Menu

Premium

Preekschets Lucas 19:21

Negende zondag van de herfst

Ik was bang voor u, omdat u een streng man bent die terugvordert wat hij niet heeft gestort en oogst wat hij niet heeft gezaaid.

Lucas 19:21
Tekst: Lucas 19:11-28
Thema: Moed om te spreken

Liturgisch kader

De laatste zondagen van het kerkelijk jaar staan in het teken van de voleinding: een proces waarin alles tot zijn bestemming komt, waarin alles doorschenen wordt met het licht van God. Dat betekent ook dat spanningen en conflicten duidelijk worden: tussen licht en duisternis, onrecht en recht, oorlog en vrede.

Het lijkt verstandig om in de liturgie te zorgen voor voldoende rust en voor afwisseling tussen het pijnlijke van het ‘nog niet’ en hoopvolle tekenen van ‘en toch’. Liederen: Lied 1000 NLB over het zien van de tekenen van het Koninkrijk; lied 1012 NLB als roep om het koninkrijk Gods (met het accent op vrede). Een adventslied past ook: 438 NLB.

De evangelielezing is te combineren met een lezing uit Micha: bijvoorbeeld Micha 4:1-5 als beeld van de komst van het Koninkrijk.

Uitleg

Aan wie vertelt Jezus deze parabel? Aan degenen die ‘dit horen’ (vertaling Naardense Bijbel) – dus degenen die ook de redding van Zacheüs hebben meegemaakt? Dat verbindt deze parabel sterker met de voorgaande verzen (1-10) en verscherpt de tegenstelling tussen de Mensenzoon die is gekomen ‘om te zoeken en te redden wat verloren was’ (vers 10) en de strenge heer.

Lucas laat Jezus de parabel niet uitleggen; hij geeft hints door de plek waar hij dit verhaal plaatst in zijn evangelie en door het noemen van de aanleiding: ‘aangezien hij nu dicht bij Jeruzalem was en zij dachten het koninkrijk van God nu spoedig zou aanbreken’.

Twee verhaallijnen heeft Lucas door elkaar gevlochten: die van de man die koning wordt tegen de wil van zijn stadgenoten in en later zijn tegenstanders laat slachten; en die van de heer die zijn dienaren geld geeft om daarmee te handelen. (Bij de parabel van de talenten in Matteüs 25: 14-30 ontbreekt de verhaallijn van de koning).

Doorgaans wordt de parabel zo uitgelegd dat met de man van voorname afkomst Jezus bedoeld wordt. De dienaren zijn de volgelingen van Jezus, die erop voorbereid moeten worden dat ze straks zonder zijn aanwezigheid verder moeten. De honderd drachmen staan voor de boodschap van het koninkrijk, dat wat Jezus voordoet en leert. De derde dienaar blijkt onbetrouwbaar, omdat hij van wat hem toevertrouwd is, niets heeft gedeeld; hij heeft geen vrucht gedragen.

Er wringt iets in de aanname dat de koning en de heer voor Jezus staan.

De vader of de koning staat in veel parabels voor God, ‘maar niet overal en altijd’ (Ottenheijm). Ook in het kurios (in vers 16, 18, 20, 25 spreken de dienaren hun heer hiermee aan) hoeft geen verwijzing naar Jezus mee te klinken.

In de lijn over het opeisen van het koningschap (labein in vers 12 en labonta in vers 15 kunnen krachtiger vertaald worden dan met ‘in ontvangst nemen’) en het afslachten van de tegenstanders, klinkt het verhaal mee hoe Archelaos, de zoon van Herodes de Grote, koning werd . Deze situatie – een vorst die tegen de wil van de landgenoten werd aangesteld, zijn aanhangers beloonde voor hun trouw met het beheer over steden en uitermate wreed optrad tegen zijn tegenstanders – kwam vaker voor in de eerste eeuw.

‘Slaaf’ lijkt een passender vertaling dan ‘dienaar’ voor doulos als het gaat om de verhoudingen in de 1e eeuw. De posities van slaven verschilden wel, de ene slaaf had meer handelingsvrijheid dan de ander; het was niet ongewoon dat slaven handel konden drijven voor hun heer.

De opbrengst die de eerste twee slaven realiseren is exorbitant. Die lijkt alleen mogelijk door fikse uitbuiting. De derde slaaf heeft het geld goed bewaard, is er niet zorgeloos mee omgesprongen maar heeft geen waarde toegevoegd. De heer had minimaal rente willen hebben (niet in lijn met de voorschriften van de Tora, zie o.a. Deuteronomium 23:19-20). ‘Terugvorderen wat je niet hebt gestort’ (vers 21) was voor de wet een misdaad (volgens Josephus).

Is de heer en koning in deze parabel niet eerder een tegenbeeld van Jezus, en uiteindelijk van Gods koningschap? En kantelt dan ook niet het beeld van de slechte slaaf? Hij is degene die zijn heer beledigt en aan het licht brengt hoe die oogst wat hij niet gezaaid heeft: armen uitbuit, misdadig en onderdrukkend handelt. Daarmee neemt deze slaaf een groot risico, op zijn minst lijfstraf, mogelijk zelfs de dood.

Elisabeth Dowling ziet in haar uitgebreide studie naar deze parabel dan ook gelijkenis tussen deze slaaf en Jezus: ook Jezus gaat in tegen machthebbers en brengt praktijken aan het licht waarin bevoorrechten anderen uitbuiten en buitensluiten. En hij staat op het punt om daar de consequenties van te ondervinden: bijna gaat hij Jeruzalem binnen, waar hij veroordeeld en gedood zal worden. Al zal die ondergang weer omslaan in een opgang.

Zo gelezen draait het in deze parabel om het conflict tussen het koninkrijk van God en het aardse koninkrijk. In tegenstelling tot wat de hoorders en de leerlingen denken, is dat koninkrijk van God nog niet volledig aangebroken. Het is er tegelijkertijd niet en wél – in de woorden en tekenen van Jezus, zoals de redding van Zacheüs, en bijvoorbeeld in het handelen van die slaaf die misdadige praktijken zichtbaar maakt.

Aanwijzingen voor de prediking

Voor een hedendaagse hoorder is dit een tekst die veel vragen en heftige reacties kan oproepen. Neem alleen al het stevige oordeel en gewelddadig einde (vers 26 en 27). Dit moet op zijn minst benoemd worden. Dat kan ook door aan te sluiten bij wat een parabel dient te doen met hoorders: die schudt je door elkaar en vernieuwt je leven. Op wat voor manier gebeurt dat bij het horen van deze parabel? Wat is oneerlijk of onbegrijpelijk? Waar zit het schokeffect? Voor de eerste hoorders? Voor de prediker zelf? Voor de hoorders van nu?

Hoe ziet de strenge, onrechtvaardige heer in mijn, in onze werkelijkheid eruit?

Helaas is het niet zo moeilijk om voorbeelden aan te halen waarin iemand terugvordert wat hij niet gestort heeft. Om maar iets te noemen: boeren die hun land moeten afstaan aan regeringen of aan grote internationale bedrijven, bossen die vernietigd worden. Dat lijkt ver weg. Maar veel daarvan gebeurt opdat grote groepen in rijke landen hun levensstijl kunnen voortzetten. Een levensstijl die de aarde uitput en vaak ook berust op het kopen van spullen die door anderen ver weg geproduceerd worden in omstandigheden die erg op uitbuiting lijken. Wil ik mijn eigen dagelijks leven zo tegen het licht houden?

De derde slaaf koos ervoor om het geld van de heer te verbergen en te bewaren. Je zou kunnen zeggen: dat is een manier om te behoeden wat er is en niet per se te streven naar groei en naar meer. Zo’n houding van behoeden lijkt meer toekomst te bieden dan je richten op vermeerderen – als je het hebt over geld en materieel bezit.

Deze slaaf had ook de moed om hardop te benoemen wat hem onrechtvaardig voorkwam en de confrontatie aan te gaan met iemand die boven hem staat, zonder zich te laten weerhouden door angst voor de consequenties. En zonder geweld te gebruiken. Het roept niet alleen de associatie op met het optreden van Jezus (zeker in het evangelie van Lucas), maar ook met klokkenluiders en andere mensen die durven opstaan. Eenlingen met morele moed. Socioloog Kees Schuijt onderscheidt drie categorieën: redders, stille helpers en (openlijke) protesteerders. Hij benoemt als een van de kenmerken van dit soort moed: een fijn onderscheidingsvermogen: je eigen dagelijkse ergernissen en ander ‘klein leed’ in de juiste proporties kunnen zien en onderscheiden van onrecht dat er werkelijk toe doet. En dan een grens aan kunnen geven: ‘Dit gaat te ver.’Maar delft de slaaf niet het onderspit? Welke hoop is er dan nog?

De hoop dat er altijd weer mensen zijn als deze slaaf. De hoop dat anderen geïnspireerd raken, zoals Jezus leerlingen had en heeft. Geloof in God als een bron van liefde, vrede en rechtvaardigheid – die blijft stromen. Martin Luther King drukte zich met nog grotere zekerheid uit: ‘Ik geloof dat ongewapende waarachtigheid en onvoorwaardelijke liefde het laatste woord zullen hebben. Dat is waarom het goede, ook als het tijdelijk verslagen is, sterker is dan kwaad dat zegeviert.’

Ideeën voor kinderen en jongeren

Thema: de moed om je mond open te doen in een oneerlijke situatie.

Voor jongere kinderen een verhaal over een situatie op school waar de gymjuf steeds de kinderen die het beste zijn in gym laat kiezen wat ze gaan doen in de gymles, ze laat kiezen met wie ze een team willen vormen, en ze complimentjes geeft. Tot een van de kinderen die niet zo goed is in gym, al haar moed verzamelt en haar mond opendoet: Juf, dit is niet eerlijk. Laat het verhaal open eindigen: helpen andere kinderen haar? zal de juf luisteren?

Voor oudere kinderen en tieners: het verhaal van Iqbal Masih of van een van de Kids rights youngsters.

Geraadpleegd

  • Elizabeth Dowling, Taking Away the Pound. Women, Theology and the Parable of the Pounds in the Gospel of Luke (London: T&T Clark, 2007).

  • Eric Ottenheijm, ‘De parabels van Jezus en van de Rabbijnen als ‘media’ van Tora.’ In: Journal for the Study of Theology and Religion (NTT) 71/2 (2017) ‘To what may it be compared…?’ A Special Issue about Parables.

  • W. Weren, ‘Lucas en de Handelingen van de Apostelen’, uit: De Bijbel literair. Zoetermeer, 2003.

  • Wolfgang Wiefel, Theologischer Handkommentar zum Neuen Testament. Band 3. Das Evangelium nach Lukas. Berlin, 1989.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken