Preekschets Lucas 20:38
Lucas 20:38
Tweeëntwintigste zondag na Pinksteren
Hij is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen in leven.
Schriftlezing: Lucas 20:27-38
Het eigene van de zondag
Op deze één na laatste zondag van de Voleinding komt het einde van het kerkelijk jaar in zicht. De lezing uit Lucas kan de toon zetten in dagen die ons bepalen bij het einde van het leven.
Uitleg
Opnieuw nodig ik u uit niet eerst deze uitleg te lezen, maar ruimte te nemen om dit Bijbelgedeelte met uw hart te lezen. Zie bij zondag 6 november.
De lezing maakt ons deel van een gesprek tussen Sadduceeën en Jezus. De Sadduceeën kijken met hun gezonde verstand naar de geloofswerkelijkheid die Jezus uitstraalt. Misschien klinken in hun klemzettende logische manier van denken de vragen van ons als hoorders door. Ook binnen onze alledaagse logica past geen opstaan uit de dood. Dood is immers meedogenloos dood. Wie zijn overigens die Sadduceeën? Het woord ‘Sadduceeën’ komt van het Hebreeuwse Saddoekim, ‘zonen van Sadok’. Deze Sadok was een van de leidende priesters onder David (zie o.a. 2 Sam. 15:24vv.). Hij was loyaal aan David. De Sadduceeën vormden een priesterklasse en hoorden tot de behoudende aristocratie. In hun interpretatie van de Tora waren ze conservatief. Ze pasten zich uitstekend aan het Romeinse gezag aan en onderhielden nauwe banden met de heersers over het Joodse land, onder andere de Herodianen. Vrijwel alle hogepriesters waren in de tijd van Jezus afkomstig uit de belangrijkste familie binnen de Sadduceeën. Zie ook hoe in het boek Handelingen hun positie geschilderd wordt (Hand. 4:1; 5:17 en 23:6vv.).
De casus die de Sadduceeën aan Jezus voorleggen, komt uiteraard uit de Tora (Deut. 25:5vv. en Gen. 38:8). Lucas vertelt in vers 27: ‘en vroegen hem’. Dat woord voor ‘vragen’ komt 17 maal voor bij Lucas en betekent meestal: vragend op zoek zijn naar waarheid. Jezus zelf stelt vanuit dat verlangen vragen (bijv. Luc. 2:46). In hoofdstuk 20 heeft dit vragen meer de kleur van op de proef stellen (zie ook vs. 21). Wel noemen ze Jezus respectvol ‘meester’. Misschien is het tegelijk waar: ze zijn op zoek naar waarheid én ze willen Jezus’ gezag ondermijnen.
Ze zeggen: ‘Mozes heeft ons het volgende voorgeschreven.’ In dat ‘ons’ klinkt de betekenis van de Tora door. Het gaat niet om een abstracte waarheid, de Tora betreft ons leven. In de
Deze man blijft zonder kinderen. Dus – want dat is in de lijn van het voorschrift van Mozes – neemt zijn broer deze vrouw om het zaad voor zijn broer te laten opstaan. Zoiets staat er in vers 28. Lucas vertelt dat Sadduceeën weliswaar ontkennen dat er een opstanding (anastasis) is (vs. 27), maar zij baseren zich nota bene ook op het voorschrift van Mozes dat oproept om voor je broer het zaad (sperma) te laten opstaan (exanistanai). Dit werkwoord brengt me bij het zelfstandig naamwoord exanastasis dat in Filippenzen 3:11 voorkomt. Dat is een indrukwekkende tekst over de opstanding uit de dood. Ik versta deze tekst van Lucas zo dat er een spaak in het wiel van de logica van de Sadduceeën gestoken wordt.
Alsof er niets aan de hand is, trekken de Sadduceeën dit voorschrift van Mozes over het zwagerhuwelijk door tot in het heilige absurde. Zeven broers sterven zonder kinderen ‘achter te laten’ (kataleipein). Dat ‘achterlaten’ is een veelbetekenend woord (zie Luc. 5:28; 10:40 (‘alleen laten doen’) en 15:4). De slotvraag: ‘Wiens vrouw is ze dan bij de opstanding’ staat in het teken van de slotconclusie. Letterlijk staat er dat de zeven deze vrouw gehad (echein), bezeten hebben. Wie van de zeven kan na de dood zijn recht op deze vrouw doen gelden?
In zijn reactie trekt Jezus een ander spoor. Menselijke instellingen zoals het huwelijk gaan voorbij. Wat betekent in dat verband: ‘Waardig bevonden zijn om deel te krijgen aan de komende wereld en aan de opstanding’? ‘Waardig bevonden worden’ (kataxiousthai) staat behalve in dit vers in het NT alleen nog in Lucas 21:36, Handelingen 5:41 en 2 Tessalonicenzen 1:5. ‘Deel krijgen’ (tungchanein) betekent volgens ThWNT en andere woordenboeken zoiets als ‘treffen, raken, aantreffen, bereiken, ervaren’. Behalve in Lucas 20:35 wordt in 2 Timoteüs 2:10 en Hebreeën 11:35 duidelijk dat een mens niet uit eigen kracht redding kan bereiken. Dat wordt in de vertaling weergegeven met ‘deel krijgen’ of ‘ontvangen’. De komende wereld, de opstanding, redding bereiken we in het ontvangen of deel krijgen aan. Kan ik als hoorder mezelf zien als iemand die waardig bevonden wordt deel te krijgen aan de komende wereld en de opstanding uit de doden? En kan ik iets proeven van die werkelijkheid die voorbij is aan menselijke instellingen zoals het huwelijk (in dit geval van deze bezitsverhouding tussen man en vrouw)?
De woorden van Jezus brengen ons als hoorder nog verder in deze genadevolle werkelijkheid. Ook het ‘kunnen sterven’ is dan voorbij. We zijn dan gelijk aan engelen (isangeloi) en kinderen (zonen: huioi) van God, omdat we kinderen (huioi) van de opstanding zijn. In de
Jezus bepaalt vervolgens de Sadduceeën bij Mozes, die voor hen de autoriteit is. Mozes gaat er van uit dat doden opgewekt (egeirein) worden. Hij spreekt immers bij de doornstruik (Ex. 3:2-6) van de Eeuwige als de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. De Eeuwige is geen God van doden, maar van levenden. Naast deze twee keer komt in Lucas het werkwoord leven (zèn) nog zeven maal voor (2:36; 4:4; 10:28; 15:13-32; 24:5-23). Tweemaal gaat het dan ook om de tegenstelling tussen dood en levend (15:32 en 24:5).
Aanwijzingen voor de prediking
Mijn keuze is het om te starten bij de constatering dat er veel met het verstand gesproken kan worden over God. Binnen en buiten de kerk praten mensen over het al dan niet bestaan van God. Wij kunnen alleen in onze beperkte beelden over Hem spreken. Bijna altijd brengt dat het gesprek ook op de vraag of er leven na de dood is. We willen niet in vrome gedachten vluchten voor de bittere realiteit van de dood. Dood is immers dood. Vanuit die ervaring kunnen we dit evangelieverhaal over het gesprek tussen de Sadduceeën en Jezus binnen stappen. Daarbij kunnen we vaststellen dat er in iedere hoorder een Sadduceeër en een leerling van Jezus kan schuilgaan. De prediking kan zo een uitnodiging worden een balans te vinden tussen ons verstand en ons hart. IJzeren logica krijgt een plaagstoot in de woordspeling van Lucas. Opstanding uit de dood rijmt niet met ons verstand. Maar in leven naar de wet van Mozes vertrouwen we op opstanding van het zaad van de overleden broer. In een zwagerhuwelijk kan zich het liefdevolle omzien van de Eeuwige aftekenen in ons dagelijks bestaan.
Als we geloven, mogen we ons verstand blijven gebruiken. Maar geloven wordt werkelijkheid als we ons aan het leven toevertrouwen als een zwemmer aan het water. De werkelijkheid van de opstanding ontkennen kan net als bij de Sadduceeën te maken hebben met verzet tegen verandering. Sadduceeën hadden er belang bij het te houden zoals het is. Zij bezaten immers een machtspositie. Wat is ons belang bij het houden zoals het is? Wat zorgt ervoor dat vertrouwen in de opstanding uit de dood riskant is? Gebruikmaken van je verstand kan een vorm zijn van je eigen belangen beschermen.
Jezus toont ons een andere manier van in deze werkelijkheid staan. Het geheim van ons bestaan is dat de Eeuwige ons waardig wil bevinden deel te worden van een werkelijkheid voorbij de dood en voorbij onze begrenzende gebruiken. We kunnen opstaan uit wat ons gevangen houdt en wat we denken nodig te hebben.
Mozes mag daar model voor staan. Midden in zijn dagelijks werk als herder van het vee van zijn schoonvader werd hij uit balans gehaald door een ervaring met de Eeuwige. Die kwam zijn bestaan binnen als een God van zijn voorouders, die de ellende van zijn volk geproefd had. Zo werd Hij tot een God van levenden. Dat veranderde Mozes tot iemand die op weg ging om in dat licht mee te werken aan de bevrijding van zijn volk.
In de ontmoeting tussen Sadduceeën en Jezus kan de hoorder met zichzelf in gesprek gaan. Al luisterend kan ik van de beklemmende logica van ‘dood is dood’ getrokken worden naar het leven van Jezus. Dat kan mij als hoorder bekeren van een theologische stellingname tot een manier van leven. Filippenzen 3:10vv. kan een spannende samenvatting van de preek over Lucas 20:27-38 zijn.
Liturgische aanwijzingen
Als lezing uit het Oude Testament is Exodus 3:1-15 voor de hand liggend. Jezus verwijst naar dit gedeelte uit de Tora. Psalm 9:1, 4 en 5 wordt als psalm voor de zondag aangegeven en kan prima als openingspsalm gezongen worden. Bij de lezing uit Exodus past Gezang 311 (Lvdk). De tekst van Jacob Revius en de melodie vragen aandacht bij het zingen. Gezang 102 (Tt) is ook een goede mogelijkheid. Gezang 489:1, 4, 5, 6 (Lvdk) kan bij de evangelielezing gezongen worden. Gezang 51 en 199 (Lvdk) zijn mogelijkheden in deze dienst.