Menu

Premium

Preekschets Lucas 20:38 – 10e zondag van de herfst

Tiende zondag van de herfst
Eeuwigheidszondag of laatste zondag van het kerkelijk jaar

Hij is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen in leven.

Lucas 20:38
Tekst: Lucas 20:27-40
Thema: Bij God leven

Liturgisch kader

De laatste drie zondagen van het kerkelijk jaar staan in het teken van de voleinding: een proces waarin alles en ieder tot zijn bestemming komt, waarin alles doorschenen wordt met het licht van God. Deze laatste zondag wordt in veel kerken ook als ‘eeuwigheidszondag’ gevierd, met aandacht voor het gedenken van degenen in de gemeenschap die (in het afgelopen kerkelijk jaar) overleden zijn. Dat kleurt de hele liturgie: de harde scheiding die de dood aanbrengt met daarnaast en daardoorheen de continuïteit van het leven dat verbonden is met God.

Naast de evangelietekst kan gelezen worden: Deuteronomium 30:16-20, 1 Tessalonicenzen 4:13-18.

Geschikte liederen

  • NLB 760

  • NLB 731

  • Staan in licht (VLB 798)

  • Ooit in schaduw van rozen (VLB 916)

Uitleg

Het laatste deel van het evangelie van Lucas is ingegaan: Jezus is Jeruzalem ingetrokken; de tempel ingegaan, heeft de handelaars daar weggejaagd en onderricht het volk in de tempel. Het doel van de reis is bereikt en Jezus is dicht bij zijn bestemming.

In hoofdstuk 20 wordt Jezus drie keer het vuur na aan de schenen gelegd: door de hogepriesters en de schriftgeleerden, door spionnen van deze groepen die zich voordeden als rechtvaardigen, en door de Sadduceeën. Jezus redt zich steeds op bekwame en slimme wijze uit de pogingen om hem te betrappen op een onwettige uitspraak.

In het Lucas-evangelie komen de Sadduceeën alleen hier voor, in Handelingen worden ze enkele keren opgevoerd. Voor zover bekend, gaat het om priesters die afkomstig zijn uit hogere milieus. Zij beschouwden de Tora als enige bron van gezag (dus niet de profeten), geloofden niet aan de opstanding en ook niet aan het bestaan van engelen en geesten – in tegenstelling tot de Farizeeën (vergelijk Handelingen 23:8).

Het voorbeeld dat ze Jezus voorleggen is pijnlijk absurd: een vrouw die zeven keer opnieuw ten huwelijk wordt genomen door zeven broers…

Jezus brengt in zijn antwoord direct een scheiding en een uitbreiding aan: er is niet alleen ‘deze wereld’, maar ook ‘de komende wereld’. Een scheiding: deze twee werelden verschillen van elkaar, de ene gaat niet naadloos over in de andere. Huwen en gehuwd worden, sterfelijkheid horen bij deze wereld. Een uitbreiding, een grensoverschrijding: er is meer dan de wereld die we kennen, meer dan ons begrensd perspectief.

Aioon is te zien als Griekse vertaling van het Hebreeuwse olam dat zowel een ruimtelijke betekenis (wereld) als een van tijd (lange tijd) in zich heeft. Van’t Riet merkt op dat in het Jodendom de indeling in ‘deze wereld’ en ‘de komende wereld’ (de ‘volmaakte wereld’, die ‘al aan het komen is’) verbonden is met de gedachte van de verbetering van de wereld (tikoen olam). Wie volgens de Tora leeft, levert een aandeel aan die volmaakte wereld en krijgt er daardoor zelf ook deel aan. Als de herinnering van wie zo geleefd heeft, na iemands dood voortbestaat, werkt die mee aan het realiseren van de ‘komende wereld’ – zo krijgt de ‘opstanding der doden’ inhoud.

De opstanding wordt vooral geschetst als een ‘bij God horen’. Dat is een beeld dat vaker in het Nieuwe Testament voorkomt; Jezus zegt tegen een van de misdadigers die met hem gekruisigd wordt: Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn (Lucas 23:43, NBV, zie ook Paulus in 1 Tessalonicenzen 4:17). Spronk concludeert dat de relatie met Jezus het belangrijkste is, niet zozeer plaats en tijd.

In het Tora-citaat dat Jezus inzet (de Sadduceeën worden op hun wenken bediend met een citaat uit de enige bron die zij gezag toekennen), is het ook de relatie met God waar het om draait: Abraham, Izaak, Jacob – ieders naam wordt persoonlijk genoemd met die van God. Die verbinding blijft in stand. Dat iemand lichamelijk dood is, doet daar niets aan af. God is ‘van de levenden’: niet van degenen die lichamelijk in leven zijn, maar van iedereen die met God verbonden is.

Schuman ziet dit gedeelte uit Lucas en het voorgaande (vers 21-26, met de vraag naar het belasting betalen aan de keizer) als een eenheid. Met als thema: geef de keizer wat des keizers is en God wat aan God toebehoort. In dit tekstgedeelte wordt dan heel duidelijk: bij God hoort het leven.

Aanwijzingen voor de prediking

Het vraagt evenwichtskunst en zorgvuldigheid om de hardheid van de dood in ‘deze wereld’ niet te gemakkelijk te bedekken met de zachte deken van het ‘leven bij God’ – in deze en in de ‘komende wereld’.

Het voorbeeld dat de Sadduceeën aandragen is absurd, maar kan sommige hoorders wel degelijk tegen de borst stuiten (een vrouw die zeven keer moet huwen…); tegelijkertijd zal hun overtuiging veel mensen helemaal niet absurd in de oren klinken: opstanding uit de dood bestaat niet, en een leven na de dood zou alleen voor te stellen zijn als een exacte kopie van hoe het leven er nu uitziet (dus: onzinnig). Dit is alles wat er is en er zijn twee mogelijkheden: alles eruit halen wat er in dit leven zit in het besef van je eindigheid of proberen dit leven zo lang mogelijk te maken (zie ook alle pogingen om veroudering tegen te gaan en de voorspellingen dat binnen enkele generaties mensen gemakkelijk de 120 halen).

Jezus schetst twee werelden en opent het zicht op een wereld waarin alles anders is. Dat is lastig precies in te vullen, maar je zou kunnen denken aan: niet vastgezet in doodse verhoudingen, niet verdeeld als jood-Griek, man-vrouw, slaaf-vrije, niet bepaald door pijn en lijden. Als die wereld een wereld is ‘die aan het komen is’, is dat niet alleen iets voor ‘ooit’ maar ook een kwestie van leven in twee sferen tegelijk.

Hier kan ook aandacht worden besteed aan hoe je ‘dood’ verklaard kunt worden, hoe ‘dood’ je je kunt voelen ín deze wereld, levend en al: uitgesloten, verloren, niet in verbinding met jezelf, met anderen, met God. Uit die dood opgewekt worden, betekent dat verbroken verbindingen hersteld worden. In deze tekst gaat Jezus niet uitvoerig in op wie wel en niet opstaan, wanneer dat dan zou gebeuren en hoe precies.

Het accent ligt op het verbonden blijven met God (en daar is leven te vinden). Ook de doden blijven met God verbonden. Dat biedt een opening naar wat veel nabestaanden verwoorden als ze hun doden ‘op een goede plek’ zien.

Van Huisstede verwijst in het kader van die ‘goede plek’ naar de joodse wens ‘Moge haar (zijn) ziel gebundeld worden in de bundel van het eeuwige leven’, gebaseerd op 1 Samuël 25:29 ‘Het steentje van uw leven zal veilig geborgen zijn in de buidel waarin de Heer, uw God, de mensenlevens bewaart.’

Ideeën voor kinderen en jongeren

Als in de dienst aandacht wordt besteed aan de overledenen, gebruik dan het kindermoment om uit te leggen wat er gebeurt en waarom.

Worden kaarsen aangestoken en namen genoemd? Vertel hoe we aan iemand die dood is blijven denken door het noemen van de naam en wat het licht betekent (zie ook: ‘met de kinderen: Eeuwigheidszondag’).

Een andere mogelijkheid om kinderen aan een ritueel van kaarsen aansteken mee te laten doen: geef ze een kaars mee die ze tijdens de kindernevendienst kunnen versieren met gekleurde was; terug in de kerk worden ook deze kaarsen aangestoken.

Zie ook: ‘tien tips: met kinderen praten over de dood, vieren en rouwen’.

Geraadpleegd

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken