlangen dat we wijsheid in ons hart ontvangen. Op Oudejaarsavond kijken we terug, maar hopelijk ook vooruit. In de meeste protestantse gemeenten worden allang niet meer de namen van mensen die overleden zijn genoemd. Dat gebeurt veelal overdag, op de zondag in het licht van de opstanding, op de zondag die aan Advent voorafgaat. Oudejaar biedt gelegenheid om terug te blikken en vooruit te zien. De tekst roept op tot waakzaamheid. Verwachten wij de komst van de Here? Waren we ook alert in het afgelopen jaar? Op dat snijvlak staan we.

Uitleg

De tekst begint met een citaat uit Exodus 12: 11. Daarmee is de toon van dit Bijbelgedeelte al direct gezet. De herinnering aan de uittocht uit Egypte. Op elke Pesach-avond werd dat opnieuw zo gevierd. Niet alleen gevierd, maar vooral ook beleefd! Isaac Da Costa geeft aan dat hij, na zijn bekering in de christelijke gemeente, nooit zo’n intensieve viering heeft meegemaakt als hij thuis had ervaren met Pesach. De aanwezigen spraken zo, dat het werkelijk zo leek dat zij er zelf bij waren. Een kind opent die avond met de vraag waarom deze avond zo anders is dan andere avonden. Zo ook de Oudejaarsavond. De bevrijding uit Egypte is niet een genoeglijk gebeuren, maar geschiedt met grote haast. Er ligt druk op de ketel. Het leven zelf staat op het spel. Klaar om te vertrekken. Dat naar aanleiding van vers 35. De tekst gaat verder en er wordt gesproken over de heer des huizes en over de dief. Beiden komen zij kennelijk onverwacht. De tekst vraagt ons open te staan naar de toekomst, open naar het Koninkrijk van God. De slaven die wakende worden aangetroffen worden zalig gesproken. Die paraatheid is van het grootste belang In 1 Petrus 1:13 wordt die houding in verband gebracht met de openbaring van Jezus Christus. De grote vraag is of die houding waarbij welkom wordt geheten ook in de gemeente wordt aangetroffen. Meer dan de terugblik klinkt hier het appel om vooruit te kijken; alert en met vertrouwen. Opmerkelijk ook dat dan de heer des huizes hen zal bedienen. Opnieuw omgord! Dat houdt in dat ook hij is staat van paraatheid is. Dat is een omkering die dikwijls klinkt. De Heer die een knecht wordt en de knecht die heer wordt. De aandacht wordt getrokken door de dief in de nacht. Het is blijkbaar een bekende uitdrukking. De apostel Paulus gebruikt dit beeld ook in 1 Tessalonicenzen 5:2. Hoe is het mogelijk dat de gelijkenis met zoiets negatiefs wordt verkondigd? Dat gebeurt wel vaker; denk aan de oproep om listig te zijn als slagen, maar toch. Het gaat hier om de Zoon des Mensen die zichzelf vergelijkt met een dief. Wat doet een dief anders dan ongewenst binnenkomen en iets meenemen dat aan een ander toebehoort. Mensen bij wie is ingebroken geven aan hoe lastig het is dat een vreemdeling door hun vertrouwelijke spullen ging. Dat is minstens zo erg als de feitelijke ontvreemding. De onverwachte barensnood zou ook een vergelijking kunnen zijn, zoals Paulus die ook in één adem noemt. Maar daar klinkt nog iets van hoop op nieuw leven in door, dat dwars door de wanhoop van de pijn zich een weg baant. De dief haalt iets weg uit een vertrouwde omgeving. Het beste is het te vergelijken met de gelijkenis van het sleepnet. Daar worden vissen uit hun vertrouwde element weggenomen en lijken een wisse dood tegemoet te gaan. Daar gaat het erom dat zij in een andere omgeving, in een nieuw leven worden overgezet. Zij waren gehecht aan het water, maar water is dikwijls in de Bijbelse taal het element van zonde en tenslotte van de dood. De dief haalt iets weg uit de vertrouwde omgeving, maakt een einde aan het bezit. Er is bij ons altijd het gevaar dat we aan die dingen gaan hechten die wel kuunen vergaan of roesten. Van ons afgenomen kunnen worden. Daar ligt ook een waarschuwing in, zoals aangegeven in de verzen 33 en 34 van ditzelfde hoofdstuk. Als de lampen brandende zijn, zal de dag van de Here ons niet overvallen, want dan horen we bij het licht.

Aanwijzingen voor de prediking

In de verkondiging stelt Lucas deze tekst in dienst van het komende Koninkrijk Gods en de verwachting daarvan. De Heer die niet weet wanneer de dief komt, de knechten die niet weten wanneer de heer komt. Zij staan in de dienst van de verwachting. Wat we verworven hebben in het afgelopen jaar zal tot dienst kunnen worden gebruikt als we het ook in het licht van de verwachting stellen. Toekomstverwachting. Niet vanuit weemoed die we zouden willen koesteren, maar vanuit levend gedenken. De heer in de gelijkenis is heer en hij zal terugkeren. Wat heeft de gemeente te verwachten? Zeer veel; op grond van wat zij aan vertrouwen in het verleden heeft ontvangen, kan er verwachting en uitzicht zijn. De gemeente wacht niet lijdzaam af, maar staat in het dienstverband van de Heer, die zelf gekomen is in hun midden als één die dient. De tijd van verwachten zal kort zijn, zoals achteraf bekeken een jaar altijd weer kort is. Niet toevallig dat Oudejaarsavond iets weemoedigs heeft, want uren, dagen, maanden jaren vliegen als een schaduw heen. Niet echter als we de gelegenheid aangrijpen om ons te bezinnen hoe onze houding als gelovigen, vertrouwende op de komst van de heer, vertrouwende op de wederkomst van de Here Jezus gereed houden! Dan is de ‘dief’ geen dief, maar de Redder die ons overzet in zijn orde. Dan lijken we op de 19e-eeuwse predikant Blumhardt, van wie gezegd werd dat hij zijn paard en koets gereed had staan om Christus tegemoet te kunnen rijden bij zijn wederkomst. Dat hoeft uiteraard niet letterlijk zo, maar het gaat wel om die houding, die levensernst. Het werk is al in Christus volbracht. Daar hoeven we niet aan toe te voegen. Wat wij mogen uitdragen en uitstralen is de verwachting van zijn wederkomst. Als kern van de verkondiging mag dat gezegd worden tot de gemeente. Daar ligt een enorme verantwoordelijkheid; de gemeente hoeft niet te slapen, hoeft niet in weemoedigheid terug te blikken, maar in vertrouwen vooruit zien.

Dit klaarstaan is het belangrijkste element. Van belang is ook dat de Here Jezus altijd anders is dan wij Hem verwachten. Wij zien Hem ook op andere plaatsen en tijden dan wij ons hadden voorgesteld. Geen wonder dat de Schriftgeleerden aanstoot aan Hem namen. Hij ging om met hoeren en tollenaars, was te gast bij notoire zondaars en at met hen; kortom Hij had deel aan hun leven. Niet toevallig dat de dief als element van de gelijkenis ook ons stoort. Wij hebben zo’n sterke hang naar orde. Staat de gemeente open voor onverwacht bezoek? In Hebreeën 13:1.2 wordt de gastvrijheid benadrukt. In de huidige vluchtelingenproblematiek ligt hier voor de gemeente een concrete aanleiding om aan de open houding aandacht te besteden. We hoeven niet een hoogstandje te verrichten; gastvrijheid in Christus naam; het vertroosten van zusters en broeders die vanwege Jezus Naam met vervolging en erger werden bedreigd. Zelfs onder gewone kerkgangers kunnen mensen zich na jaren nog steeds wel eenzaam voelen. “Dit moet onder u niet zo zijn”.

Uitkijken naar de wederkomst van de Here Jezus, dat lijkt zo ouderwets. Juist die kritiek tekent ons mogelijke ongeloof, onze vertwijfeling. Zou voor de Here iets te wonderlijk zijn? wordt aan Abraham gevraagd. Nee toch? Denk ook aan de oproep van Psalm 146 om alleen op de God van Jacob te vertrouwen en niet op edelen.

Voor de kinderen

Oud en Nieuw, is voor velen een spetterend feest. Mensen nodigen elkaar uit. Stel je voor dat de Here Jezus onverwacht erbij komt. Hoe zou je reageren? Bederft Hij het feestgevoel voor je, of zou Hij juist een welkome Gast voor jou zijn? Hoe kijk je terug naar het afgelopen jaar. Wat heeft het geloof daarin betekend? Kan dat: waakzaam zijn in het geloof? En zo ja, waar zou je dan op willen letten?

Liturgische aanwijzingen

Lezingen

  • Efeziërs 6:10-17

  • Psalm 123

  • Hebreeën 13,1-3

Zingen

  • Psalm 1, 146 of 139

  • LB 398 (NLB 511); LB 126 (NLB 439); HH 733

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken