Menu

Premium

Preekschets Lucas 19:35

Lucas 19:35

Palmarum

Daarna brachten ze het veulen naar Jezus. Ze wierpen hun mantels over het dier en lieten Jezus erop zitten.

Schriftlezing: Lucas 19:28-44

Het eigene van de zondag

Deze zondag staat in het teken van de feestelijke intocht van Jezus in Jeruzalem. Al lijkt dit feest overschaduwd te worden door de gebeurtenissen die erop volgen en wordt dit ook versterkt door de verzen uit het – overigens prachtige –

Lied 173 van ons inmiddels oude Liedboek voor de kerken, ‘Heden hosanna, morgen kruisigt Hem’, het laat toch onverlet dat zijn discipelen – alleen Lucas spreekt hier over (de hele menigte van de) discipelen – Hem hier als de Koning binnenhalen. Een Koning dichtbij, rijdend op een ezel.

Uitleg

Na de gelijkenis van de ponden, die zo gruwelijk eindigde in de doodslag van de vijanden die niet wilden ‘dat ik koning over hen zou zijn’, gaat Jezus na deze woorden (kai eipen tauta) op naar Jeruzalem om daar als Koning te worden ingehaald. Hij is de Koning en bréngt de vrede, alleen worden de vredesvoorwaarden ook gekend?

De Olijfberg, ten oosten van de stad, is de plek (m.n. vanuit Zach. 14) waarvandaan de Koning eens zal regeren. Tegelijk doen Bethfagé en Bethanië denken aan het arme Israël waar deze Koning zich over buigen zal. De intocht op een ezel zal dat andere – want nederige – koningschap nog onderstrepen (zie ook Zach. 9).

Mijn voorstel in deze exegese is eens anders naar de ezel te kijken, een beetje met een allegorisch oog. In dat verband valt de uitvoerige beschrijving op van het verkrijgen van dit ezelsveulen, waarop nog nooit iemand gezeten heeft (vergelijkbaar met het graf, waarin nog niemand gelegd is). Het duidt niet alleen op de regie die Koning Jezus vast in handen heeft door het op deze manier binnentrekken van de stad, maar er schuilt mijns inziens nog een andere betekenis in, en dat heeft daarmee te maken dat tot viermaal toe gesproken wordt over ‘losmaken’ (luo). Als dit werkwoord in allerlei vormen zo vaak terugkeert in drie zinnen, dan lijkt dat te herinneren aan het oudtestamentische begrip ‘lossen’.

Opvallend is ook dat dit begrip ‘lossen’, ‘vrijkopen’ regelmatig terugkeert in de lezingen die rond het Pesachfeest aan de orde zijn (Ex. 13:13 en 34:20). Omdat in Egypte alle eerstgeborenen, van mens en dier, gedood zijn, is het in Israël regel geworden dat de eerstgeborenen aan de Here gewijd worden, waarbij voor dieren geldt dat ze geofferd werden. Voor de ezel echter wordt een uitzondering gemaakt, want deze mag niet geofferd worden, maar moet gelost worden door een lam. Het werkwoord fada wordt hier gebruikt.

Ofschoon daar mogelijk een praktische reden voor was, namelijk dat deze lastdieren voor het volk zeer bruikbaar waren en daarom niet gemist konden worden, lijkt me hier een andere reden van belang. Een onrein dier moet worden gelost door een rein dier. Zou dit in dit verband niet een – allegorische – verwijzing kunnen zijn naar onreine mensen die niet zichzelf kunnen reinigen, maar door een ander gereinigd moeten worden? Het Lam zal worden geofferd in plaats van de ezel. Behalve dat de Koning van Godswege nederig en zachtmoedig is (naar Zach. 9), is deze Koning ook degene die zijn volk verlost van zonden. En daarbij mag ook gedacht worden aan de heidenen (de onreine ezels van buiten Israël) die het van deze Koning mogen verwachten. Nadrukkelijk staat in Zacharia 9:10 dat ‘Hij vrede zal verkondigen aan de heidenvolkeren’.

Met de peiling van dit luo en de uitvoerige beschrijving ervan in alle Evangeliën (m.u.v. Johannes, waar slechts staat dat Hij een jonge ezel vindt) zou dit een aanwijzing zijn dat beide, Wet en Profeten, bij de intocht van de Here Jezus op een heerlijke wijze in vervulling gaan. Hij is de koning, die zijn volk én de volkeren lost volgens de Wet (Ex. 13:13 en 34:20), en volgens de Profeten (Zach. 9) daarom op een ezel rijdt.

Bovendien brengt de nabijheid van de Olijfberg een messiaanse bezieling over de ware Koning teweeg bij de discipelenschare, waarbij zij naar Psalm 118 – het slot van het Hallel – het koningschap van Jezus uitroepen, een koningschap dat vrede in de hemel betekent.

De vrede op aarde van Kerst krijgt hier een vervolg in de hemelse vrede die deze Koning zal gaan bewerken voor heel de wereld. Dat roept weerstand op van de leiders, die willen dat Jezus deze koningspretentie van de Gezalfde verbiedt. Het antwoord luidt dat als zij het niet zouden zeggen, de stenen het zouden roepen (Hab. 2:11, dat nota bene spreekt van onrechtvaardige leiders), hetgeen culmineert in het wenen van de Here over Jeruzalem dat niet weet wat op dit beslissende moment tot haar vrede en die van de wereld dient.

Aanwijzingen voor de prediking

Op Palmpasen ligt er een gevaar op de loer. Voordat we het weten, vergeestelijken we het koningschap van Jezus als niet behorend tot deze wereld. De discipelen vereren dan een verkeerde voorstelling van de Koning: Jezus is een geestelijk leidsman en geen troonopvolger van David. Dan worden Jeruzalem, de Olijfberg en de genoemde dorpen irrelevant gemaakt, louter tot versiering gedegradeerd.

Het is belangrijk het eigen koningschap van Jezus te benadrukken. Hij is de messiaanse Koning van Israël. En als zodanig zullen de volkeren ook tot Hem worden gebracht. Wat echter nog niet gezien wordt, is dat Hij ook gekomen is om de voorwaarden voor de ware vrede zelf te vervullen. De ware vrede is dan verzoeningsvrede, vrede met God. Om die vrede te verwerven, lost deze Koning onze schuld en reinigt Hij ons van onze zonden. Waar deze vrede harten buigt en vernieuwt, ontstaat ook vrede onder mensen en in de wereld. Het is dus terecht dat zij Hem als Koning inhalen en onterecht dat de Joodse leiders deze pretenties aan de schare ontzeggen.

De ezel dient als beeld voor de Koning die als Knecht en Verlosser verschijnt! En het wenen over Jeruzalem dat (nog) niet weet wat tot haar vrede dient, onderstreept dat de ezel moet worden gelost. en zo niet, dat deze de nek gebroken moet worden. Want dat was de consequentie voor de ezel, wanneer er geen lam was. Zo kan Jezus geschetst worden als hoeksteen of als struikelblok.

Tevens een aangrijpend beeld voor de verwoesting van Jeruzalem die Jezus ook zó in het vooruitzicht stelt. De intocht op een ezel zet ons aan voor deze Koning-Knecht te buigen.

En wie voor Hem knielt zal met Hem ingaan in het Jeruzalem dat komt, wie over Hem struikelt breekt z’n nek. is als een ongeloste ezel.

Liturgische aanwijzingen

Psalm 24 is de klassieker die bij Palmpasen past. Maar ook Psalm 149:3. Daarnaast zijn Gezang 42 en 120 liederen die nooit gemist kunnen worden. Maar ook Lied 118 uit de Evangelische Liedbundel is goed bruikbaar: ‘Hij kwam bij ons heel gewoon… Zie onze God, de koning-knecht, Hij heeft zijn leven afgelegd.’ Zowel het feestelijke en koninklijke karakter als de ondertoon van misverstaan is in deze liederen vertolkt.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken